Dit artikel is de vertaling van het Engelstalige artikel “The Truth Behind The Protestant Reformation, Part 8: “The Shocking Violence of the Reformers” door Roderick C. Meredith (1930-2017), verschenen in het Tomorrow’s World magazine van mei-juni 2018.

Hebben de protestantse hervormers hun volgelingen teruggeleid naar het ‘geloof dat eenmaal overgeleverd is’? Lees in deze aflevering, onderdeel van het binnenkort te verschijnen boek van dr. Roderick C. Meredith, over de schokkende methoden van de hervormers.

Verbazend genoeg hebben de meeste mensen nooit werkelijk bewezen waarom ze eigenlijk geloven wat ze geloven – in het bijzonder de dingen met betrekking tot God en de eeuwigheid!

Waarom is dat zo?

Het is wegens een eigenaardigheid van de menselijke natuur die ons de neiging geven aan te nemen dat wat onze ouders, vrienden en relaties ons zeggen volkomen waar is. En als we eenmaal van hen achteloos diverse ideeën en overtuigingen geaccepteerd hebben, houden we er niet van te veranderen of er rekening mee te houden dat we misschien ongelijk hebben!

Zo lijken de duidelijke feiten van de geschiedenis die in deze serie naar voren zijn gebracht schokkend voor veel mensen die eerder hebben aangenomen dat wat vandaag ‘christendom’ wordt genoemd werkelijk de godsdienst is die door Jezus Christus en Zijn apostelen werd onderwezen. Maar dit is zeer beslist niet het geval! We kunnen nu zeggen dat het Bijbelse en historische bewijs van deze stelling overvloedig in deze serie artikelen is aangetoond. Het is iets wat iedereen die oprecht is eerlijk onder ogen moet zien!

Laten we niet blind zijn voor de betekenis van waarheid!

In deze serie hebben we uit de authentieke geschiedenis gezien dat al spoedig na de dood van de oorspronkelijke apostelen op grote schaal heidense ceremonies en tradities in de officiële christelijke kerk werden geïntroduceerd. Aangetoond is dat in die tijd ook heidense filosofieën en geloofsovertuigingen de kerk binnenkwamen.

We hebben de geestelijke corruptie en verdorvenheid van de zichtbare kerk gedurende de middeleeuwen behandeld. In ons onderzoek van Luthers opstand tegen dit systeem ontdekten we dat hij tegelijkertijd rebelleerde tegen alle gezaghebbende geboden van God en Zijn Woord. In zijn afkeer tegen Jakobus’ nadruk op de noodzaak om Gods wet te gehoorzamen, noemde Luther dit geïnspireerde boek ‘een epistel van stro’.

We hebben gezien hoe Luther vertrouwde op de politieke macht van de Duitse vorsten om hem te helpen en hoe dit hem ertoe bracht bigamie te gedogen en ‘een goede sterke leugen’ te adviseren ten einde in hun politieke gunst te blijven.

De dictatoriale methoden en politieke betrokkenheid van Johannes Calvijn zijn voor veel mensen schokkend gebleken. Zijn bereidheid een godsdienstige tegenstander levend te verbranden zal in deze aflevering worden besproken.

In het vorige hoofdstuk zagen we hoe seksuele wellust en machtswellust Henry VIII ertoe brachten de Engelse opstand teweeg te brengen – een beweging die oprecht absoluut niet als godsdienstige beweging in de ware zin van het woord aangemerkt kan worden.

Vaak hebben we de ontnuchterende vraag gesteld: Werd de Reformatie geïnspireerd en geleid door Gods heilige Geest? Heeft ze de mensen daadwerkelijk teruggeleid tot het geloof en de praktijk van Jezus en de apostelen?

Denk aan Jezus’ waarschuwing: “Maar wees op uw hoede voor de valse profeten . . .” (Mattheüs 7:15). Hij zei: “Aan hun vruchten zult u hen herkennen . . .” (v. 16). De “vruchten” van de protestantse hervormers bevatten beslist ontzettend veel wat niet goed is. Hun motieven, methoden en resultaten waren op geen enkele manier die van Jezus en Zijn apostelen!

Laten we nu, na in deze hele serie de feiten uit de authentieke geschiedschrijving te hebben gegeven, de motieven en methoden van de protestantse hervormers onderzoeken in het licht van het boek dat zij belijden te geloven: de heilige Bijbel.

DE BIJBEL EN DE REFORMATIE

We hebben de ware grondslagen van de protestantse kerken van vandaag onderzocht. We zijn naar de bron van het ‘verdeelde christendom’ van onze tijd gegaan.

Als er iets is waarin de gelovigen elkaar kunnen vinden, is dat ze allemaal het feit betreuren dat de protestantse hervormers ons een godsdienstig ‘Babylon’ van kolossale proporties hebben nagelaten. Want, zoals we hebben gezien, gaat de geschiedenis van bijna elk belangrijk protestants kerkgenootschap, direct of indirect, terug tot de Reformatie van de zestiende eeuw. Tot die tijd bevonden zich hun godsdienstige voorlopers allemaal binnen de grenzen van de rooms-katholieke kerk.

Jezus Christus zei: . . . [Ik zal] Mijn gemeente [kerk] bouwen . . .” (Mattheüs 16:18). Wij kunnen ons slechts Zijn reactie voorstellen bij het zien van honderden onderling verschillende kerken die allemaal aanspraak maken op Zijn naam en goedkeuring.

We vragen ons af wat het oordeel zou zijn van Christus’ trouwe apostel Paulus die er bij ons op aandrong ons “. . . te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede” en werd geïnspireerd te zeggen: “[er is] één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is” (Efeze 4:3-6).

Onnodig te zeggen dat in de protestantse wereld van vandaag deze eenheid niet is te vinden. Er zijn vele geloven, en vele lichamen of kerken. Al te vaak drukken zij de vijandschap uit die Luther voelde jegens de Zwitserse hervormers: “U heeft een andere geest . . . Wij kunnen u niet als broeders erkennen” (Schaff, Philip P., History of the Christian Church, vol. VII, Wm. B. Eerdman’s Publishing company, 1950, p. 645).

Jezus zei: “Aan hun vruchten zult u hen herkennen” (Mattheüs 7:16). Het is een onmiskenbaar feit dat de ‘vrucht’ van de protestantse Reformatie het verdeelde ‘kerkendom’ van onze tijd is. We moeten er meteen bij zeggen dat dit een slechte vrucht is.

Paulus zegt ons dat de Geest van God eenheid voortbrengt – geen verdeeldheid. Daarom moeten we terugkijkend analyseren wat de geest was, en wat de motiverende factoren waren, die de godsdienstige verwarring welke uit de Reformatie voortkwam hebben veroorzaakt.

NATIONALISME EN BEGEERTE

We hebben gezien hoe in heel Europa voorafgaand aan de Reformatiebeweging de geest van nationalisme groeide. De mensen in Europa hadden genoeg van de godsdienstige en financiële onderdrukking door Rome.

Daarom verwierf Luther onmiddellijk veel volgelingen onder de Duitse edelen en de middenklasse, toen hij uitriep: “Wij zijn geboren om meesters te zijn. . . . Het is tijd dat het glorieuze, Teutoonse volk ophoudt de speelbal van de paus te zijn” (Bettenson, Henry, Documents of the Christian Church, New York: Oxford University Press, 1947, p. 278). En we hebben gezien hoe de Engelse adel zich achter de ‘reformatie’ van Henry VIII schaarde, omdat het hun was toegestaan zich de rijkdom van de kloostergronden en -gebouwen toe te eigenen. Maar in het laatste geval veranderden, zoals we hebben opgemerkt, hun parlementaire vertegenwoordigers hun ‘godsdienst’ drie keer en “zouden zij hebben gestemd voor de vestiging van de mohammedaanse religie” als de monarch dat had bevolen.

En het was de seksuele begeerte naar Anne Boleyn van Henry VIII die heel duidelijk het beginpunt markeert van de Engelse opstand tegen Rome.

Natuurlijk bestaat er geen twijfel dat vele duizenden gewone mensen in al deze landen niet alleen oprecht wensten bevrijd te worden van de tirannie van Rome, maar ook een herstel van religieuze waarheid en godsdienstvrijheid wilden. Maar mensen volgen hun leiders.

De ware vraag is dus niet wat er had kunnen gebeuren, maar wat er ís gebeurd, en wat de politieke en godsdienstige leiders van de Reformatie motiveerde.

“Uiteindelijk was het een nationaal systeem van Reformatie dat werd uitgevoerd. . . . In die landen waarin de nationale en politieke prikkel afwezig was of zwak was, faalde de godsdienstige beweging” (Plummer, Alfred, The Continental Reformation, Londen: Robert Scott, 1912, p. 16).

We zien dus dat de geest van nationalisme een belangrijke factor was die hielp de Reformatie te slagen. Het is belangrijk te beseffen dat juist deze verheffing van naties inmiddels is uitgelopen op de dreiging van menselijke vernietiging in onze tijd!

Om politieke, financiële en nationalistische redenen zijn de mensen opgestaan tegen de kerk van Rome. Zij verheerlijkten eigen oordeel en redenering. En in plaats van het roomse gezag, waarvan werd verondersteld dat het God vertegenwoordigde, hebben zij het nationalistische gezag gesteld – en de oorlogsgoden!

Het is waar dat Luther en Calvijn persoonlijke godsdienstige beweegredenen hadden. Zoals we hebben beschreven werd Luthers geest gefolterd door een voortdurend schuldgevoel. In zijn extreme benadrukking van behoud door geloof alleen trachtte hij wanhopig een systeem te bedenken waarin de wet van God en de rechtvaardigheid van God geen plaats zouden hebben.

Maar Luthers persoonlijke geestelijke onrust zou van weinig invloed op Duitsland of de wereld geweest zijn als hij geen beroep had gedaan op de politieke en financiële instincten van de Duitse vorsten. En “het is juist om te zeggen dat de motieven die tot de Lutherse opstand leidden in hoge mate wereldlijk waren en niet geestelijk” (Plummer, p. 9).

En hoewel de hervormingen onder Luther en Calvijn een element van godsdienstige overtuiging bij de geestelijke leiders bevatten, gebruikten deze hoofdzakelijk de materialistische grieven van de vorsten en van het volk als prikkel om tegen Rome in opstand te komen. Het was een geest van nationalisme die zorgde voor het wijdverbreide succes van deze bewegingen.

GEWELDDADIGE METHODEN VAN DE HERVORMERS

Toen het tot een directe confrontatie kwam, waren de protestantse hervormers even bereid hun toevlucht te nemen tot geweld, bloedvergieten en vervolging als hun Rooms-katholieke tegenstanders. Bij elke discussie over de methoden waarmee de Reformatie zegevierde moet dit feit worden erkend.

We hebben al gezien hoe Luther de Duitse vorsten voor zijn zaak won. Hoe hij hen gebruikte om het katholicisme te bestrijden en degenen die het niet eens met hem waren te vervolgen, is weer een andere kwestie. En hetzelfde principe kan worden toegepast op Zwingli en Calvijn en op de politieke raden onder hun invloed, en op koning Henry VIII en zijn onderdanige parlement en adel.

Herinneren we ons Luthers waanzinnige beroep op de Duitse vorsten om de boeren die het principe van zijn leringen op hun eigen omstandigheden toepasten, “neer te slaan, te wurgen en dood te steken, in het geheim of in het openbaar”? Herinneren we ons dat hij zijn woorden in 1529 herriep en zei dat christenen waren “gebonden” hun toevlucht te nemen tot wapens om hun protestantse overtuigingen te verdedigen?

Het is ook een feit dat Luther de vervolging en het martelaarschap van de anabaptisten en andere sekten, die zijn onderricht afwezen, goedkeurde. In zijn commentaar op de onthoofding van anabaptisten in Saksen zei hij dat “hun moed toonde dat zij waren bezeten door de duivel” (Plummer, p.174).

Dezelfde behandeling werd gegeven aan hen die niet instemden met het nationale kerksysteem dat het Engelse volk werd opgedrongen. Naast de verscheidene honderden edelen en gewone burgers die hun leven verloren door de persoonlijke en religieuze fanatisme van Henry VIII, verloren vele honderden anderen onder de regering van zijn protestantse dochter Elizabeth I hun leven.

Zij die weigerden de godsdienstige suprematie van de Engelse monarch te erkennen werden behandeld alsof zij schuldig waren aan hoogverraad. “Voor 1588 waren al twaalfhonderd katholieken het slachtoffer van de vervolging geworden. Alleen al in Engeland werden gedurende de laatste twintig jaar van Elizabeths regering honderdtweeënveertig priesters opgehangen, uit elkaar getrokken en gevierendeeld vanwege hun geloof. Negentig priesters en religieuzen stierven in de gevangenis, honderd en vijf werden voor het leven verbannen, en tweeënzestig leken van aanzien ondergingen het martelaarschap” (Deharbe, Joseph, A History of Religion, Londen: Burnes and Cates, 1880, p. 484).

En het waren niet alleen de monarchen in Engeland die onverdraagzaamheid aan de dag legden, maar ook de protestantse godsdienstleiders. Tijdens de regering van de jonge koning Edward VI wist aartsbisschop Cranmer hem ervan te overtuigen het doodvonnis te tekenen van twee anabaptisten, van wie één een vrouw. Zij kwamen op de brandstapel. Hierover zegt Schaff ons: “De Engelse hervormers deden niet onder voor hen op het continent voor wat betreft onverdraagzaamheid ” (Schaff, p. 711).

Na de invoering van het calvinisme in Schotland werden zij die de katholieke godsdienst beleden onderworpen aan de doodstraf, en velen betaalden met hun leven voor hun religieuze opvattingen (Deharbe, p. 485).

Bedenk dat deze mensen het slachtoffer waren van vervolging door protestanten!

Door zich te beroepen op financiële of nationalistische motieven en door zich te mengen in de politieke macht en deze te domineren, waren de leidende protestantse hervormers in staat het gewone volk hun leerstellingen op te leggen. Voordat zij politieke macht verwierven, stonden de hervormers allemaal op het onvervreemdbare recht van iedere christen zelf de Bijbel te onderzoeken en de leringen ervan onafhankelijk te beoordelen (Deharbe, p. 620). Maar éénmaal aan de macht, wee aan de katholieken, de anabaptisten of aan ieder ander die vasthield aan dit ‘onvervreemdbare recht’!

Zoals we hebben gezien gaf de ‘theocratie’ van Johannes Calvijn in Genève hetzelfde beeld. Fisher zegt: “Niet alleen heiligschennend gedrag en dronkenschap, maar ook onschuldig amusement en het onderricht van uiteenlopende theologische doctrines werden zwaar bestraft” (Fisher, George P., History of the Christian Church, New York: Charles Scribner’s Sons, 1897, p. 325). We hebben al enige van de honderden gevallen op een rijtje gezet waarbij mensen werden onderworpen aan gevangenneming, aan openbare geseling, of aan de doodstraf wegens een of ander onschuldig amusement, of omdat zij het niet eens waren met de godsdienstige ideeën van Johannes Calvijn.

Maar één geval dat werd verdedigd door bijna alle hervormers van die tijd, spring eruit. Het is er één die we ons speciaal moeten herinneren als een uitstekend voorbeeld van hoe de vroege hervormers dachten over het onderwerp van godsdienstige verdraagzaamheid. Het is het martelaarschap van Michael Servetus.

DE VERBRANDING VAN MICHAEL SERVETUS

Servetus was ongeveer even oud als Calvijn. Hoewel hij in Spanje was geboren, praktiseerde hij geneeskunde in Frankrijk en ging hij naar verluidt Harvey [een Britse arts en natuuronderzoeker, 1578 - 1657, NL-red.] voor in de ontdekking van de bloedsomloop. Reeds als jonge man publiceerde hij een boek over de ‘dwalingen van de Drie-eenheid’. Daarin was hij het oneens met de gangbare doctrine over God als een drie-eenheid zoals die wordt aangehangen door zowel katholieken als protestanten. Zijn standpunt was gelijk aan dat wat tegenwoordig wordt aangehangen door degenen met een unitarisch geloof [God is één, maar Jezus Christus wordt niet als (mede) goddelijk beschouwd, NL-red.] (Plummer, p. 170).

Wegens het onderrichten van en schrijven over deze doctrine, en ook wegens het houden van een afwijkend standpunt inzake de precieze natuur van Christus’ goddelijkheid, werd hij gehaat en vervolgd door zowel katholieken als protestanten.

Op de vlucht voor de katholieke Inquisitie in het Franse Vienna was hij zo dom door het protestantse Genève te reizen. Iemand herkende hem en rapporteerde zijn aanwezigheid aan Calvijn, die hem liet arresteren en gevangenzetten (Plummer, p. 172).

Toen het proces tegen Servetus begon voor de door Calvijn gedomineerde Raad, schreef Johannes Calvijn aan een medehervormer: “Ik hoop dat het oordeel de doodstraf zal zijn . . .” (Plummer, p. 172).

Plummer vervolgt:

Op het proces trad Calvijn op als aanklager en had hij geen moeite Servetus ertoe te brengen zichzelf hopeloos te beschuldigen. . . . Het is een van de vele pijnlijke kenmerken in de zaak dat het nadrukkelijk in Calvijns belang was Servetus veroordeeld te krijgen, want zo’n triomf zou zijn positie in Genève bijzonder versterken. De zaak sleepte zich voort en er was, evenals in de zaak van Bolsec, veel correspondentie met andere autoriteiten, zowel kerkelijke als burgerlijke, in Zwitserland. Uiteindelijk leek het duidelijk dat Calvijns vijanden hadden gefaald en dat het protestantse gevoel voor het verwijderen van een pest als Servetus van de aarde was. Op 26 oktober werd hij veroordeeld om de volgende dag levend verbrand te worden. Calvijn vroeg om een mildere dood, maar zijn verzoek werd afgewezen. Door de onhandigheid van de beul werd de lijdensweg van Servetus nog verlengd. Zijn laatste kreet was: “Jezus, Gij Zoon van de Eeuwige God, heb medelijden met mij”, en het is opgemerkt dat “eeuwige” het epitheton van God was, niet van de Zoon. Het boek waarvoor Servetus werd veroordeeld werd om zijn nek gebonden om samen met hem te worden verbrand. Het viel ervan af en werd uit de vlammen gered. Het is nog te zien in de Nationale Bibliotheek in Parijs, een afgrijselijk aandenken aan de ‘ethiek’ van de Reformatie.

We moeten altijd blijven onthouden dat Calvijn noch de Raad noch de Zwitserse regering die zij raadpleegden voor het ter dood brengen van Servetus geen enkele rechtsbevoegdheid hadden. Hun daad was lynchjustitie van de meest weerzinwekkende soort (Plummer, pp. 172-173).

We merken op dat zelfs de protestantse historicus gedwongen is te erkennen dat een van de twee grootste protestantse hervormers zijn toevlucht nam tot een procedure van een illegale ‘lynchrechtspraak’ ten einde een godsdienstige tegenstander te vernietigen!

De waarheid is botweg dat dit niets anders was dan een ‘respectabele’ moord!

Jezus Christus zei: “Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; bid voor hen die u beledigen en u vervolgen” (Mattheüs 5:44).

De apostel Paulus werd geïnspireerd te schrijven: “Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten . . .” (Romeinen 12:19-20).

Door er heel duidelijk op te wijzen dat het recht van burgerlijk oordelen of veroordelen tot de dood van anderen in geestelijke zaken niet was gegeven aan feilbare menselijke wezens, bevrijdde Jezus de vrouw die op overspel was betrapt (Johannes 8:11). Hij gebood: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt” (Mattheüs 7:1).

Kende Johannes Calvijn deze Bijbelteksten? Begreep hij deze principes die sindsdien bijna alle beschaafde mensen hebben erkend?

HOE KON CALVIJN ZO’N KEUZE MAKEN?

De protestantse historici antwoorden: “Hij neemt gemakkelijk de leiding onder de systematische uitleggers van het ‘gereformeerde systeem’ van de christelijke doctrine. . . . Calvijns theologie is gebaseerd op een grondige kennis van de Bijbelteksten” (Schaff, Philip P., History of the Christian Church, vol. VIII, Wm. B. Eerdman’s Publishing company, 1950, pp. 260-261).

Hier was een man die de Bijbel werkelijk kende. Hij schreef er geleerde commentaren op en was door en door bekend met de leer en het voorbeeld van Christus en de geïnspireerde nieuwtestamentische Kerk.

Toch was hij niet alleen bereid goed te praten, maar ook direct te bewerkstelligen dat iemand levend werd verbrand wegens verschil van mening met zijn godsdienstige leerstellingen. In de absolute zin van alles wat Jezus Christus leerde, waar Hij voor stond en waar Hij voor leefde, moet Johannes Calvijn veroordeeld worden als een moordenaar! Maar bedoelde hij dat ook te zijn? Was hij oprecht? Of was het een onbesuisde daad voltrokken toen zijn woede het grootst was?

Op de laatste vraag kunnen wij negatief antwoorden. Want na veel tijd van volwassen afweging probeerde Johannes Calvijn deze laaghartige daad te verdedigen en zichzelf te rechtvaardigen. En, merkwaardig als het mag lijken, deden vele van de andere leidende hervormers dat ook!

In het jaar na de verbranding van Servetus beweerde Calvijn dogmatisch: “Wie nu zullen betwisten dat het onrechtvaardig is ketters en godslasteraars ter dood te brengen halen zich willens en wetens hun eigen schuld op de hals. Dit is niet vastgesteld op menselijk gezag; het is God die een permanent voorschrift uitspreekt en oplegt aan Zijn kerk” (Schaff, p. 791).

Het is een ontnuchterende waarheid dat als het soort “permanent voorschrift” van Johannes Calvijn vandaag de dag tegen ketters van kracht was, slechts heel weinigen van ons in leven zouden blijven!

Gelukkig voor zijn naam leefde Luther niet meer om een oordeel uit te spreken ten gunste van Servetus’ verbranding. Zijn verleden kennende is het echter bijna zeker dat hij zou hebben ingestemd met Calvijn om Servetus ter dood te brengen.

Luthers nauwste bondgenoot en adviseur, Philipp Melanchton, was er snel bij om zijn instemming met Calvijn te betuigen. Hij schreef later aan Bullinger, een andere Zwitserse hervormer: “Ik oordeel ook dat de Geneefse senaat volkomen juist gehandeld heeft om een eind te maken aan deze eigenwijze opstandige man, die nooit kon ophouden God te lasteren. En ik twijfel over degenen die deze strengheid afkeuren” (Schaff, p. 707).

Zo zien we dat de Duitse hervormers instemden met de Zwitsers bij het levend verbranden van iemand omdat hij het eenvoudig oneens was met hun theologische meningen!

We hebben ons afgevraagd of Calvijn in dit alles oprecht kan zijn geweest. Het is een moeilijke vraag, waarop alleen God het volledige antwoord kent. De menselijke geest haalt soms trucs met ons uit. Vaak zien we willens en wetens dingen over het hoofd die we niet willen erkennen. Zoals we weldra zullen zien is het duidelijk dat Luther en Calvijn dit allebei deden bij de ontwikkeling van hun doctrines en ook bij sommige van hun daden.

Oordelend echter naar de feiten die ons ter beschikking staan, en naar getuigenissen uit dezelfde tijd lijkt het echter dat Calvijn bedoelde oprecht te zijn. Binnen zijn eigen sfeer van denken was Calvijn op een of andere manier oprecht in het gevoel dat het juist was om Servetus te verbranden wegens godsdienstige onenigheid, ook al eisten hij en andere hervormers in hun strijd met Rome de vrijheid van het individuele geweten op.

DE REDEN VOOR PROTESTANTS GEWELD EN VERVOLGINGEN

Het antwoord op de vraag waarom Servetus gedood werd ligt dus niet in onbesuisdheid die hem later berouwde, evenmin in een totaal gebrek aan oprechtheid aan de kant van Calvijn. Maar wat ís het antwoord?

Hetzelfde antwoord wordt in wezen gegeven door veel protestantse historici. Het is een antwoord dat iedereen die de Bijbel en de geschiedenis eerlijk bestudeert moet erkennen.

Het antwoord is dat zelfs lange tijd na hun afscheiding van Rome en hun ‘bekering’ tot het protestantisme, de vroege hervormers en hun volgelingen nog altijd letterlijk doordrenkt waren van de doctrines, de ideeën en de praktijken van hun ‘moeder’-kerk in Rome. “De hervormers erfden de doctrine van vervolging van hun moederkerk en brachten die in de praktijk waar zij maar de macht hadden. Zij bestreden onverdraagzaamheid met onverdraagzaamheid. Zij verschilden gunstig van hun tegenstanders in de mate en omvang, maar niet in het principe, van onverdraagzaamheid” (Schaff, vol. VIII, p. 700).

Zoals we zullen zien onthult deze openhartige erkenning door Schaff waarom zoveel van de protestantse doctrines en handelingen zo totaal onverenigbaar lijken met hun openlijk verklaarde bedoeling alles te baseren op ‘de Bijbel alleen’.

We hebben gezien dat Maarten Luther politiek bedreef, bigamie goedpraatte, een leugen adviseerde, de slachting van boeren aanmoedigde evenals de terechtstelling van anabaptisten (van wie velen werden verdronken).

Er is aangetoond dat de Engelse oproer begon met de seksuele begeerte van Henry VIII, en dat hij en koningin Elizabeth en hun protestantse theologen allemaal een aandeel hadden in het afslachten van honderden katholieken, anabaptisten en, later, puriteinse andersdenkenden.

Nu hebben we het aandeel nader bezien dat Johannes Calvijn en de Zwitserse hervormers hadden in de vervolging van anabaptisten en in de wrede bestraffing en terechtstelling van hun eigen Geneefse burgers wegens het tekortschieten in het in alle opzichten navolgen van Calvijns leer. Ten slotte hebben we de eensgezindheid beschreven van bijna alle vroege protestantse leiders inzake de ‘lynchrechtspraak’, de executie door verbranding op de brandstapel, die Calvijn toepaste op Michael Servetus, om louter godsdienstige redenen.

We hebben bewezen dat dit moorden in ‘koelen bloede’ waren. Ze waren niet het resultaat van de woede-uitbarstingen van het ogenblik. Evenmin waren de verantwoordelijken aangedaan door tijdelijke geestelijke stoornis.

Deze misdaden in de naam van de godsdienst werden van tevoren beraamd en ze werden lang nadat ze hadden plaatsgevonden nog steeds verdedigd met theologische argumenten!

We hebben gezien dat de werkelijke verklaring ligt in het feit dat de vroege hervormers veel van de leer en de geest van hun ‘moeder’-kerk hadden ‘geërfd’. Zij waren als mens geestelijk dronken – niet in staat duidelijk de werkelijke betekenis en gevolgen van hun leerstellingen en daden te zien!