In de laatste tien jaren heeft de Kerk een toenemende controverse gekend inzake haar gebruik van de Hebreeuwse kalender om Gods geboden Heilige Dagen te vieren. Historisch gezien heeft de Kerk de door de Joodse gemeenschap bewaard gebleven kalender gebruikt. Sommigen hebben aangevochten dat de Joden de kalender onjuist bewaard hebben en hem gewijzigd hebben met menselijke traditie sinds de tijd van Jezus en de Apostelen. Is dit waar? Hebben wij een Bijbelse basis om te concluderen dat de kalender die wij nu gebruiken werkelijk dezelfde is die Jezus en de Apostelen gebruikten?

Toen meneer Herbert Armstrong vele jaren geleden met deze kwestie in aanraking kwam, concludeerde hij dat Romeinen 3:1-3 liet zien dat de kalender, samen met de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament, tot de godsspraak hoorden. Als zodanig, concludeerde hij, dient de Kerk dezelfde kalender die de Joden bewaard hadden te gebruiken, inclusief zijn "uitstellen" - de vier regels die bepalen welke dag uitgeroepen dient te worden als de eerste dag van Tishri, de dag van waaraf alle andere dagen van het jaar berekend worden. Recentelijk echter hebben sommige critici beweerd dat de "uitstellen" een vierde-eeuwse rabbijnse uitvinding zijn, en niet gebruikt werden in de tijd van de Apostolische Kerk.

In de afgelopen jaren heeft de Kerk verscheidene artikelen gepubliceerd die de basisprincipes en werking van de kalender uitleggen. Dit korte artikel wil deze informatie niet herhalen maar is slechts bedoeld om de vraag te beantwoorden of wij wel of niet kunnen bewijzen dat de huidige kalenderregels, inclusief uitstellen, in gebruik waren in Christus' tijd. Het antwoord is: ja, dat kunnen wij! Hieronder leggen wij uit hoe.

Uit de Bijbel kunnen wij duidelijk bewijzen dat voor Jezus om drie dagen en drie nachten in het graf te zijn zoals Hij zei, de kruisiging op woensdag moet zijn geweest. Hieruit volgt dat het jaar waarin Christus gekruisigd er een geweest moet zijn waarin het Pascha op een woensdag viel en de eerste heilige dag van het Feest van Ongezuurde Broden (de grote sabbat van Johannes 19:31) op een donderdag. In de reeks van jaren waarin mogelijkerwijs de kruisiging zou kunnen vallen, zijn er twee die een Pascha op woensdag gehad zouden kunnen hebben. De ene is 30 n. Chr., toen het Pascha normaliter op een woensdag zou hebben gevallen. De andere is 31 n. Chr. en het Pascha had in dit jaar alleen op woensdag kunnen vallen wanneer de huidige regels van de Joodse kalender (inclusief de "uitstellen") in gebruik zouden zijn geweest. Kunnen wij zeker weten wanneer de kruisiging plaatsvond?

Het antwoord is een duidelijk "ja" - en de sleutel bevindt zich in het Woord. In Daniël 9 schreef de profeet dat 70 "zevens" (letterlijk uit het Hebreeuws) bepaald waren voor het volk van God. Vanaf het uitgaan van een bevel tot het herstellen en herbouwen van Jeruzalem tot Messias de Prins zou komen, zouden 69 weken voorbijgaan. De Messias zou uitgeroeid worden in het midden van de 70e week. Deze profetie van een drie-en-een-half jaar durende prediking wordt bevestigd door een zorgvuldige studie van de evangeliën.

Christus werd gekruisigd in de lente, dus Zijn prediking moet begonnen zijn in de herfst om tegemoet te komen aan het halve jaar. Als Christus in 31 n. Chr.. gekruisigd werd, werd Hij gedoopt door Johannes de Doper in de herfst van 27 n. Chr. Maar als Hij gekruisigd werd in 30 n. Chr. zou Hij gedoopt moeten zijn in de herfst van 26 n. Chr. Welk jaar was het?

De 69 profetische weken vanaf het bevel tot de verschijning van de Messias zouden 483 jaren tellen. Het bevel was hetgeen opgetekend staat in Ezra 7 en werd uitgevaardigd door Artachsasta in zijn zevende regeringsjaar en geboodschapt aan Jeruzalem door Ezra in de vijfde maand van dat jaar. De vraag is dus simpelweg,wanneer was het zevende jaar van Artachsasta?

Een betrouwbare bron voor het dateren van de regering van Artachsasta is een boek getiteld Babylonian Chronology 626 B.C. to A.D. 75 (Parker en Dubberstein, Brown University Press) en is gebaseerd op vertalingen van eeuwenoude Babylonische documenten en inscripties. Dit boek dateert duidelijk de troonsbestijging van Artachsasta na de dood van zijn voorganger, Xerxes, in 464 v. Chr. Na het bestijgen van de troon in juli-augustus van 464 v. Chr. voltooide Artachsasta zijn "troonsbestijgings-jaar" - ook beschreven als het laatste jaar van Xerxes' regering - in de herfst van 464 v. Chr. Op dat moment begon het eerste jaar dat toegeschreven werd aan zijn eigen heerschappij. Wij dienen op te merken dat de overgrote meerderheid van geloofwaardige buiten-Bijbelse studiebronnen aansluiten op dit jaar 464 v. Chr. Het accepteren van welke andere datum dan ook levert problemen op met andere aspecten van geschiedschrijving. Wij kunnen dus gerust deze datum - waarover studenten het eens zijn die geen bemoeienis of belang bij de controverse over kalender en uitstellen hebben - accepteren.

Om de eind-datum te vinden van de 69 weken profetie, moeten wij weten of het Bijbelverslag de jaren van Artachsasta rekende van lente-tot-lente of van herfst-tot-herfst. Wanneer het lente-tot-lente is begon Artachsasta' eerste jaar in april 464 en eindigde in april 463. Zijn zevende jaar zou geweest zijn van de lente van 458 tot de lente van 457. Dit zou betekenen dat Ezra het bevel in de nazomer van 458 v. Chr. boodschapte. De 69 profetische "weken" zouden dan eindigen in 26 n. Chr.

Lente-tot-lente rekening was gebruikelijk in Babylonië. In vroegere tijden begonnen sommige natiën hun nieuwe jaar in de lente, terwijl anderen begonnen in de herfst. Op deze plaats verwijzen lente-tot-lente en herfst-tot-herfst rekening naar de manier waarop de regering van een koning geteld werd. Juda en Israël gebruikten in verschillende periodes beide methoden voor het bepalen van de heerschappij van koningen. De verschillende methoden werden ook nog voor verschillende doelen gebruikt; het religieuze jaar begon altijd in de lente, maar het Sabbatsjaar en het Jubeljaar werden gerekend vanaf de herfst (Leviticus 25:8-9).

Gebruikte de schrijver van Ezra-Nehemia - volgens traditie één boek in de Hebreeuwse geschriften - de lente-tot-lente manier van berekening? Of bepaalde hij de heerschappij van de koning van herfst-tot-herfst? Als hij een herfst-tot-herfst systeem gebruikte zou Ezra's aankomst in Jeruzalem in de nazomer van 457 v. Chr. gedateerd zijn. Dat zou het verschijnen van de Messias in 27 n. Chr. en de kruisiging in 31 n. Chr. plaatsen.

  • Kunnen wij zeker weten welke methode de Bijbelse auteur gebruikte?
  • Kunnen wij bepalen of de kruisiging plaatsvond in 30 n. Chr. of 31 n. Chr.?

Absoluut!

Let op Nehemia 1:1. Hier wordt het nieuws beschreven dat Nehemia kreeg in de maand Chislev (negende maand, overeenkomend met december) gedurende het 20e jaar van Artachsasta. Vervolgens in Nehemia 2:1 lezen wij dat de koning het sombere gelaat van Nehemia opviel in de maand Nisan (1e maand, corresponderend met april) gedurende het 20e jaar van Artachsasta. Ziet u het belang hiervan? In de volgende lente, vier maanden na het nieuws van Nehemia 1:1 was de koning nog steeds in zijn 20e jaar! Dit bewijst onomstotelijk dat de schrijven van Ezra-Nehemia een herfst-tot-herfst systeem hanteerde! Als een lente-tot-lente berekening gebruikt was, zou Nisan gerekend zijn als het begin van het 21e jaar van de regering van de koning.

Hier is duidelijk bewijs uit de Bijbel dat 457 v. Chr. de juiste datum is vanwaar het bevel van Artachsasta geteld dient te worden. Dit betekent dat Christus gekruisigd werd in 31 n. Chr. De enige manier waarop het Pascha van dat jaar zou vallen op een woensdag, zoals het Evangelie duidelijk laat zien, was dat de huidige regels van de kalender, inclusief "uitstellen", gebruikt werden door het Sanhedrin in de tijd van Christus en de Apostolische Kerk. Door de huidige Joodse kalender als onze standaard te accepteren volgen wij het voorbeeld van Jezus Christus Zelf en dat van de vroege Kerk!