Moeten we bidden tot God de Vader of tot Jezus Christus?

Vraag: De dood en opstanding van Jezus verwijderde de sluier tussen mensen en God de Vader (Mattheüs 27:51; 2 Korinthe 3:14-16). Aangezien we nu direct contact hebben met de Vader – in tegenstelling tot de ‘ouden’, die alleen de God van het Oude Testament kenden, die nu geopenbaard is als Jezus Christus (1 Korinthe 10:4) – waarom moeten we dan tot Jezus bidden? Moeten we eigenlijk wel tot Christus bidden, aangezien Hij kwam om de Vader te openbaren (Mattheüs 11:27; Johannes 14:7)?

Antwoord: Het is verrassend om te zien hoe velen in het reguliere ‘christendom’ God de Vader bijna volledig negeren in hun gebeden. Dit is ironisch, omdat Christus zelf in Zijn voorbeeldgebed het ‘Onze Vader’ Zijn volgelingen leerde hun gebeden op de volgende manier te beginnen: “… Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd” (Mattheüs 6:9). Jezus Christus leerde christenen persoonlijk om hun gebeden tot God de Vader te richten.

Hoewel Christus, als het Woord van God, van eeuwigheid met God de Vader had bestaan (Johannes 1:1-4), verwees Hij naar Zijn Vader. In overeenstemming met de wil van Zijn Vader koos Hij ervoor om vlees te worden (Johannes 1:14-15). Hij beschouwde zichzelf als de dienaar van Zijn Vader en probeerde op geen enkele manier de aandacht van God de Vader weg te trekken. Sterker nog, Hij beschouwde Zichzelf als ondergeschikt en vertelde Zijn discipelen: “… Mijn Vader is meer dan ik” (Johannes 14:28).

Jezus verzette zich nooit tegen de wil van Zijn Vader. Wetende dat Hij spoedig gekruisigd zou worden, bad Christus tot Zijn Vader: “Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden” (Lukas 22:42). Jezus was inderdaad één van gedachte, houding en doel met Zijn Vader (Johannes 10:22-39).

We zouden dus de woorden en het voorbeeld van Christus moeten volgen en onze gebeden in de eerste plaats tot God de Vader moeten richten. Maar wanneer we tot de Vader bidden, mogen we nooit vergeten dat we dit alleen kunnen doen op gezag van Zijn geliefde Zoon, Jezus Christus. “Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door Hem” (Kolossenzen 3:17, NBV21).

GEHOORZAMEN WAT CHRISTUS LEERDE

Christus heeft een intieme relatie met Zijn Vader. De apostel Paulus hoopte dat onze “… harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn” (Kolossenzen 2:2-3). God de Vader wil niet dat het ons ontbreekt aan een liefdevolle, persoonlijke relatie met Zijn geliefde Zoon (Mattheüs 17:5).

De Bijbel geeft ons het voorbeeld van de diaken Stefanus – de eerste geregistreerde martelaar na de opstanding van Christus. “En zij stenigden Stefanus, terwijl deze Jezus aanriep en zei: Heere Jezus, ontvang mijn geest” (Handelingen 7:59). Zelfs aan het einde van zijn leven, terwijl hij werd vermoord vanwege zijn moedige prediking, riep Stefanus niet God de Vader aan, maar Jezus Christus, zijn Verlosser. Stefanus wist dat hij een diepgaande relatie had met zowel God de Vader als Jezus Christus.

Jezus accepteerde aanbidding – de verering van anderen  ̶  tot Hem gericht. Toen Hij na Zijn opstanding aan de discipelen verscheen, “… gingen [zij] naar Hem toe, grepen Zijn voeten en aanbaden Hem” (Mattheüs 28:9). Sinds Zijn opstanding en hemelvaart zit de verheerlijkte Jezus Christus aan de rechterhand van God de Vader (Hebreeën 10:12; 1 Petrus 3:21-22). Als onze Hogepriester en Bemiddelaar komt Hij voortdurend voor ons, Zijn discipelen, tussenbeide (1 Timotheüs 2:5; Hebreeën 7:25-26). Als onze Schepper, Verlosser en ‘Behouder’ is Hij het waard om aanbeden te worden en onze gebeden te ontvangen. Als we een relatie met Christus hebben, dan zullen we Hem gehoorzamen en tot God de Vader bidden, maar we zullen nooit vergeten dat het onze relatie met Christus is die ons in staat stelt om de Vader te kennen (Johannes 14:6; 17:20-23).

Nee, het is niet verkeerd om tot Jezus Christus te bidden – maar we moeten Christus’ instructie om tot Zijn Vader te bidden niet verwerpen. We zullen Christus veel meer behagen en eren door te gehoorzamen aan wat Hij onderwees dan door Zijn directe gebod dat we eerst en vooral tot onze Vader in de Hemel moeten bidden te minimaliseren of te negeren.