Vraag: In Lukas 14:26 zegt Jezus Christus, terwijl Hij een grote menigte mensen onderwijst, tegen hen: "Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn eigen vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn." Wat betekent dit? Is het werkelijk waar dat Jezus Christenen beveelt om hun familieleden te haten? Dat zou toch in tegenspraak zijn met Zijn andere leringen, nietwaar?

Antwoord: Ja, het idee dat Jezus Zijn volgelingen letterlijk gebiedt om moeders, vaders en anderen te haten, zou inderdaad in strijd zijn met Zijn andere leringen.

Telkens wanneer we een schijnbare tegenstrijdigheid als deze in de Bijbel tegenkomen, moet het altijd onze aandacht hebben, omdat de Bijbel  ̶  met inbegrip van de leringen van Jezus  ̶  zichzelf nooit tegenspreekt. Christus maakt dit zelf duidelijk in Johannes 10:35, waar Hij de Joodse leiders onder Zijn toehoorders eraan herinnert dat "… de Schrift niet gebroken kan worden [d.w.z. dat de Bijbel volledig gezaghebbend is]."

Dus, wat zegt Hij precies in deze passage?

Om de Bijbel te begrijpen is het belangrijk om de context van een bepaald vers te begrijpen, in plaats van het vers slechts afzonderlijk te lezen. Wanneer we dit doen in het geval van Lukas 14:26 is het duidelijk dat Jezus de hoge normen aan het uitleggen is waaraan Zijn volgelingen moeten voldoen. In plaats van een 'kom maar zoals bent’-beleid in te stellen, verlangt Jezus dat mensen veranderen om Hem te kunnen volgen  ̶  en dat ze hun leven volledig aan Hem toewijden.

Context is de sleutel

Bijvoorbeeld, in het direct daaropvolgende vers legt Christus uit dat "… wie zijn kruis niet draagt en achter Mij aan komt, kan geen discipel van Mij zijn." Toch vraagt Hij niet van ons een letterlijk kruis te dragen, maar wel om elke last van vervolging, moeilijkheden, ongemak en beproeving die het gevolg is van het volgen van de weg van God  ̶  zelfs tot de dood  ̶  te dragen net zoals Hijzelf deed. Hij zegt dat Zijn volgelingen bereid moeten zijn om alles wat ze bezitten op te geven (Lukas 14:33). Ze moeten bereid zijn om alles, wat dan ook, in hun leven op te geven  ̶  en zelfs bereid zijn hun eigen leven op te geven  ̶  omwille van Hem, omdat ze anders überhaupt geen discipelen van Hem kunnen zijn.

Deze passages geven het kader aan waarbinnen de boodschap die Jezus overbrengt verstaan dient te worden: Hij zegt ons dat we Hem als het belangrijkste deel van ons leven moeten beschouwen, in plaats van als een van de andere liefdes, gemakken en bezittingen die we misschien hebben.
Hij beveelt ons niet om onze familieleden letterlijk te haten. Eerder in het boek van Lukas gebiedt Hij ons om zelfs onze vijanden lief te hebben:

"Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren." (Lukas 6:27-28).

Waarom zou Jezus ons gebieden om onze vijanden en degenen die ons kwaad willen doen lief te hebben, terwijl Hij ons gebiedt om onze familieleden te haten?

Natuurlijk zou Hij dat niet doen  ̶  de formulering in Lukas 14:26 geeft een contrast weer, geen objectieve haat. Jezus zegt dat we, om Zijn discipelen te zijn, bereid moeten zijn om Hem op de eerste plaats te stellen, zelfs vóór onze meest natuurlijke liefdes  ̶  zoals onze liefde voor ouders, huwelijkspartner of kinderen.

De woorden van Lukas worden zelfs duidelijker als we kijken naar Mattheüs' beschrijving van hetzelfde onderricht: "Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard." (Mattheüs 10:37).

In feite is het zo dat degenen die hun leven daadwerkelijk aan Jezus Christus geven merken dat ze niet minder van hun familie houden dan voorheen, maar dat ze meer van hen houden. Ze ontdekken dat wanneer ze God als de hoogste prioriteit in hun leven stellen, dit hun helpt om alle andere prioriteiten ook juist te stellen.

Het antwoord is duidelijk: Jezus beveelt ons niet letterlijk om onze families te haten. Maar Hij waarschuwt ons wel dat we Hem meer moeten liefhebben dan onze families, meer dan onze vrienden en zelfs meer dan ons eigen leven.