Antwoord: De eerste verwijzing naar Melchizedek vinden we in Genesis 14:18-20: “En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En geloofd zij God, de Allerhoogste, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand! En hij [Abram] gaf hem van alles een tiende deel.”

Drie Bijbelse aanwijzingen verbinden de mysterieuze Melchizedek met Jezus Christus. De eerste is dat Melchizedek en Christus beiden verheven koningen zijn. De naam Melchizedek betekent ‘koning van gerechtigheid’, zoals blijkt uit Hebreeën 7:1-2: “Deze Melchizedek was namelijk koning van Salem, een priester van de allerhoogste God. Hij ging Abraham tegemoet, toen die terugkeerde na het verslaan van de koningen, en zegende hem. Aan hem gaf Abraham ook van alles het tiende deel. In de eerste plaats was hij – aldus de vertaling van zijn naam – koning van de gerechtigheid en verder was hij ook koning van Salem, dat is koning van de vrede.”

Jezus heeft ook de titel van koning – Hij werd geboren om koning te zijn (Johannes 18:37) en wordt de “Vredevorst” genoemd (Jesaja 9:6), evenals ‘Koning der koningen en Heere der heren” (Openbaring 19:16).

Bovendien hebben zowel Melchizedek als Christus een speciale band met een bepaalde stad. Melchizedek werd “koning van de vrede” genoemd, maar Salem was ook een oude naam voor de stad Jeruzalem. We lezen: “In Salem is Zijn hut, en Zijn woning in Sion” (Psalm 76:3). Salem betekent ‘vrede’ en het woord Jeruzalem betekent ‘stad van vrede’.

Jezus Christus zal regeren als Koning der koningen en Heere der heren vanuit Jeruzalem, dat “de stad van de grote Koning” wordt genoemd (Mattheüs 5:35) – verwijzend naar Christus. Toen Jezus vóór Zijn laatste Pascha naar Jeruzalem kwam, vervulde Hij een profetie: “… Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin…” (Mattheüs 21:5; vgl. Zacharia 9:9). En ons wordt gezegd over de tijd dat Jezus naar de aarde terugkeert: “In die tijd zal men Jeruzalem de Troon van de HEERE noemen. Alle heidenvolken zullen er samenstromen, tot de Naam van de HEERE, tot Jeruzalem…” (Jeremia 3:17).

We zien dat Melchizedek koning was van de stad die bekend werd als Jeruzalem, en Jezus zal regeren als Koning van Jeruzalem. Maar dat niet alleen – Hij zal over de hele aarde regeren (Openbaring 11:15).

Ten slotte zijn Melchizedek en Christus beiden verheven priesters. We leren dat Melchizedek “Zonder vader, zonder moeder, zonder stamboom…” (Hebreeën 7:3) is, wat betekent dat Melchizedeks bestaan niet begon met een fysieke geboorte: “… geen begin van dagen en ook geen levenseinde…” kent ─ dat wil zeggen, Melchizedek bezit eeuwig leven – “… maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt, blijft hij in eeuwigheid priester.” Vervolgens wordt ons verteld: ”Merk nu op hoe groot hij geweest is, iemand aan wie de aartsvader Abraham zelfs een tiende deel van de buit gegeven heeft” (Hebreeën 7:4).

De oude Israëlieten moesten hun tienden betalen aan een van de stammen die afstamden van Abraham, namelijk die van Levi. Maar Melchizedek, die niet van de Levieten afstamde, “… heeft van Abraham tienden genomen…” (Hebreeën 7:6), zodat “zelfs Levi ... als het ware tienden betaalde via Abraham, toen “… hij… nog in het lichaam van zijn vader [was], toen Melchizedek hem tegemoetging” (vv. 9-10). Met andere woorden, Melchizedek was de priester aan wie zelfs de aartsvader Abraham, en daarmee alle Israëlieten, tienden betaalden. Dit priesterschap was anders dan – en superieur aan – het priesterschap van de Levieten dat later zou worden ingesteld.

Zoals we hebben gelezen, werd Melchizedek “… aan de Zoon van God gelijkgemaakt…” – dat wil zeggen Jezus Christus – en “… blijft hij in eeuwigheid priester” (Hebreeën 7:3). Hebreeën 7:17 citeert Psalm 110:4 wanneer het zegt: “U [Jezus Christus] bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek”, en we lezen eveneens dat Jezus “… naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid” (Hebreeën 6:20). Andere passages wijzen ook op Jezus Christus als Hogepriester: “Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God…” (Hebreeën 4:14).

Wanneer we deze aanwijzingen onderzoeken, kunnen we maar tot één conclusie komen: de twee zijn hetzelfde Wezen, en Melchizedek is Degene die Jezus Christus werd. Voordat Hij ook maar één van beide namen had, was Hij het Woord, dat bij God was en dat God was (Johannes 1:1).