Vele Bijbelstudenten zijn geschokt door Gods "een oog voor een oog" gebod in Exodus 21:23-25. Zij stellen zich voor dat in de Oudtestamentische tijden iemand die het verlies van een oog, hand of voet veroorzaakte automatisch hetzelfde verlies moest lijden. Velen vragen zich af: "Hoe kan een dergelijk wreed gebod komen van een liefhebbende Vader"?

We lezen: "Maar indien er een ander lestel is, zult gij geven leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem" (Exodus 21:23-25). God beschrijft het principe van rechtvaardige vergelding. Echter het "oog voor oog" moest niet in ieder geval toegepast worden. Let nota bene op het volgende vers: "Wanneer iemand het oog van zijn slaaf - of het oog van zijn slavin - raakt en het vernielt, zal hij hem om zijn oog vrijlaten" (vers 26).

God schrijft een rechtvaardige vergelding voor - vrijheid voor de gewonde slaaf - in plaats van een vergeldende verminking.

Een aantal verzen eerder vaardigde God uit dat iemand die een ander verwondde een rechtvaardige prijs moest betalen voor de "gedwongen rusttijd" en "voor genezing" moest zorgen (vers 18-19). Deze wet was een soort werknemersverzekering die ervoor zorgde dat de gewonde de juiste vergoeding voor zijn wond en verlies van productiviteit kreeg. In plaats van God als wreed af te schilderen leerden Zijn wetten en geboden de Israëlieten hoe zij hun naasten moesten liefhebben door het principe van rechtvaardige vergoeding voor een verlies toe te passen.

Schafte Jezus Gods wetten af? Nee! Hij stelde met klem dat Hij kwam om Gods wetten te vergroten (Jesaja 42:21 S.V.; Matteüs 5:17-19). Toen Hem gevraagd werd welk van Gods geboden het grootste was, antwoordde Jezus: "Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten"(Matteüs 22:37-40).

Vernietigde Jezus met deze woorden de Oudtestamentische wet? Nee! Hij citeerde er uit (Deuteronomium 6:5; Leviticus 19:18)! In plaats van iets nieuws te introduceren vergrootte Hij de bestaande wet en leerde hoe Christenen deze ook geestelijk toe moeten passen.

Het "een oog voor een oog" principe betrof naastenliefde. Jezus vergrootte het door vergeving te benadrukken. Let op Zijn uitleg: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe" (Matteüs 5:38-39).

Jezus toonde hiermee aan dat een Christen bereid moet zijn om onrecht te verdragen. Maar de wet bleef de maatstaf voor goed en kwaad. De Apostel Paulus schreef de Korintiërs dat zij eerder kwaad en onrecht moesten verdragen dan een andere Christen voor een openbare rechtszaal te slepen (1 Korintiërs 6:1-8). Paulus leerde ook dat we ons dienen te onderwerpen aan de regering die over ons gesteld is, zelfs wanneer deze oneerlijk of onrechtvaardig is (Romeinen 13:1-7) - zolang dit niet het overtreden van Gods wet tot gevolg heeft. Geduldig lijden ondergaan om een rechtvaardige zaak is het voorbeeld dat Christus stelde en dat alle Christenen dienen te volgen (1 Petrus 2:19-20).

De waarheid is dat het juk van slavernij op degenen drukt die zonde begaan (Johannes 8:34) - niet op degenen die Gods geboden houden. Gods wetten zijn heilig, rechtvaardig en goed (Romeinen 7:12). Christus kwam om de volledige bedoeling van de wet te volbrengen, namelijk liefde voor de naaste (Romeinen 13:10). Petrus zegt het op deze manier: "Ten slotte, weest allen eensgezind, medelijdend, hebt de broeders lief, weest barmhartig en ootmoedig, en vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven" (1 Petrus 3:8-9). 

Gods wet is altijd de maatstaf van het recht, maar Christenen dienen deze wet met mededogen toe te passen.