Godslastering wordt door God zeer ernstig genomen en het is één van de menselijke gewoonten die we geboden worden uit te roeien. In Kolossenzen 3:5-8 zegt Paulus: "Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij... toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond".

In het Oude Testament wordt het woord "Godslastering" vertaald vanuit het Hebreeuwse "ne'atsah" dat letterlijk betekent "verachten". Het woord "naqab" wordt ook vertaald met "Godslastering". Ondanks dat het letterlijk "doorboren" betekent kan het ook in figuurlijke zin gebruikt worden. In het Nieuwe Testament heeft het Griekse woord "blasphemo" dezelfde betekenis van Godslastering. In de moderne betekenis behelst Godslastering verachting, geringschatting, oneerbiedigheid of zelfs vijandigheid richting God.

In het oude Israël werd Godslastering zwaar bestraft. God zei tot Mozes, "En tot de Israëlieten zult gij zeggen: Een ieder, die zijn God vloekt, zal zijn zonde dragen. Wie de Naam des HEREN lastert, zal zeker ter dood gebracht worden" (Leviticus 24:15-16).

Op welke manier heeft Godslastering betrekking op ons? Vanzelfsprekend is het Godslastering om God te vloeken, lasteren of smaden en dit zou nooit gedaan moeten worden. Het gebruik van eufemismen zoals "gossie", "jeminee" of "jeetje" is ook een vorm van Godslastering. Het lijkt onschuldig maar deze woorden denigreren Gods naam en overtreden het Derde Gebod (Exodus 20:7). ( Zie ook Vraag 3 )

We kunnen ook Gods naam lasteren door onze daden. In Jakobus 2:7 worden we eraan herinnerd dat partijdigheid of respectloosheid naar andere mensen een Godslasterlijke houding toont richting God, die immers hun Schepper is. Ons verkeerde gedrag kan ook anderen mogelijkheden geven om God te onteren. Na David's overspelige verhouding met Batseba vertelde de profeet Natan de koning dat zijn daden niet alleen zichzelf maar ook God troffen. Hij zei, "ofschoon gij door deze daad de vijanden des HEREN zeer hebt doen lasteren, - de zoon echter, die u geboren is, zal sterven" (2 Samuël 12:14).

Onder het Nieuwe Verbond legde Christus uit dat Godslastering, zoals al onze zonden, vergeven kan worden. Hij zei, "Voorwaar, Ik zeg u, dat alle zonden aan de kinderen der mensen zullen vergeven worden, ook de Godslasteringen, welke zij gesproken mogen hebben" (Markus 3:28).

In feite is het mogelijk dat mensen God lasteren zonder het zelfs te beseffen. Dit is waar Christus aan refereerde in Matteüs 12:32 toen Hij zei: "Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden". Toen de mensen in Jezus' tijd Hem zagen, zagen zij een menselijk wezen. Ze zagen Hem niet in al Zijn eerdere glorie en heerlijkheid. In Zijn nederigheid begreep Hij dit en vergaf ze hun laster, smaad en zelfs vijandigheid.

Wat ons voorbij het bereik van vergeving plaatst wordt uitgelegd in Markus 3:29 en Matteüs 12:32. Welke kant gaan mensen op als zij, zoals de Farizeeërs in Matteüs 12:24, welbewust het goede zien en het kwaad noemen, of wanneer zij opzettelijk het rechtvaardige werk van de Heilige Geest bestempelen als het werk van Satan de duivel?

We vinden het antwoord in Hebreeën 10:26-29. "Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren. Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft? "

Vergeving kan alleen gegeven worden aan hen die het zoeken en berouw hebben, niet aan degenen die willens en wetens de parels [waarheden] van God met voeten treden. De opzettelijke, bewuste verachting van Gods Heilige Geest die aan het werk is, is een potentieel dodelijke instelling om te tonen.