Als Jezus van Nazareth vandaag zou terugkeren naar de aarde, zou Hij dan de religie die Zijn naam gebruikt, herkennen? Helemaal niet! De mensheid heeft wat Jezus Christus onderwees zo verdraaid dat de religie, die Zijn naam draagt vrijwel geen enkele verwantschap heeft met hetgeen Hij en de apostelen werkelijk geleefd en geloofd hebben.

Kunt u een kerk vinden die ernaar streeft om te leven naar de oorspronkelijke leringen van het Christendom? Kunt u voor uzelf bewijzen wat Gods Waarheid werkelijk is?

Dit boekje zal u de onbetaalbare antwoorden op die vragen geven!


Als Jezus van Nazareth vandaag zou terugkeren naar de aarde, zou Hij dan de godsdienst die Zijn naam gebruikt herkennen? Zou Hij geschokt zijn om te ontdekken dat mensen die beweren Zijn volgelingen te zijn de laatste 1900 jaar bijna voortdurend tegen elkaar oorlog aan het voeren zijn – katholieken vechtend tegen katholieken en protestanten vechtend tegen protestanten? Dat Zijn belijdende volgelingen in leerstellingen geloven die totaal tegengesteld zijn aan wat Hij onderwees, andere speciale dagen van verering houden, andere gebruiken en – het belangrijkste – een totaal andere opvatting over God en Zijn doel hebben dan Jezus en de oorspronkelijke apostelen hadden?

Jezus zou zich kunnen afvragen: waarom verbinden zij Mijn naam aan al deze nonsens?

Toch erkennen de meeste oprechte religieuze wetenschappers dat het belijdende christendom met kolossale veranderingen is overstelpt – die het totaal anders gemaakt heeft dan het Christendom van Jezus en de apostelen! De gerespecteerde belangrijke protestantse wetenschapper Jesse Lyman Hurlbut erkent:

“Voor vijftig jaar lang na het leven van de St. Paulus hangt er een gordijn over de kerk waar wij tevergeefs doorheen trachten te kijken; en als het tenslotte in 120 n. Chr. opengaat door de geschriften van de vroegste kerkvaders, vinden wij een kerk die op vele punten heel anders is dan die in de dagen van St. Petrus en St. Paulus” (Story of the Christian Church [Geschiedenis van de Christelijke Kerk], p.41).

Als de leiders in deze tijd die door Hurlbut ergens anders een “eeuw van schaduwen” wordt genoemd, vervuld waren met en geleid werden door Gods Geest, waarom zou de Kerk dan plotseling “heel anders” zijn? Want de Bijbel zegt ons dat Christus “gisteren en heden Dezelfde [is] en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:8). Toch is de belijdende christelijke kerk tegenwoordig in de verste verte niet dezelfde als die door Jezus gesticht werd.

In zijn beschrijving van de tijdsperiode nadat de originele apostelen en hun opvolgers gestorven waren, schrijft Hurlbut:

“De erediensten namen in pracht en praal toe, maar waren minder spiritueel en oprecht dan in voorafgaande tijden. De vormen en ceremoniën van het heidendom slopen geleidelijk de eredienst binnen. Sommige oude heidense feesten werden kerkelijke feestdagen met verandering van naam en verering. Rond 405 n. Chr. begonnen er beelden van heiligen en martelaren in de kerken te verschijnen, eerst als gedenktekens, daarna achtereenvolgens vereerd, verafgood en aanbeden. De verafgoding van de Maagd Maria kwam in de plaats voor de verering van Venus en Diana; het Laatste Avondmaal werd een offer in plaats van een herdenkingsbijeenkomst; en de ouderling ontwikkelde zich van een prediker tot een priester” (p. 79).

Let op de verklaring van Hurlbut, dat “Sommige oude heidense feesten … kerkelijke feestdagen werden”. Zij “werden” dit omdat God Zelf had voorspeld, dat kwaadwillige mensen en valse leiders het grootste deel van de Kerk zouden overnemen! Denkt u aan de volgende geïnspireerde waarschuwing die de apostel Paulus de oudsten van Efeze gaf: “Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de discipelen weg te trekken achter zich aan. Daarom: wees waakzaam, en bedenk dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden iedereen onder tranen terecht te wijzen” (Handelingen 20:29-31).

Toen Paulus zich de intensiteit van de afvalligheid realiseerde die het grootste deel van de Kerk zou overnemen, raakte dat hem emotioneel. Hij hield toen niet op iedereen “nacht en dag … onder tranen terecht te wijzen.” Tegenwoordig lijken heel weinig mensen zich genoeg zorgen te maken over deze massale afvalligheid om zelfs maar een traan te laten over deze ontzagwekkende verandering.

Hoe heeft dit toch kunnen gebeuren?

Deze massale afvalligheid vond plaats omdat mannen en vrouwen toen, evenals tegenwoordig, niet ijverig voor zichzelf bewezen waar Gods Waarheid werd onderwezen. Daarom wees de levende Christus de Christenen die aan het einde van het apostolische tijdperk leefden terecht: “Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert” (Openbaring 2:4-5).

Hoe is het tegenwoordig gesteld? Hoe kunnen wij de meer dan 400 verschillende denominaties en sekten uitleggen – ze noemen zichzelf allemaal Christelijk? En dat terwijl ze toch allemaal verschillende ideeën, tradities en benaderingswijzen hebben en beweren dat zij dezelfde Jezus Christus volgen?

Een deel van het antwoord is dat maar extreem weinig belijdende christenen hun Bijbels daadwerkelijk bestuderen! Zij bewijzen dus praktisch niets van wat zij geloven door het zorgvuldig te onderzoeken in de Bijbel! O, ze zullen wel enthousiast studieboeken en artikelen bestuderen over gezondheid, zelfontwikkeling of over investeren en meer geld verdienen. Maar op de een of andere manier komt het niet bij hen op om de meest wezenlijke onderwerpen van allemaal grondig te bestuderen: Is er werkelijk een God? Zo ja, wat is Zijn doel met het scheppen van menselijke wezens? En hoe kunnen wij dat doel vervullen? Toch gebiedt de Bijbel: “Beproef alle dingen, behoud het goede”(1 Thessalonicenzen 5:21).

De meeste mensen hebben eenvoudig de religie geaccepteerd die door hun familie is doorgegeven. De meeste mensen zijn gewoon meegegaan met de geloven en de tradities die hen als kinderen geleerd zijn. Toen zij het gebrek aan belangstelling voor hun religie bij het publiek bemerkte, berichtte Teresa Watanabe, schrijfster over religie in de Los Angeles Times:

“Volgens een onderzoeksbureau naar religie leest tweederde van de Amerikanen niet regelmatig de Bijbel of weet niet de namen van de vier evangeliën. Meer dan de helft van de ondervraagden konden zelfs geen vijf van de Tien Geboden opnoemen. En de meerderheid zegt het Goede Boek niet relevant te vinden…. ‘Wij houden de Bijbel nog in hoog aanzien, maar als het gaat over het werkelijk besteden van tijd om deze te bestuderen en toe te passen – dat is iets uit het verleden’, zegt George Barna. De redenen die aangevoerd werden variëren van veranderingen in de Amerikaanse cultuur tot de wezenlijke moeilijkheid van de tekst zelf.

Religieuze organisaties getroosten zich momenteel grote inspanningen om het moeizame imago van de oude heilige Schrift op te vijzelen. Bijbeluitgevers produceren een duizelingwekkende reeks van producten met vertalingen en edities gericht op elk denkbaar segment in de markt, om de mensen ervan te overtuigen dat het boek noch geheimzinnig, noch irrelevant is” (Los Angeles Times, 23 juli 1999).

Natuurlijk, de ware onderliggende oorzaak van deze massale religieuze afvalligheid is het feit dat dit Satans wereld is en dat hij het grootste deel van de mensheid totaal misleid heeft. In de comfortabele omgeving van de westerse beschaving realiseren de meeste Amerikanen, Canadezen en anderen zich niet dat de overgrote meerderheid van de mensen nooit in enige vorm van christendom geloofd heeft – laat staan het ware Christendom van Christus en de apostelen! Het merendeel van de mensen is – en is altijd geweest – Moslim, Hindoe, Boeddhist, Shintoïst, atheïst of agnosticus.

Een heel werkelijke Satan is erbij betrokken

Als u uw eigen Bijbel wilt bestuderen en geloven, zult u ontdekken, dat Satan, de duivel, wordt omschreven als degene “… die de hele wereld misleidt” (Openbaring 12:9). U zult ook vinden dat naar Satan wordt verwezen als “... aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid,” (Efeze 2:2). Want Satan zendt een egoïstische, opstandige houding uit over deze hele aarde. Hij is degene die misleide mensen beïnvloedt om enorme hoeveelheden vrije seks, geweld en een algemene geest van gebrek aan respect en wetteloosheid te injecteren in het zogenaamde amusement, dat u en uw kinderen zien of horen op televisie, in de films, op de radio of wanneer diverse soorten perverse computerspellen worden gespeeld die bijna onbeschrijfelijke acties van perversie of geweld simuleren. Weet u wie werkelijk lacht om al dit grappige materiaal? Satan!

Door de normale interesse van de mensheid in seks en opwinding te verzieken en door handig walgelijke humor in te brengen in komedies op televisie, is Satan in staat de mensheid handig te misleiden tot misbruik, ontering en uiteindelijke vernietiging van zichzelf, als God niet op het laatste moment ingrijpt om dit te stoppen (Mattheüs 24:21-22). Satan is inderdaad de “god” van deze tegenwoordige wereld! De apostel Paulus werd geïnspireerd om te schrijven: “Maar in het geval dat ons Evangelie nog bedekt is, dan is het bedekt in hen die verloren gaan. Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen” (2 Korinthe 4:3-4).

Het belangrijkste van alles is dat Satan in de hoofdstroom van het christendom een hele reeks totaal valse ideeën heeft ingebracht over de oorsprong en bestemming van de mens, over hoe God is, over wat Gods ontzagwekkende doel is en hoe wij dat grote doel kunnen bereiken. Daarnaast heeft Satan de mensen zo in verwarring gebracht over profetie dat de meeste belijdende christenen en zelfs de meeste belijdende christelijke dienaren en priesters er eenvoudig weinig mee kunnen en Bijbelse profetie bijna totaal negeren. Toch wijdt onze Schepper ongeveer een kwart van de hele Bijbel aan “… het profetische woord, dat vast en zeker is …” (2 Petrus 1:19).

Heeft u ooit naar het traditionele christendom gekeken en uzelf afgevraagd: is deze godsdienst werkelijk gebaseerd op de Bijbel? Is dit de godsdienst die door Jezus Christus gesticht is en werd onderwezen door Zijn apostelen? Als Jezus Christus de Verlosser van de wereld is, dan zou Zijn leven een voorbeeld voor Zijn volgelingen behoren te zijn. Maar praktisch niemand volgt werkelijk Zijn voorbeeld!

Christendom zonder Christus?

De mensheid heeft in plaats daarvan haar eigen godsdienst gemaakt die bijna compleet verschilt van wat Jezus Christus predikte en praktiseerde. En zij noemt die godsdienst christendom, alsof deze verbonden is met Jezus Christus! De filosoof en theoloog Soren Kierkegaard stelde het zo:

“Het Christendom van het Nieuwe Testament bestaat eenvoudig niet… wat gedaan moet worden is licht werpen op een langdurig misdrijf, door de eeuwen heen begaan tegen het Christendom door miljoenen mensen (meer of minder opzettelijk) die listig, onder de schijn van het perfectioneren van het Christendom, getracht hebben om het Christendom beetje bij beetje van God af te troggelen en erin geslaagd zijn om van het Christendom precies het tegenovergestelde te maken van wat het in het Nieuwe Testament is” (Attack Upon Christendom [Aanval op het Christendom], Kierkegaard, 1956, pp.32-33)

Dat zijn sterke woorden, maar zij zijn nauwelijks uniek. Professor Rufus M. Jones stemt daarmee in, als hij opmerkt hoe Christus’ ware leringen snel werden losgemaakt van de godsdienst die Zijn naam draagt:

“Mocht het zo zijn geweest dat Christus Zelf door Zijn latere volgelingen als voorbeeld en model van de nieuwe weg genomen was en er een serieuze poging gedaan was om Zijn leven en onderwijs als de standaard en norm voor de Kerk te nemen, dan zou het Christendom wezenlijk anders zijn dan het is geworden. ‘Ketterij’ zou dan afwijking van Zijn weg, Zijn onderwijs, Zijn geest, Zijn koninkrijk…. zijn geweest, wat het nu niet is. Wat wij terecht ‘Galilees Christendom’ mogen noemen, had een kort leven, alhoewel er aanzienlijke pogingen zijn geweest om het te doen herleven en weer levend te maken; en hier en daar hebben geestelijke profeten erop aangedrongen dat alles wat anders is dan deze eenvoudige Galilese godsdienst ‘ketterij’ is; maar de voornaamste lijn van de historische ontwikkeling is een andere koers ingeslagen en heeft de nadruk heel anders gelegd” (The Church’s Debt to Heretics [De schuld van de Kerk aan ketters], Jones, 1924, pp. 15-16).

Wij moeten niet verbaasd zijn dat de mensheid getracht heeft het Christendom op haar eigen manier te reconstrueren. Sinds duizenden jaren heeft de mensheid getracht haar eigen weg te vinden. Humanisme, materialisme, socialisme, communisme of kapitalisme – de menselijke samenleving heeft zo veel filosofieën uitgedacht in de ijdele hoop betekenis te geven aan een leven zonder God, en door menselijke inspanningen een gelukkige en welvarende samenleving op aarde te creëren.

De waarheid is duidelijk. Modern christendom is wezenlijk anders geworden – zoals professor Jones schreef – dan het Christendom van Christus! Maar wat is het resultaat daarvan? Naties zijn bijna voortdurend met elkaar in oorlog, de rijken hebben voorspoed, terwijl de armen honger hebben en ziektes snel om zich heen grijpen. “Het merendeel van de mensen leidt een leven van stille wanhoop”, schreef Henry David Thoreau. Hij had gelijk! Maar noch Thoreau, noch de meeste mensen hadden hun ogen open voor de oplossing, de Waarheid die hun levens zou vullen met betekenis en vreugde en vrede.

Sommigen kunnen zeggen: nou en? Maar dit is geen kleinigheid waar wij het over hebben. Ronduit gezegd hebben wij het of over de weg naar het eeuwige leven of over de weg naar de eeuwige dood (Romeinen 6:23). Want als u niet het Christendom van Christus heeft, heeft u helemaal geen Christendom!

Jezus Zelf waarschuwde: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Mattheüs 7:21-23). Het is belangrijk om te beseffen dat Christus tegen degene,, die in gebreke blijven om de wil van de Vader te doen, zal zeggen: “Ik heb u nooit gekend”. In duidelijke taal, aan deze misleide kerkgangers zal gezegd worden dat zij in feite nooit bekend waren met de Christus die zij beweren te dienen. Zij waren nooit werkelijk bekeerd. Zij waren nooit werkelijk Christen!

Opnieuw zegt Jezus, “Waarom noemt u Mij: Heere, Heere en doet niet wat Ik zeg?” (Lukas 6:46). Een heer of meester is iemand die u gehoorzaamt. Maar de meeste belijdende christelijke predikanten en hun volgelingen volgen niet de duidelijke leringen en voorbeelden van Jezus en de apostelen. En de meeste van hen doen zelfs geen moeite om hun Bijbels diepgaand te bestuderen om uit te vinden wat die leringen en voorbeelden zijn!

Herstel van het oorspronkelijke Christendom

Het voornaamste punt is daarom ons verlangen en onze bereidheid om terug te keren naar het ware Christelijk geloof, “het geloof, dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is” (Judas 3). Bent u bereid om oprecht te proberen om het Christendom van Christus te volgen? En bent u bereid om een risico te nemen in uw relatie met God en in uw zoeken naar eeuwig leven?

Eerlijk gezegd heeft de “kleine kudde” (Lukas 12:32) – de ware Kerk van God – altijd de noodzaak begrepen het patroon te volgen van de leringen en voorbeelden van Christus en de apostelen. Ofschoon slechts enkelen serieus getracht hebben dit patroon te volgen, hebben vele wetenschappers en godsdiensthistorici het concept van de Jeruzalem Kerk van God begrepen. Dit is een wezenlijk concept om te begrijpen, als wij oprecht geïnteresseerd zijn in het strijden “voor het geloof, dat eenmaal … overgeleverd is.”

De apostel Paulus werd geïnspireerd om aan de Thessalonicenzen te schrijven: “Want u, broeders, bent navolgers geworden van de gemeenten van God die in Judea zijn, in Christus Jezus …” (1 Thessalonicenzen 2:14). Het boek Handelingen maakt duidelijk dat het aardse hoofdkwartier van de Kerk van God – vele tientallen jaren – de Jeruzalem Kerk was. Hier werd oorspronkelijk de heilige Geest uitgestort op de ware Christenen (Handelingen 2). Hier oefenden Petrus, Jakobus en Johannes vele jaren het grootste deel van hun dienaarschap uit (vgl. Handelingen 4:1; 8:1; 11:1-2). Later kwamen Paulus en Barnabas naar de leiding in Jeruzalem om de belangrijke vraag van besnijdenis van de heidenen en gerelateerde vragen te beantwoorden(Handelingen 15:4-6).

Als vermaard historicus schreef Edward Gibbon: “De eerste vijftien bisschoppen van Jeruzalem waren allen besneden Joden; en de gemeente waar zij de leiding over hadden verenigde de wet van Mozes met de leer van Christus. Het was heel natuurlijk dat de oorspronkelijke traditie van een kerk, die slechts veertig dagen na de dood van Christus was gesticht, en bijna evenveel jaren bestuurd was onder het directe toezicht van zijn apostel, ontvangen moest worden als de maatstaf van orthodoxie. De afgelegen kerken deden heel vaak een beroep op hun eerbiedwaardige Ouder” (The Decline and Fall of the Roman Empire [Verval en ondergang van het Romeinse Rijk], hfdst. 15, deel 1, p. 389).

Zoals hierboven aangegeven, werd de enige grote dienarenconferentie, vermeld in het Nieuwe Testament, in Jeruzalem gehouden. Hier woonden de leidinggevende originele apostelen. Hier was de ware moeder-kerk (niet in Rome!). Paulus en Barnabas waren zelfs eerder naar Jeruzalem gekomen, opdat, zoals Paulus het zegt “ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben” (Galaten 2:1-2).

Na de grote conferentie in Jeruzalem reisden Paulus en Silas door Klein Azië om de Kerken te bezoeken: “En toen zij de steden langs reisden, brachten zij hun de bepalingen over waarvan de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem besloten hadden dat men die in acht moest nemen” (Handelingen 16:4).

Paulus keek naar Jeruzalem

Het is duidelijk dat de originele apostelen en de Jeruzalem Kerk van God het geïnspireerde patroon zetten voor het ware Christendom – niet alleen voor die tijd – maar voor alle tijden! In tegenstelling tot de ketterse protestantse ideeën dat de apostel Paulus door God gebruikt was om het Christendom opnieuw uit te vinden, toonde de ware apostel Paulus van de Bijbel – zoals we hebben gezien – voortdurend diep respect voor de originele apostelen en onderwierp zich in alle grote aangelegenheden aan de leiding in Jeruzalem! En het was de apostel Paulus die aan de voornamelijk uit vroegere heidenen bestaande Kerk in Korinthe schreef: “Besneden zijn is niets en onbesneden zijn is niets, maar het in acht nemen van de geboden van God” (1 Korinthe 7:19). De bekende historicus Carl von Weiszäcker schreef in 1895:

“Paulus hield zich allesbehalve alleen bezig met de Christelijke Kerk uit de heidenen die hijzelf gesticht had. Zijn gedachten waren veel te nobel om het Joodse Christendom aan zichzelf over te laten. Hij zwoegde niet slechts voor zijn eigen werk, maar voor de Kerk van God... de hele Kerk. Hij vergat nooit een moment de ware geboorteplaats van het evangelie. En voor hem waren de Christenen in Jeruzalem altijd de [heiligen].... Hij voerde hoe dan ook niet alleen een toonaangevend beleid van kerkelijke eenheid, maar zijn eerste en onveranderlijke gedachte was dat de oorspronkelijke Kerk het voornaamste goddelijke instituut onder het evangelie was... In de eerste apostelen zag hij... de apostelen van de Heer. Van hen was het getuigenis over de Opstanding afkomstig (1 Korinthe 15:1 v.v.). Zij waren altijd de apostelen die God aan het hoofd van Zijn Kerk had geplaatst, de eersten van de goddelijk aangestelde mannen die het ambt van leiderschap vervulden in het Lichaam van Christus” (1 Korinthe 12:28) (The Apostolic Age of the Christian Church [De apostolische eeuw van de Christelijke Kerk] pp.12-13).

Later tijdens zijn dienaarschap reisde Paulus opnieuw naar Jeruzalem: “En toen wij in Jeruzalem aankwamen, ontvingen de broeders ons met blijdschap. De volgende dag ging Paulus met ons naar Jakobus. En al de ouderlingen waren daar gekomen” (Handelingen 21:17-18). Merk op dat Paulus op bezoek ging bij Jakobus , de broer van de Heer, die op dat moment ongetwijfeld de hoofdapostel Jeruzalem was – Petrus was waarschijnlijk naar de verloren schapen van het huis Israël gegaan in noordwest Europa en de Britse eilanden.

Nadat zij zich verheugd hadden over het goede nieuws dat Paulus bracht over Gods werk onder de heidenen, zei de leiding van Jeruzalem tegen Paulus: “… U ziet, broeder, hoeveel duizenden Joden er zijn die geloven; en zij zijn allemaal ijveraars voor de wet” (v. 20). Het Griekse oorspronkelijke woord dat hier met “duizenden” vertaald is betekent letterlijk tienduizenden. Om deze vele joodse Christenen dus niet in verwarring te brengen of te ontmoedigen vroeg de Jeruzalem Kerk aan Paulus om aan een offerceremonie deel te nemen om publiekelijk te laten zien dat hij op geen enkele manier tegen Gods wetten onderwees. De leiders in Jeruzalem spoorden Paulus aan: “Neem die [mannen] bij u, reinig u samen met hen en betaal voor hen de kosten van de offers, zodat zij zich het hoofd kunnen laten scheren en allen kunnen weten dat er niets waar is van wat hun over u verteld is, maar dat u zo wandelt dat u ook zelf de wet in acht neemt” (v. 24).

Als Paulus inderdaad op enigerlei wijze tegen Gods wet in had onderwezen – in het bijzonder de geestelijke wet van de Tien Geboden – zou hij zeer zeker niet deze ceremonie van de wet van Mozes hebben ondergaan! Die bepaalde ceremonie – waarschijnlijk een dankoffer aan het einde van de Nazireeër gelofte – was niet nodig voor een nieuwtestamentische Christen. Maar het was ook niet zondig! En Paulus’ diepe respect voor Gods Wet, voor de oorspronkelijke moederkerk en voor het patroon van gehoorzaamheid aan Gods wet – dit alles leidde Paulus in zijn besluit om door te gaan en aan deze ceremonie deel te nemen. Door Paulus hierin te leiden – en dit voorbeeld in de Bijbel te plaatsen – laat God aan ons allen zien, dat Paulus’ benadering er één was van gehoorzamen van de wet was en niet één die trachtte Gods geestelijke wetten af te schaffen of er omheen te redeneren, zoals zo vele protestantse theologen onderwijzen!

Wat deed Christus op aarde?

Vrijwel alle belijdende christenen begrijpen dat Jezus Christus, teneinde een aanvaardbaar offer te zijn voor de zonden van de mensheid, de wet perfect moest houden. Maar welke wet onderhield Hij en wat verwachtte Hij van Zijn volgelingen? Christus Zelf beschreef Zijn opdracht zo:

“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan” (Mattheüs 5:17-20).

Vele christenen ontgaat het belang van die woorden. Christus zei dat niet “één jota of één tittel” (de kleinste tekens in het Hebreeuwse schrift) van de wet zou voorbijgaan, totdat hemel en aarde zijn vergaan. Aangezien hemel en aarde nog niet zijn vergaan, moeten wij begrijpen dat de wet blijft bestaan. En Christus verwierp degenen die de mensen onjuist onderwezen om zelfs de “geringste [van deze] geboden” te breken. Integendeel, Hij legde uit dat degenen die de geboden doen en onderwijzen “groot” genoemd worden in het Koninkrijk van de hemel!

Werden deze geboden op de een of andere manier veranderd door Zijn vervulling van de wet? Of veranderden zij na Christus’ opstanding? Neen! Hemel en aarde zijn niet vergaan bij Zijn opstanding. En wij moeten begrijpen wat Hij bedoelde toen Hij zei dat Hij de wet zou “vervullen” (v. 17). Een wetenschapper legt Zijn woorden als volgt uit:

“Vulde of vervulde [Jezus] de [Wet]? Het gangbare woord plerôsai betekent vullen. In [Mattheüs] 5:17 geven de meeste vertalingen “vervullen”. De vaak gemaakte theologische gevolgtrekkingen zijn dat [Jezus] alle profetieën van het [Oude Testament] die betrekking hebben op de Joden, vervulde, zodat er nu voor hen geen overgebleven zijn; en dat Hij de [Wet] volmaakt hield zodat niemand die tegenwoordig hoeft te gehoorzamen. Maar deze conclusies zijn niet logisch en weerspreken in feite de direct voorafgaande verklaring [van Jezus] dat Hij niet gekomen is om de [Wet] af te schaffen (of te vernietigen). Meer fundamenteel voor de vertaling echter is de vraag of plerôsai in dit vers eigenlijk helemaal wel vertaald moet worden met “vervullen”. De zienswijze van [deze] vertaler is dat [Jezus] kwam om de [Wet] en de ethische uitspraken van de profeten te vullen met hun volledige betekenis, zodat iedereenalles kan weten van wat gehoorzaamheid inhoudt. Om deze reden zegt het Jewish New Testament dat [Jezus] kwam “niet om af te schaffen, maar om volledig te maken”. In feite is dit het onderwerp van de hele Bergrede; en [Mattheüs] 5:17 op deze manier begrepen is het de themazin ervan” (Jewish New Testament [Het Joodse Nieuwe Testament], Stern, 1995, pp. xxii-xxiii).

Met andere woorden, Jezus kwam, zoals Jesaja profeteerde (Jesaja 42:21) om Gods wet “groot te maken” en haar volledige intentie en doel te laten zien. Wat Jezus Christus trachtte af te schaffen waren de verkeerde gebruiken van de wet, en de door de mens gemaakte tradities die de wet verdraaiden. Zijn offerdood, waarvan de tempeloffers een voorafschaduwing waren, maakte die dierenoffers en wassingen zonder betekenis voor Christenen. Maar Zijn leven liet zien dat de geestelijke wet – de Tien Geboden – van toepassing was en zou blijven voor degenen die Hem zochten te gehoorzamen. Men kan Zijn leringen niet op de juiste manier begrijpen zonder begrip van de oudtestamentische schriftgedeelten en de wet die zij bevatten, zoals opgemerkt door Frederick Holmgren:

“Het Oude Testament brengt geschenken aan de Christelijke traditie. Eén van die geschenken is de Torah (de Wet)…. Jezus omarmde de Torah van Mozes; Hij kwam niet om haar te beëindigen, maar om haar te vervullen (Mattheüs 5:17) – om haar leringen op een hoger plan te brengen. Verder hield Hij haar hoog als het essentiële onderwijs om na te leven voor degenen die naar Hem toe kwamen om eeuwig leven te zoeken (Lukas 10:25-28).

Ondanks het conflict van Jezus met sommige uitleggers van zijn tijd, zien zowel Joden als Christelijke wetenschappers Hem als iemand die de Wet eerde en onderhield. Wanneer Jezus de komende heerschappij van God aankondigt, spreekt hij nergens in detail over de wezenlijke kenmerken van deze heerschappij. Hij hoeft dit niet te doen, omdat dit reeds in het Oude Testament is beschreven…. Het Oude Testament is geen verouderd deel van de Bijbel; zijn leven gevende leringen heeft de kerk nodig” (Frederick C. Holmgren, “Preaching the Gospel without Anti-Judaism” [Prediking van het Evangelie zonder anti-Judaisme], Removing Anti-Judaism from the Pulpit [Verwijdering van anti-Judaisme van de kansel], uitg. Howard Clark Kee and Irvin J. Borowski, 1996, p. 72-73)

Inderdaad, Jezus Christus onderwees uit het Oude Testament en leefde ernaar, evenals Zijn volgelingen.

Wat onderwezen de apostelen?

Wij hebben gezien, dat Jezus Christus zonder meer Gods wet hooghield. Toch worden de apostelen – in het bijzonder de apostel Paulus – door sommige kerken er vals van beschuldigd te leren dat Christenen het voorbeeld van Jezus Christus niet langer hoeven te volgen. Al in de eerste eeuw n. Chr. zien wij inderdaad dat sommigen de woorden van Paulus verdraaiden voor hun doelstellingen (vgl. 2 Petrus 3:16). Toch herinnerde Paulus de jonge evangelist Timotheüs er openlijk aan, toen hij hem schreef, dat , “... u van jongs af de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is. Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid” (2 Timotheüs 3:15-16).

Toen Timotheüs een kind was waren de Heilige Geschriften, die hij kende de oudtestamentische Geschriften. De meeste boeken van het Nieuwe Testament bestonden nog niet! Paulus zei dat deze oudtestamentische Geschriften “u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof dat in Christus Jezus is”. Paulus zag geen tegenstrijdigheid tussen oudtestamentische Geschriften en Christelijk geloof en praktijk en bekrachtigde dat “Heel de Schrift” (inclusief het Oude Testament) nuttig is voor onderwijs en voor instructie in rechtvaardigheid. Dit zijn geen woorden van iemand die onderwijst dat Gods oudtestamentische wetten zijn afgeschaft!

De apostel Paulus instrueerde Christenen: “Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Christus ben” (1 Korinthe 11:1). De apostel Johannes merkte op dat “Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft” (1 Johannes 2:6).

Deze twee, net als alle apostelen, wisten dat Jezus Christus kwam om het perfecte voorbeeld te laten zien en dat Christenen, gesterkt door de heilige Geest, Zijn voorbeeld behoren te volgen. Zo werd het algemeen begrepen in de dagen van de apostel Paulus, toen het Christendom zich over het Romeinse Rijk verspreidde.

“Overal, vooral in het Oosten van het Romeinse Rijk, waren er Joodse Christenen, wier uiterlijke levenswijze niet opvallend verschillend was van die van de Joden. Zij namen voor vanzelfsprekend aan, dat het evangelie een vervolg was op [de godsdienst van Mozes]; voor hen betekende het Nieuwe Verbond dat Jezus had ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal met Zijn discipelen… niet dat het verbond dat gesloten was tussen God en Israël niet langer van kracht was. Zij vierden nog steeds de feesten van Pascha, Pinksteren en Loofhutten; zij gingen ook door met de besnijdenis, het houden van de wekelijkse Sabbat en de Mozaïsche voedselvoorschriften. Volgens sommige wetenschappers moeten zij zo sterk zijn geweest dat zij tot aan de val van Jeruzalem in 70 n. Chr. het toonaangevende deel in de Christelijke beweging waren” (Judeo-christianisme, “Paul and Jewish Christianity” [vert.: Judeo-christendom, Paulus en het Joodse Christendom], Davies, 1972, p.72, aangehaald in Bacchiocchi, From Sabbath to Sunday [van Sabbat tot zondag], p. 151).

Dus in de eerste 40 jaar ongeveer van het Christendom volgde, geleid door de heilige Geest, het “toonaangevende deel” in de Kerk van God nog steeds Christus’ voorbeeld om de wekelijkse en jaarlijkse Sabbatten, die door God geboden waren, te houden. Zij volgden nog steeds het voorbeeld dat door de Jeruzalem Kerk van God gesteld was!

Wie durfde dat allemaal te veranderen?

Zoals wij gezien hebben was het niet de apostel Paulus. Het was zeker niet iemand van de originele 12 apostelen. Integendeel, toen de tijdsperiode – toepasselijk de duistere jaren genaamd – aanbrak, begonnen misleide valse religieuze leiders praktisch alles te veranderen wat de Christelijke godsdienst totaal verschillend had gemaakt van de heidense sekten in het Romeinse Rijk.

Sommigen onderwezen ten onrechte dat na de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in 70 n. Chr., Christenen niet langer net als Jezus Christus en de apostelen de wet hoefden te houden.Het is dus.belangrijk om op te merken dat de apostel Johannes, de laatst overlevende apostel, het boek Openbaring schreef nadat de tempel verwoest was. En in dat boek hield hij vast aan de wet van God! “Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan” (Openbaring 22:14). Johannes hoorde deze woorden van God en wist hoe belangrijk het is om Hem te gehoorzamen: “En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken” (Openbaring 2:26). Het is duidelijk dat de Christenen de wet hielden en leefden zoals Jezus Christus leefde, lang nadat de tempel was verwoest! Wetenschappers zijn het er over eens. “De eerste Christenen zetten het vieren van de Joodse feesten [de door de Bijbel onderwezen feesten] voort, maar in een nieuwe geest, als herdenkingen van gebeurtenissen waarvan deze feesten een voorafschaduwing waren” (Encyclopædia Britannica, 11e ed., vol. 8, p. 828).

Hoe zag het Christendom van de eerste eeuw er uit?

De meeste belijdende christenen van vandaag hebben er geen idee van hoe het Christendom in de eerste eeuw er werkelijk uitzag! Toch geloofden en praktiseerden alle ware Christenen decennialang – lang na de dood en opstanding van Christus en de ontvangst van de heilige Geest door de discipelen – een manier van leven en verering die totaal verschillend was van die van de belijdende christenen van vandaag!

In welk opzicht verschilde die?

Zoals wij eerder gezien hebben bij professor Davies “namen” de vroege Christenen “voor vanzelfsprekend aan, dat het evangelie een vervolg was op [de godsdienst van Mozes]; voor hen betekende het Nieuwe Verbond dat Jezus had ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal met Zijn discipelen… niet dat het verbond dat gesloten was tussen God en Israël niet langer van kracht was. Zij vierden nog steeds de feesten van Pascha, Pinksteren en Loofhutten; zij gingen ook door met de besnijdenis, het houden van de wekelijkse Sabbat en de Mozaïsche voedselvoorschriften.”

Subtiel, maar zeker, heeft Satan de duivel de meeste belijdende predikanten van tegenwoordig misleid te geloven dat het Christendom een splinternieuwe godsdienst was – ogenschijnlijk afgesneden van het Oude Testament en het onderwijs dat God door Mozes had gegeven. En ofschoon sommigen zich er niet goed van bewust zijn, sloop een bepaald anti-joods vooroordeel in het vroege Christendom dat zich tot op de dag van vandaag heeft gehandhaafd!

Maar de Bijbelse en historische feiten laten zien dat het Christendom een voortzetting was – een verruimen en groot maken van de leringen die God door Mozes gaf – niet iets geheel nieuws! De apostel Paulus werd in het Nieuwe Testament geïnspireerd om aan de Christenen uit de heidenen te Efeze uit te leggen: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is” (Efeze 2:19-20). Een groot deel van het fundament zelf van het Christendom werd dus gevormd door de geschriften en leringen van de oudtestamentische profeten – die geschriften naar welke Christus en de apostelen keer op keer refereerden als de Schrift!

Want Jezus Christus was een besneden Jood (Lukas 2:21-22; Hebreeën 7:14). Het was de gewoonte van Jezus om de op de zevende dag de Sabbat te houden – samen met de andere Joden (Lukas 4:16). Verre van het afschaffen van Gods Sabbat zei Jezus dat “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens” – niet alleen voor de Joden, en dat Hij “Heere … van de Sabbat” is (Markus 2:27-28). De Sabbat is dus in feite de ware Dag des Heren, voor zover het gaat over de dag van rust en aanbidding!

Lang na de kruisiging was het de gewoonte van de apostel Paulus om ook op de zevende dag de Sabbat te houden (Handelingen 17:2). Wij zien ook dat Paulus de jaarlijkse Bijbelse feestdagen vierde zoals Pinksteren (1 Korinthe 16:8), het Pascha en Ongezuurde Broden (1 Korinthe 5:7-8) en andere feesten.

De ware Kerk van God – 12 maal “Kerk van God” genoemd in het Nieuwe Testament – begon zelf op de Pinksterdag, één van de zeven jaarlijkse Sabbatten die God aan Israël gaf. Bij Zijn tweede komst zal Christus Zelf bij de zevende bazuin terugkeren (Openbaring 11:15) – voorgesteld door het Bazuinenfeest, nog één van de Bijbelse heilige Feestdagen. En de Levende Jezus Christus, die de hele Bijbel inspireerde, inspireerde ook Zijn dienaar Zacharia om uit te leggen dat na de tweede komst van Christus de hele wereld het Loofhuttenfeest zal vieren! (Lees aandachtig het hele veertiende hoofdstuk van Zacharia). Ook Jesaja zegt ons dat gedurende de spoedig komende regering van Christus in het Millennium “… het zal geschieden dat van nieuwemaan tot nieuwemaan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich neer te buigen voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE” (Jesaja 66:23).

In feite zijn ware Christenen die de Bijbelse Sabbatten en Bijbelse feesten vieren pioniers. Zij volgen niet alleen het patroon van het originele Christendom, zoals onderwezen en gepraktiseerd door Jezus Christus; maar zij zijn de Wijze van leven aan het pionieren of starten die alle volken spoedig zullen leren in de Wereld van Morgen!

Bijvoorbeeld, de Sabbat van de zevende dag ziet vooruit op de regering van Christus gedurende het komende zevende millennium van de menselijke geschiedenis. Het is de “rust” die God vanaf het begin gebood (Hebreeën 4:3-4). Daarom schreef Paulus onder inspiratie: “Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God” (v. 9). Het is belangrijk om te weten dat het Griekse woord dat hier vertaald wordt met “rust” sabbatismos is – het houden van de Sabbat – terwijl katapausis het normale Griekse woord is voor rust nemen en het woord is dat in de rest van Hebreeën 4 wordt gebruikt.

Overigens, als u volledig gedocumenteerd bewijs wilt hebben dat Christenen vandaag de dag de Bijbelse Sabbat dienen te houden, vraagt u dan ons krachtige en absoluut belangrijke boekje aan Welke dag is de Christelijke Sabbat? Het wordt u gratis op uw verzoek (door het te bestellen via de website wereldvanmorgen.org) toegezonden.

Gods Sabbat en Zijn jaarlijkse heilige Feestdagen verbeelden Zijn grote Plan. Maar waar Christendom houdt natuurlijk veel meer in dan het houden van de Bijbelse Sabbatten. Zoals wij reeds te kennen gaven brengt het een hele Wijze van leven met zich mee gebaseerd op het voorbeeld van Jezus en Zijn leer: “… dat de mens van brood alleen niet zal leven, maar van elk woord van God” (Lukas 4:4).

Jezus Maakte Gods Wet Groot

In de Bergrede schafte Jezus Gods geestelijke wet zeker niet af (Mattheüs 5:17). Integendeel, Hij vergrootte de Tien Geboden uit. Hij legde uit dat wij niet alleen moeten afzien van het doden van andere menselijke wezens, wij moeten zelfs niet met minachting of haat naar hen kijken (vv. 20-23), omdat dat de geest van moord is. Wij behoren zelfs onze vijanden niet te haten. Jezus zei immers duidelijk: “Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;” (v. 44).

Wij mogen nooit overspel plegen. Maar, zoals Jezus duidelijk zegt: “U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft” (vv. 27-28).

Aan de eerste Christenen werd geleerd dat zij op een zeer discrete manier moesten schenkenniet ermee te koop te lopen of een grote stichting op hun eigen naam te hebben om hun eigen eer door het schenken te bestendigen (Mattheüs 6:1-4). Ware Christenen moesten regelmatig en in afzondering biddenniet te koop te lopen met hun redenaarskunsten voor de mensen of bepaalde woorden of zinnen steeds opnieuw te gebruiken met een “omhaal van woorden” (vv. 5-13). En ware Christenen waren zeker gewoon regelmatig te vasten (vv. 16-18), daarmee Bijbelse voorbeelden volgend die zich onthielden van voedsel en water om het zelf te vernederen en dichter bij de onzichtbare God te komen zoals bijvoorbeeld Jezus (Mattheüs 4), Mozes (Deuteronomium 9:9, 18) en de apostel Paulus (Handelingen 9:9) deden.

In ons materialistisch tijdperk moeten wij begrijpen dat de oorspronkelijke Christenen het niet toelieten, dat zijzelf overmand werden door de begeerte naar geld of materiële zaken zoals de meeste belijdende christenen van vandaag (Mattheüs 6:19-20). Jezus waarschuwde Zijn volgelingen later: “En bij wie in de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort; maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar” (Mattheüs 13:22). Het boek Handelingen legt uit hoe het beter kan: “En de menigte van hen die geloofden, was een van hart en een van ziel; en niemand zei dat iets van wat hij bezat, van hemzelf was, maar alles hadden zij gemeenschappelijk” (Handelingen 4:32).

Het Christendom van de eerste eeuw was rechtstreeks gebaseerd op de leringen van de wet en profeten – met uitzondering van die dierenoffers en wassingen die respectievelijk voorlopers waren van het offer van Christus en de reiniging door de heilige Geest. Deze offers en wassingen zijn achterhaald (Hebreeën 9:9-12). Maar de geestelijke wetten van God zijn nooit afgeschaft. In plaats hiervan is het zoals Johannes, de geliefde discipel van Jezus, geïnspireerd werd te schrijven: “Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen” (Openbaring 14:12).

Een blik op het Christendom van de eerste eeuw

Als u op de een of andere manier een kijkje zou kunnen nemen bij het ware Christendom gedurende de eerste eeuw en zelfs daarna, wat zou u dan zien? U zou een groep toegewijde gelovigen in Jezus als de beloofde Messias zien. U zou een geloofsgemeenschap zien voor wie de God van Israël, de God van de schepping, werkelijkheid was. Want deze mensen zouden niet alleen spreken over de persoon van Jezus Christus. Zij zouden doen wat Hij gebood.

Met Christus in hen levend door de beloofde heilige Geest zouden zij alle tien van de Tien Geboden houden als een manier van leven. Naarmate zij leerden “… [te] groei[en] in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus …” (2 Petrus 3:18), zou er in hun gemeenschap geen misdaad –, geen moord, verkrachting, beroving of overval zijn. Geen hoererij of overspel. En met uitzondering van zeldzame gevallen van seksuele misdraging, zou er geen sprake van scheiding en hertrouwen zijn (Mattheüs 5:32). Het is evident dat dergelijke Christenen in hun samenleving geen pornografie en geen grove seks en geweld in welke vorm dan ook als onderdeel van hun amusement zouden hebben – hetzij in boeken, toneelstukken of (bij hedendaagse Christenen) op televisie, in films, computergames of op internet. Veeleer zouden al deze toegewijde, gezonde gezinnen hun Heer gehoorzamen en niet alleen maar Zijn naam gebruiken, terwijl hun levensstijl in tegenspraak was met alles wat Hij leerde (Lukas 6:46). Zij zouden rusten en God vereren op de wekelijkse Sabbat op de zevende dag zoals Hij geboden had – en zo er voortdurend door deze Bijbelse dag van verering aan herinnerd worden dat de ware God de Schepper is van alles wat is (Exodus 20:8-11).

Er zouden bijvoorbeeld nooit ware Christenen aangetroffen worden die hun mede-Christenen bevochten of afslachtten – zoals het in de laatste paar eeuwen herhaaldelijk is gebeurd in Frankrijk, België, Duitsland en Italië. In de eerste eeuw van het Christendom baden de leden van Gods Kerk nooit tot de doden, de zogenaamde heiligen of tot afgoden. Zij aanbaden nooit de Maagd Maria. Natuurlijk begrepen zij dat Maria als normale vrouw tenminste zes andere kinderen had bij haar man, nadat de bovennatuurlijke geboorte van Jezus had plaatsgevonden (Mattheüs 13:55-56).

In het Christendom van de eerste eeuw waren de toegewijde dienaren en ouderlingen in de Kerk van God voornamelijk echtgenoten] en vaders (1 Timotheüs 3:1-5; Titus 1:5-9). Hen werd geleerd dat in “latere tijden” sommigen door “leringen van demonen” misleid zouden worden om te denken dat het verkeerd is voor mannen – zeker met inbegrip van predikanten of geestelijken – om te trouwen (1 Timotheüs 4:1-3). Terwijl ze regelmatig samenkwamen in een eenvoudige omgeving op de dag die God heilig had gemaakt, Zijn Sabbat, werd Gods dienaren opgedragen: “predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht. Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels” (2 Timotheüs 4:2-4).

Inderdaad heeft, zoals wij hebben gezien, de mensheid zich gekeerd naar “verzinsels”. Tegenwoordig gaan priesters en geestelijken in vreemd en ouderwets uitziende gewaden door onbegrijpelijke rituelen heen, zingen gebeden en door de parochianen beantwoorde lezingen in donkere, bedompte, onheilspellende kathedralen – waarbij heel zelden de Bijbel zelf wordt uitgelegd. Zij hebben heel weinig te zeggen over de manier van leven die Christus en de apostelen leerden of over het vierde deel van de Bijbel dat profetisch is of over het echte doel dat hier op aarde door God uitgewerkt wordt.

Het Nieuwe Testament maakt helder dat de Christenen uit de eerste eeuw zich voedden met Christus (Johannes 6:57) door voortdurend de Bijbel te bestuderen. Denk aan Gods beschrijving van de Bereërs? “En dezen waren edeler van gezindheid dan die in Thessalonica, want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren” (Handelingen 17:11).

Eerste eeuwse Christenen zouden dan ook oprecht trachten, met Gods beloofde hulp, te leven bij elk Woord van God. Zij zouden Christus’ voorbeeld van gehoorzaamheid aan Gods wetten volgen – niet de wegen, rituelen of religieuze feestdagen van de heidenen om hen heen.

Nogmaals, zij zouden niet alleen geloven in de persoon van Jezus Christus, maar zij zouden geloven en in praktijk brengen wat Hij onderwees: “… Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen” (Johannes 14:23). En zij zouden geloven wat de apostel Johannes schreef aan het einde van de apostolische eeuw: “Laat wat u vanaf het begin gehoord hebt, in u blijven. Als in u blijft wat u vanaf het begin gehoord hebt, dan zult ook u in de Zoon en in de Vader blijven” (1 Johannes 2:24).

De meeste Christenen uit de eerste eeuw zouden het fundamentele onderwijs van de apostel Paulus grondig begrepen hebben: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20). De Bijbel maakt duidelijk dat “Jezus Christus … gisteren en heden Dezelfde [is] en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:8).

Ware Christenen zouden dus – doordat Christus in hen leeft – De Tien Geboden gehoorzamen evenals Jezus dat deed, de zevendedag Sabbat en de Bijbelse heilige Feesten houden, zoals Jezus deed en de hele levenswijze volgen zoals die door Jezus Christus en de oorspronkelijke apostelen, die Hij had onderwezen, was voorgeleefd. Wanneer zij samen aanbaden, samen zongen en elkaar dienden, werden zij ongetwijfeld vervuld met liefde – met diep ontzag voor en aanbidding van de grote God en met vriendelijkheid en uitgaande zorgzaamheid naar elkaar.

Want Christus zou Zijn liefdevolle, dienende en gehoorzame leven in hen leven. En zij zouden vervuld zijn met en geleid worden door Gods Geest (Romeinen 8:14). Die liefde van God Zelf vloeit door de rivierbedding van de Tien Geboden, zoals de geliefde apostel van Jezus uitlegt: “Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar” (1 Johannes 5:3, SV).

Hoe is de waarheid verloren gegaan?

Sommigen onderwijzen dat aan hun kerkgenootschap het gezag is gegeven om de leringen van Christus te veranderen en dat op basis van dit gezag zijn leden niet langer de geboden van Christus hoeven te gehoorzamen of Zijn voorbeeld te volgen. De grootste belijdende christelijke sekte noemt zichzelf algemeen en beweert dat de apostel Petrus de oorspronkelijke menselijke leider was, van wie ze beweert het gezag te hebben ontvangen om Bijbelse doctrines te veranderen, hoewel Petrus dit zelf nooit heeft gedaan.

Oprechte leden van die kerk zouden geschokt zijn om te vernemen dat velen van degenen die zichzelf tegenwoordig christenen noemen hun geloof niet op Petrus kunnen terugvoeren, maar op Simon Magus [Simon de tovenaar], die in Handelingen 8 wordt genoemd! Deze Simon Magus stond aan de basis van de afvalligheid, waardoor een groot deel van de Kerk uit de eerste eeuw zich van Christus’ leringen afkeerde.

De Schrift vertelt dat allen in Samaria aandacht schonken aan Simon Magus als zijnde een groot iemand en noemden hem “de grote kracht van God” (Handelingen 8:9-10). Die uitdrukking onderbouwt Simons “bewering om de drager van goddelijke openbaring te zijn” (The New Testament Environment [Het nieuwtestamentische milieu], Lohse, p. 269). Simon ontving de doop en werd een christen in naam, maar de apostel Petrus herkende Simon als zijnde “… zo bitter als gal … en een kluwen ongerechtigheid” (Handelingen 8:23). De Samaritaanse religie van Simon werd ook zeer beïnvloed door Griekse filosofie en vroegchristelijke schrijvers gaven af op hem. Eerdman’s Handbook to the History of Christianity [Eerdmans Handboek voor de geschiedenis van het Christendom] noteert: “Vroegchristelijke schrijvers zagen Simon als de bron van alle ketterijen” (p.100). In haar artikel over Simon Magus identificeert de Encyclopædia Britannica (elfde ed.) hem als de “stichter van een school voor Gnostici en als een vader van de ketterij.” De bekende historicus Edward Gibbon zegt dat de Gnostici “vele sublieme maar duistere beginselen, die zij ontleenden aan oosterse filosofie, vermengden met het geloof van Christus” (The Triumph of Christendom in the Roman Empire [De triomf van het Christendom in het Romeinse Rijk] p. 15).

Simon Magus en anderen trachtten een syncretistisch geloof te creëren door populaire wijzen van godsverering met hun filosofieën te vermengen en laagje van de woorden van Christus toe te voegen teneinde een religie te creëren die massale acceptatie zou kunnen verwerven. De bekende historicus Will Durant schreef:

“Het Christendom vernietigde niet het heidendom; zij adopteerde het. De stervende Griekse geest kwam in de theologie en liturgie van de Kerk opnieuw tot leven; de Griekse taal die eeuwenlang over de filosofie had geregeerd, werd de voertaal voor Christelijke literatuur en ritueel; de Griekse mysteriën gingen verder in het indrukwekkende mysterie van de Mis. Andere heidense culturen droegen bij aan het syncretistische resultaat. Uit Egypte kwamen de ideeën over een goddelijke drie-eenheid... en een individuele onsterfelijkheid als beloning of straf; uit Egypte de verering van Moeder en Kind en de mystieke theosofie die het Neoplatonisme en het Gnosticisme voortbracht en het Christelijke geloof vertroebelde; daar zou ook het Christelijke kloosterleven zijn voorbeelden en oorsprong vinden. Uit Frygië kwam de aanbidding van de Grote Moeder; uit Syrië het opstandingsdrama van Adonis; uit Thracië wellicht de cultus van Dionysus, de stervende en verlossende god... Het Mithraïsche ritueel lijkt zo sterk op het eucharistische offer van de Mis dat Christelijke vaderen de duivel beschuldigden van het bedenken van deze gelijkenissen om zwakke geesten te misleiden. Het Christendom was de laatste grote schepping van de oude heidense wereld.... [De eucharistieviering] was een begrip dat al lang geheiligd was door de tijd; de heidense geest had geen scholing nodig om het te kunnen ontvangen; door de belichaming van het “mysterie van de Mis” werd het Christendom de laatste en grootste van de mysteriereligies” (The Story of Civilization [De geschiedenis van de beschaving], Vol. 5, Durant, pp. 595, 599).

In de vierde eeuw na Christus adopteerde de Romeinse keizer Constantijn het christendom als zijn religie. Wellicht kan men beter zeggen dat hij het adapteerde,[aanpaste], omdat wat doorging voor christendom dramatisch werd getransformeerd onder zijn keizerlijke invloed.

Onder leiding van Constantijn werd in 325 n. Chr. het concilie van Nicaea gehouden. Ofschoon hij nog niet gedoopt was, had Constantijn het voorzitterschap bij de openingszitting van het concilie en nam hij deel aan de discussies, ervan overtuigd zijnde dat het zijn plicht als keizer was om toezicht te houden op het vaststellen van leerstellingen voor de kerk. Maar gaf Constantijn leiding aan het concilie als een gewezen heiden die nu een christen geworden was of gebruikte hij het concilie van Nicaea om wat het officiële christendom zou worden met zijn heidense achtergrond te doordrenken? De respectabele historicus Paul Johnson observeerde het volgende met betrekking tot de religieuze opvattingen van Constantijn:

“Er bestaat wat twijfel over de omvang van Constantijns verandering van denkbeelden.... Hijzelf schijnt een zonaanbidder geweest te zijn van één van de laat-heidense sekten die bepaalde godsdienstoefeningen gemeen hadden met de Christenen. Zo vereerden de volgelingen van Isis een madonna die haar heilig kind voedt; de sekte van Attis en Cybele vierden een dag van bloed en vasten, gevolgd door het Hilaria opstandingfeest, een dag van vreugde op 25 maart; de elitaire Mithraïsten, waarvan velen oud legerofficieren waren, aten een gewijde maaltijd. Constantijn was bijna zeker een Mithraïst en zijn triomfboog, gebouwd na zijn ‘bekering’, getuigt van de Zonnegod of ‘onoverwinnelijke zon’. Vele christenen maakten geen duidelijk onderscheid tussen deze zonaanbidding en hun eigen aanbidding. Zij verwezen naar Christus ‘die met zijn wagen door de lucht rijdt’, zij hielden hun diensten op zondag, knielden naar het oosten en hielden op hun geboortefeest op 25 december, de geboortedag van de zon tijdens de winterzonnewende. Tijdens de latere heidense herleving onder keizer Julianus werden vele christenen moeiteloos afvallig vanwege deze verwarring; de Bisschop van Troje vertelde Julianus dat hij altijd in het geheim tot de zon gebeden had. Constantijn heeft de zonaanbidding nooit opgegeven en behield de zon op zijn munten. Hij maakte de zondag tot een dag van rust...” (A History of Christianity [Een geschiedenis van het christendom], Johnson, 1976, p.. 67-69).

Als u de bovenstaande historische aanhalingen aandachtig leest, zult u begrijpen dat – gedurende de toepasselijk genoemde duistere eeuwen bijna alle aspecten van het heidendom geïntroduceerd waren in het belijdende christendom. Valse opvattingen over het mysterie van de mis, de aanbidding van de Maagd Maria, rechtstreeks vormgegeven overeenkomstig de aanbidding van de heidense godinnen; het idee van een kleine Heere Jezus, geboren op 25 december en dit Kerstmis noemen en het verbinden met alle heidense rituelen van de Saturnalia – al deze valse opvattingen en wat dies meer zij werden verweven in wat het heersende christendom werd.

Eeuwen later waren de protestantse hervormers in staat enige van de problemen van deze Romeinse religie te zien. Maar de meeste van deze heidense ideeën hadden zich zo grondig in hun geest genesteld dat de hervormers slechts een paar oppervlakkige veranderingen aanbrachten.

De Reformatie hervormde heel weinig

Martin Luther – de vader van de Reformatie – en andere hervormers behielden de vijandige opstelling jegens alle joodse zaken, inclusief de Sabbat van Jezus Christus, de jaarlijkse feestdagen en in feite jegens de letterlijke gehoorzaamheid aan de Tien Geboden. Dat is één reden waarom Martin Luther op aanmatigende wijze iets toevoegde aan Gods eigen Woord! In de Lutherse vertaling van het Nieuwe Testament voegde hij doelbewust het woord “alleen” toe in Romeinen 3:28. Luther was keihard tegen de noodzaak van gehoorzaamheid aan Gods Wet – waarschijnlijk verwarde hij deze met de katholieke kerkelijke wet en rites – dat hij een woord toevoegde aan Gods geïnspireerde openbaring!

In de Herziene Statenvertaling luidt Romeinen 3:28: “Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet”. Luther voegde het woord “alleen” toe (sola in het Latijn), zodat de zin in zijn Duitstalige Nieuwe Testament werd: “gerechtvaardigd door geloof alleen” – een duidelijk onjuiste wijziging zonder ondersteuning in de tekst. Toen een criticus bezwaar aantekende tegen zijn verandering van de Schrift, antwoordde Luther hooghartig: “Als de Paus zichzelf onnodig ergert aan het woord sola, kunt u onmiddellijk antwoorden: ‘Het is de wil van Dr. Martin Luther dat het zo moet zijn’” (John Alzog, Manual of Universal Church History [Handboek van de algemene kerkgeschiedenis], Dublin: M.H. Gill and Son, 1902, p. 199). En uit gezaghebbende bron kunnen wij toevoegen dat er nooit een andere reden werd gegeven voor on-Bijbelse veranderingen als deze. Als het aankwam op Luthers eigen persoonlijke leerstellige overtuigingen, was Martin Luther een echte eigenwijze man.

Zijn derde verhandeling Over christelijke Vrijheid uit 1520 beweert dat een christen-man geestelijk aan niemand noch aan enige wet onderworpen is. Hij betoogde dat aangezien wij gerechtvaardigd zijn door geloof alleen wij niet langer verplicht zijn om de wet van God te houden.

En, zoals welbekend is, noemde Luther het boek Jakobus een “epistel van stro”, omdat Jakobus onmiskenbaar de noodzaak van gehoorzaamheid aan de Tien Geboden onderwees! Zie Jakobus 2:10-12: “Want wie de hele wet in acht neemt, maar op één punt struikelt, die is schuldig geworden aan alle geboden. Immers, Hij Die gezegd heeft: u zult geen overspel plegen, heeft ook gezegd: U zult niet doodslaan. Als u dan geen overspel bedrijft, maar wel doodslaat, bent u toch een wetsovertreder geworden. Spreek zó en handel zó als mensen die geoordeeld zullen worden door de wet van de vrijheid”.

Het is overduidelijk dat Jakobus in deze passage van de geïnspireerde Schrift spreekt over de tien punten van de Tien Geboden. Hij zegt Christenen om de hele wet te houden. Jakobus eindigt dan met nieuwtestamentische Christenen te onderwijzen om te spreken en te handelen, als mensen, die door Gods wet geoordeeld zullen worden.

Dus, hoewel de protestantse hervormers dikwijls oprecht waren, droegen zij het meeste over aan opvattingen van anti-wet en anti-gehoorzaamheid, die zij hadden gekregen in hun rebellie tegen Moeder Rome. Toch zaten zij, net als Rome, nog steeds vast in een heidens systeem van valse leerstellingen, verkeerde heilige Feestdagen en valse denkbeelden over God, een systeem dat God in Openbaring 17:4-5 Zelf beschrijft: “En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken, en getooid met goud, edelgesteente en parels, en zij had een gouden drinkbeker in haar hand, vol van gruwelen en van onreinheid van haar hoererij. En op haar voorhoofd stond een naam geschreven: Geheimenis, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde.”

Toen deze vorm van christendom de staatsgodsdienst werd, bekeerden massa’s vroegere heidenen zich. Velen deden dit meer uit gemak dan uit overtuiging en hielden hun oude geloofsovertuigingen privé. Anderen gingen over naar het nieuwe syncretistische geloof, zonder kennis van haar overtuigingen en alleen in staat de meest elementaire instructie te ontvangen.

Een heidens geworden christendom

De kerk kreeg van Constantijn en het Keizerrijk niet alleen nieuwe leerstellingen, maar ook een nieuwe organisatie. Rome had een lang gevestigde keizerverering en haar praktijken en oefeningen vonden een thuis in dit aangetaste compromis-christendom. Will Durant merkt op:

“Het Christendom… groeide door de opname van heidens geloof en rituelen; het werd een zegevierende kerk door de erfenis van de organisatiemodellen en de geest van Rome... Zoals Judea het Christendom ethiek had gegeven en Griekenland theologie, zo voorzag Rome nu in zijn organisatie; dit alles, met tal van erin opgenomen en rivaliserende geloven, kwam samen in de Christelijke synthese. Het waren niet slechts enkele religieuze gebruiken en vormen, gebruikelijk in het voorchristelijke Rome, die overgenomen waren door de kerk – de stola en andere gewaden van heidense priesters, het gebruik van wierook en heilig water voor reinigingen, het branden van kaarsen en een eeuwigdurend licht voor het altaar, het vereren van de heiligen, de architectuur van de basilieken, de wet van Rome als basis voor de kerkelijke wet, de titel van Pontifex Maximus voor de Hoogste Priester, en, in de vierde eeuw, de Latijnse taal als de edele en duurzame voertaal in katholieke rituelen. De Romeinse gift was bovenal een uitgebreid model voor bestuur, dat de structuur van kerkelijke heerschappij werd, toen het seculiere gezag faalde. Spoedig zouden de bisschoppen in plaats van de Romeinse prefecten de bron van orde en de zetel van macht in de steden worde;, de metropolieten of aartsbisschoppen zouden de provinciale gouverneurs ondersteunen of zelfs vervangen, en de bisschoppensynode zou de provinciale vergadering opvolgen. De Romeinse Kerk volgde in de voetsporen van de Romeinse staat; het veroverde de provincies; verfraaide de hoofdstad en bracht discipline en éénheid tot stand van grens tot grens. Rome stierf door het leven te geven aan de Kerk; de Kerk ontwikkelde zich door het erven en accepteren van de verantwoordelijkheden van Rome” (The Story of Civilisation [het verhaal van de beschaving], Deel 5, Durant, pp. 575, 618-619).

Naarmate nieuwe en valse elementen aan dit Christendom werden toegevoegd, werden de authentieke elementen verdrongen. Soms gebeurde dit vanwege antisemitische gevoelens. Omdat Jezus Christus fysiek van de stam van Juda was, verloochenden vele gnostici Zijn lijfelijke verschijning – zij weigerden te accepteren dat hun God van deze veel verachte stam was geweest. Anderen verdraaiden de leringen van Christus omdat zij de natie haatten waar die leringen vandaan kwamen. Zij wisten dat Christenen de Joodse Heilige Dagen vierden en andere gebruiken aanhingen die heidense waarnemers aanstootgevend vonden. De vroeg-kerkelijke historicus Eusebius schreef over degenen die, vasthoudend aan deze gevoelens, het nieuwtestamentische Pascha dat Christus hield, trachtten te vervangen door het Paasfeest dat afgeleid was van de Ishtar-verering [en daarom Easter heet in het Engels]:

“Het leek een onwaardig iets dat wij in de viering van dit meest heilige feest de praktijk van de Joden [van het houden van het Pascha op de veertiende van Nisan] moesten volgen, die hun handen goddeloos bezoedeld hebben met enorme zonde en daarom verdiend lijden aan blindheid van de ziel…. Laat ons dan niets gemeen hebben met de walgelijke Joodse menigte; want wij hebben van onze Verlosser een andere weg ontvangen…. Geliefde broeders, laat ons met eensgezindheid deze koers volgen en onszelf afkeren van alle deelname in hun laagheid…. Want hoe zouden zij in staat zijn een zuiver oordeel te vormen, die, sinds hun.... schuld in het ombrengen van hun Heer, onderworpen zijn aan de richting, niet van de rede, maar van…. iedere impuls van de kwade geest, die in hen is?... Strijd en bid voortdurend, dat de zuiverheid van uw ziel in niets verontreinigd mag worden door deel te hebben aan de gewoonte van deze meest zondige mensen.... Allen zouden zich moeten verenigen in de wens van wat gezond verstand lijkt te vereisen, alle deelname aan de meinedige handelswijze van de Joden te vermijden” (Eusebius, The Life of Constantine [Het leven van Constantijn], boek 3, hfdst.18-19, Nicene and Post Nicene Fathers [Niceense en post-Niceense vaders], 1979, deel 1, pp. 524-525).

Een heel andere weg

Inderdaad, velen onderwezen dat wij van onze Verlosser een andere weg hebben ontvangen. Maar die weg staat niet in de Bijbel. In plaats daarvan wordt die gevonden in de gebruiken van de Grieken en Romeinen en andere Europese bekeerlingen die het Christendom uiterlijk aannamen, maar bij hun oude gewoontes bleven. Na verloop van tijd werden de leringen van Jezus Christus en de apostelen bedolven onder deze oude gewoontes, zoals hieronder door John Romer wordt besproken:

“Subtiel, zo subtiel dat de bisschoppen het zelf niet hadden gezien waren de oude goden hun kerken binnengekomen als de lucht van de Middellandse Zee. En zij leven nog steeds in christelijke rituelen, in de iconografie en de feestdagen van het christendom. Toen Julianus in 362 in Antiochië aankwam... was de grote christelijke stad in rouw, want op Levantijnse wijze betreurden zij de jaarlijkse sterfdag van Adonis, de mooie minnaar van Venus. En in Efeze, hoewel het heiligdom van Diana, de godin van de stad, was afgebroken... werden haar standbeelden zorgvuldig begraven in droog zand. En toen het Derde Concilie van de kerk, te Efeze bijeengeroepen, plechtig stemde dat de Maagd Maria voortaan geëerd moest worden met de titel Theotokos, de Goddrager, werd Efeze, eeuwenlang de stad van de maagdelijke jager Diana, de stad van de Maagd Maria, de Moeder van God. Ook in Egypte werd het oude levensteken, de ankh, die duizenden jaren door de goden op hun sculpturen werd gedragen, moeiteloos veranderd in het christelijke kruis; het beeld van Isis die haar kind Horus voedt, Isis Lactans, werd het beeld van de Maagd met Jezus aan haar borst…. In Rome werden Romulus en Remus ingeruild voor de Bijbelse heiligen Petrus en Paulus. En in de vijfde eeuw nog moest de Paus de ochtend congregatie van de St. Pieter afhouden van het achterwaarts oplopen van de kerktrappen om de opgaande zonnegod Sol niet te beledigen. Zo was ook 25 december, nu de geboortedag van Christus, de feestdag van Sol Invictus en de geboortedag van Constantijn. Dit feest werd gevierd met het afsnijden van groene takken en het hangen van kleine lichten erin en er werden in de naam van de god geschenken gegeven. De wekelijkse feestdag van Sol, Sol-dag – zondag – werd de christelijke sabbat. Evenals Apollo van Delphi een prachtige gedaanteverandering had ondergaan om de Romeinse Sol Invictus te worden, zo werd hij later een Christus van de zon. Alle drie worden zij soms afgebeeld in hun vurige wagens… met… lichtgevende stralenkransen” (Testament: The Bible and History [Testament: De Bijbel en geschiedenis], Romer, 1988, pp. 230-31).

Wij kunnen dus zien, dat het ware Christendom vanaf het begin werd tegenwerkt door degenen die het wilden afkeren van de ware God, wiens geboden door Jezus Christus werden gehandhaafd. Maar vele belijdende christenen van tegenwoordig realiseren zich niet waar die geboden vandaan kwamen en wie deze op de Berg Sinaï verkondigde.

De God van het Oude Testament

In Mattheüs 22:42-45 daagde Jezus de religieuze leiders uit: “Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tegen Hem: Davids Zoon. Hij zei tegen hen: Hoe kan David Hem dan, in de Geest, zijn Heere noemen, als hij zegt: De Heere heeft gezegd tegen Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten? Als David Hem dan zijn Heere noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?” De Farizeeën waren niet in staat te antwoorden. Want zij wiste, dat Koning David van Israël zeker geen menselijke heere had. Dit Schriftgedeelte moest wel twee persoonlijkheden beschrijven in Gods Gezin – de een groter dan de ander. En, zoals het voor ons duidelijk moet zijn dat aan Davids directe “Heer” van David – degene die later Jezus van Nazareth werd – werd gezegd aan de rechterhand van de Vader te zitten totdat het tijd voor Hem was om Koning der koningen te worden.

De Joden wisten echter dat de komende Messias een letterlijke zoon van David zou zijn. Hoe zou deze dan ook “Heere” van David kunnen zijn en toch nog een grotere Heer hebben, die Hem zegt wat Hij moet doen?

In 1 Korintiërs 10:1-4 lezen wij dat het oude Israël gedoopt is in Mozes en zij allen “hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus”. Opnieuw is het duidelijk – zoals een aantal Bijbelcommentaren erkent – dat de geestelijke Persoonlijkheid, die omging met het oude Israël, Degene was die Christus werd. Want, zoals wij hebben gezien, zei Jezus dat “Niemand … ooit God gezien …” (Johannes 1;18) had – kennelijk doelend op Degene, die wij de Vader noemen.

Toch zien wij dat, meteen na het geven van de Tien Geboden en enkele van de statuten aan het oude Israël de “God van Israël” inderdaad verscheen aan enkele van de leiders van Israël! “Vervolgens klommen Mozes en Aäron naar boven, en ook Nadab en Abihu met zeventig van de oudsten van Israël. En zij zagen de God van Israël. Onder Zijn voeten was er iets als plaveisel van saffier, zo helder als de hemel zelf. Hij strekte Zijn hand niet uit naar de aanzienlijken van de Israëlieten. Nadat zij God gezien hadden, aten en dronken zij” (Exodus 24:9-11). Dus meer dan 70 leiders van Israël “zagen de God van Israël” – niet God de Vader, maar het “Woord” dat later Jezus Christus werd (Johannes 1:1-12). Kan het nog duidelijker?

Het was Degene die Jezus Christus werd, die letterlijk wandelde en sprak met Adam en Eva in de Hof van Eden. Hij was Degene die zich rechtstreeks onderhield met Abraham, Izak en Jakob. Hij was Degene, die “van mond tot mond” sprak met Mozes (Numeri 12:8). Hij was Degene die de Tien Geboden uitsprak vanaf de top van de Berg Sinaï! Hij was Degene, die de Sabbat op de zevende dag gebood.

Als alle belijdende christenen de waarheid onderwezen hadden gekregen dat Degene die hun Verlosser werd Degene is die de Tien Geboden gaf, zouden hun daden wellicht heel anders zijn. De wereld zou een veel veiliger plaats zijn! Iedereen zou beseffen, dat waar Christendom een godsdienst is die zich aan de wet houdt – een levenswijze gebaseerd op de grote geestelijke wet van God. Zij zouden leren dat – hoewel niemand plotseling perfect is, en ons wordt bevolen te groeien in het karakter van Christus – het mogelijk is om het inspirerende voorbeeld van Christus te volgen door Zijn Geest in ons.

Hoe kan een Christen leven zoals Christus leefde?

De Bijbel maakt het duidelijk dat Christenen Gods Geboden moeten houden. De apostel Johannes schreef: “En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn. Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft” (1 Johannes 2:3-6).

Maar hoe kunnen Christenen “zo wandelen als Hij gewandeld heeft”? Als Jezus Christus moest komen en Zijn leven geven, omdat allen Gods wet hebben overtreden, hoe kan iemand die wet dan houden? Nogmaals, wellicht werd de meest bondige uitleg gegeven door de apostel Paulus: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20).

Een Christen gehoorzaamt de wet niet op eigen kracht, maar door de kracht van Christus Die in hem leeft. Paulus vervolgt dan met te benadrukken dat het houden van de wet door de genade van God komt en dat door het houden van de wet geen genade verdiend wordt. “Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2:21). Door Gods genade zal een bekeerde Christen de wet houden; maar zonder die genade zal geen enkele inspanning rechtvaardigheid en behoud brengen.

Wat moet een Christen doen?

Men kan een ware Christen herkennen als iemand die met de hulp van Christus ernaar streeft om bij elk Woord van God te leven (vgl. Mattheüs 4:4). “Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is” (Mattheüs 5:48). Door overgave aan Jezus Christus zullen de vruchten van de Geest meer en meer zichtbaar worden in het leven van een Christen.

Een Christen is meer dan iemand, die de waarheid kent. De gnostici geloofden, dat kennis behoud bracht en tegenwoordig zouden sommigen ontkennen dat men iets moet doen als een gelovige Christen. Toch geeft de heilige Schrift een heel andere opdracht: “En wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf” (Jakobus 1:22).

Christenen moeten doen zoals Christus deed. In de Grote Opdracht droeg Hij Zijn discipelen op: “Ga dan heen, onderwijs al de volken … hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld …” (Mattheüs 28:19-20). Christenen moeten Zijn boodschap brengen naar “al de volken” en “alles” onderwijzen wat Hij geboden heeft! Zij mochten Zijn boodschap niet zodanig veranderen dat deze tegenwoordig bijna onherkenbaar is!

Helaas zijn velen zie zichzelf tegenwoordig christenen noemen – zelfs christenen die de geboden houden – in zichzelf gekeerd geraakt. Terwijl zij zeggen dat zij de bruid (de Kerk) moeten voorbereiden op de terugkeer van Christus, veronachtzamen zij de instructies van de Bruidegom. Hoe kan de Kerk zich voorbereiden op Zijn komst en Zijn instructie om het Evangelie van het Koninkrijk aan alle volken te prediken veronachtzamen (Mattheüs 24:14)? Dat kan niet! Daarom heeft de Levende Kerk van God u dit boekje toegestuurd en drukken wij boekjes, tijdschriften en een Bijbelstudiecursus en andere publicaties. Daarom zenden wij het programma Tomorrow’s World op televisie uit. Daarom gebruiken wij het internet en andere hulpmiddelen waarvan God ons voorziet om Zijn werk te doen als Hij deuren opent voor Zijn Boodschap om de wereld te brengen als een getuigenis voordat Hij terugkomt!

Het is belangrijk dat al onze lezers volledig inzien dat wij in dit Werk – wij in de staf van het tijdschrift Tomorrow’s World, van het televisieprogramma van Tomorrow’s World en inderdaad wij allen die betrokken zijn bij dit Werk van de Levende Kerk van God – dat wij allemaal toegewijd zijn aan de taak van het herstel van het oorspronkelijke Christendom, zoals dat werd onderwezen en gepraktiseerd door Jezus Christus en Zijn apostelen!

Als u onze artikelen en boekjes leest en als u het programma Tomorrow’s World bekijkt, is het belangrijk dat u herkent waar wij vandaan komen. Want wij zijn van plan om door te gaan met het verkondigen en onderwijzen van dezelfde boodschap die Jezus en de vroegere apostelen brachten. Wij zijn van plan om de levenswijze in al haar geestelijke aspecten, zoals Jezus en de apostelen deze leidden en onderwezen, te herstellen. Ook zullen wij voortgaan, geleid door Gods Geest, om de geïnspireerde profetieën van de Bijbel te prediken en degenen die willen luisteren te waarschuwen voor wat in het vooruitzicht ligt.

Nu de tijd van Gods ingrijpen in menselijke aangelegenheden en de spoedig komende Grote Verdrukking nadert, is het absoluut van vitaal belang dat u en uw geliefden er zeker van zijn dat u werkelijk aan Jezus Christus – de Christus van de Bijbel – toebehoort, dat u God “in geest en waarheid” aanbidt (Johannes 4:23) en dat u een deel bent van de ware Kerk van God die het Christendom van Jezus en de oorspronkelijke apostelen onderwijst en praktiseert. “Wie oren heeft, laat hij horen …” (Openbaring 3:13).