Wij horen tegenwoordig vaak woorden als "Gossie", "Jeetje" en soortgelijke woorden in gesprekken. Ondanks dat ze onschuldig kunnen klinken zouden wij het gebruik ervan beter kunnen vermijden. Waarom? Omdat deze woorden eufemismenzijn van de namen van God en Jezus Christus. Een eufemisme is een "verzachtende uitdrukking" (Prisma Nederlands Woordenboek, 1993). Het Engelse woordenboek "Random House Dictionary of the English language" geeft de betekenis als volgt weer: "de vervanging van een milde, indirecte of vage uitdrukking voor een uitdrukking die aanstootgevend, bot of grof gevonden wordt".
Er wordt ons in Exodus 20:7 verteld: "Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HERE zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt". Met andere woorden, wij dienen Gods naam niet op enige disrespectvolle of oneerbiedige manier te gebruiken. Dit betreft ook het gebruik van Gods naam in de vorm van een eufemisme.
De bijbel illustreert het grote belang dat God hecht aan Zijn naam. In Jesaja 9:5 wordt Hij genoemd "Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst" - allemaal termen van eerbied en verering.
De psalmen staan vol van lof voor Gods naam. "Zingt Gode, psalmzingt Zijn naam, baant de weg voor Hem die door de vlakten rijdt; HERE is Zijn naam, juicht dan voor zijn aangezicht" (Psalm 68:5). "Dat zij de naam des HEREN loven, want Zijn naam alleen is verheven, Zijn majesteit is over de aarde en hemel" (Psalm 148:13). "Juicht Gode, gij ganse aarde, psalmzingt de heerlijkheid van Zijn naam; maakt zijn lof heerlijk" (Psalm 66:1-2).
Als wij terloops Gods naam - of een eufemisme voor Gods naam - gebruiken om schrik, verrassing of zelfs een vloek te uiten, tonen wij in feite minachting voor de Schepper van het Universum.
Aan de andere kant zegt God door de profeet Maleachi "Maar voor u, die Mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen" (Maleachi 4:2).
Op welke manieren dienen wij Gods naam te gebruiken? In het Nieuwe Testament vertelt Christus Zijn discipelen tot God te bidden door Zijn naam. "En wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde" (Johannes 14:13). En als wij bidden dienen wij eer aan Gods naam te geven."Bidt gij dan aldus: onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd"(Matteüs 6:9).
De discipelen genazen de zieken door de naam van Jezus Christus. "Maar Petrus zeide: zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel! " (Handelingen 3:6). Jakobus droeg de kerk op om dat voorbeeld te blijven volgen. Hij zei, "Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren" (Jakobus 5:14).
In het boek Handelingen lezen wij dat de discipelen het Evangelie predikten door de naam van Jezus Christus (Handelingen 9:15), en doopten in Christus' naam (Handelingen 2:38; 8:16; 19:5).
Paulus schreef aan de kerk in Efeze, "Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed (woord) hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen" (Efeziërs 4:29).
De woorden die wij gebruiken zijn voor God belangrijk. Wij moeten zeker zijn dat ons spreken onze eerbiedigheid en verering voor Hem weerspiegelen.