Dit artikel is de vertaling van het Engelstalige artikel “The Truth Behind The Protestant Reformation, Part 7: “England Rebels Against Rome” door Roderick C. Meredith (1930-2017), verschenen in het Tomorrow’s World magazine van maart-april 2018.

Wat is de waarheid over de Reformatie in Engeland? Was het een terugkeer naar het ware geloof dat door Jezus Christus werd overgeleverd? Deze serie artikelen bevat verrassende feiten om over na te denken!

Miljoenen boeken, pamfletten en verhandelingen verkondigen als protestantse grondslag stoutmoedig: ‘De BIJBEL, de hele Bijbel, en niets dan de Bijbel is de godsdienst van de protestanten.’

In eerdere afleveringen van deze serie leerden we uit de Bijbel en uit het verslag van de geschiedenis dat er kort na de dood van de oorspronkelijke apostelen een opvallende verandering in het nominale ‘christendom’ plaatsvond. Heidense filosofieën en tradities slopen de zichtbare Kerk van God binnen. Gedurende de middeleeuwen werd de godsdienstige hiërarchie een ware beerput van onbeschrijfelijke ongerechtigheden, hoererij en gruwelen.

We hebben gezien hoe Maarten Luther tegen deze corrupte hiërarchie rebelleerde, maar de meeste van haar doctrines en tradities behield. In feite rebelleerde hij tegen elk gezag en voegde hij op een aanmatigende wijze een woord toe aan de Bijbel. In zijn door schuldgevoel geleide wens om gehoorzaamheid aan Gods wet af te schaffen, vertaalde Luther Romeinen 1:17 als volgt: “. . . de rechtvaardige zal uit het geloof alleen [toevoeging] leven.” Deze houding van Luther bracht hem ertoe de bigamie van de landgraaf van Hessen goed te praten, evenals de afslachting van honderden boeren in de beruchte Duitse Boerenoorlog.

In het vorige deel bespraken we de wrede leringen en daden van Johannes Calvijn die gebaseerd waren op zijn theorie van predestinatie. Denk aan zijn stelling: “Want niet alle mensen zijn gelijk geschapen, maar voor sommigen is eeuwig leven voorbeschikt, voor anderen eeuwige vervloeking . . .” (Bettenson, Henry, Documents of the Christian Church, New York: Oxford University Press, 1947, p. 302).

De schokkende resultaten van Calvijns wrede systeem kunnen alleen worden begrepen door het verslag te lezen van hoe hij een religieuze tegenstander, Michael Servetus, op de brandstapel bracht.

Nu zullen we de verbazende waarheid over de Reformatie in Engeland bespreken.

Net als in de voorgaande fasen van deze beweging moeten we ons afvragen: Was dit een terugkeer naar het geloof en de praktijk van Jezus Christus en Zijn apostelen? Was dit inderdaad een terugkeer naar ‘de BIJBEL, de hele Bijbel en niets dan de Bijbel’?

DE ENGELSE OPSTAND

De derde belangrijke reformatorische beweging die moet worden beschouwd als iets afzonderlijks is die welke in Engeland plaatsvond. Het was nog meer dan die onder Johannes Calvijn een afgedwongen reformatie.

De zogenaamde ‘reformatie’ in Engeland is bijna geheel toe te schrijven aan de daden van één man, Henry VIII [Hendrik VIII, NL-red.]. Aangezien onder zijn invloed de Engelse opstand geen opmerkelijke godsdienstleiders voortbracht en heel weinig kenmerkende leerstellingen, is een gedetailleerde analyse van de voortgang ervan niet nodig voor een goed begrip van zijn unieke plaats in de Reformatie als geheel. Niettemin is begrip van de principiële oorsprong en de gevolgen ervan belangrijk voor een beter inzicht in de latere invloed op de Engelstalige volken in de wereld.

KONING HENRY VIII

Toen Henry VIII in 1509 de troon van Engeland besteeg, was het reeds een gevestigd koninklijk beleid dat de koningen over de meeste kerkelijke benoemingen gingen en veel van de voornaamste politieke posten door hoog opgeleide geestelijken lieten vervullen. Natuurlijk leidde dit tot veel misbruik en moedigde het vaak aan tot hebzucht, oneerlijkheid en wereldse gehaaidheid in de hogere kerkelijke kringen.

Deze situatie neigde ook tot het ondermijnen van de religieuze loyaliteit die gewoonlijk door de roomse geestelijkheid jegens Rome werd gevoeld. Deze werd vanwege politieke ambten en belangen vervangen door een gevoel van nationale loyaliteit. En dit werd verder versterkt door een groeiende nationale vijandigheid jegens elke buitenlandse inbreuk, pauselijk of anderszins (Walker, Reginald F., An Outline of the Catholic Church, Dublin: M.H. Gill and Son, Ltd., 1950, p. 401).

Onder zulke omstandigheden was het helemaal niet moeilijk voor Henry VIII, een jonge, knappe, briljante en ijdele monarch, om de Engelse katholieke geestelijkheid naar zijn willekeur te beïnvloeden en te intimideren.

Henry had een grote rijkdom geërfd van zijn vader Henry VII, en genoot enorme populariteit bij zijn onderdanen. Maar wegens een politieke overeenkomst met de Spanjaarden was door zijn vader toegezegd dat hij zou trouwen met Catharina van Aragon, de dochter van Ferdinand en Isabella van Spanje. In feite was zij eerst de vrouw geweest van zijn oudere broer, hoewel men zei dat het huwelijk vóór Arthurs vroege dood nooit was geconsummeerd.

Catharina was ongeveer zes jaar ouder dan Henry. Hoewel dit aanvankelijk weinig verschil had lijken te maken, zag de hartstochtelijke, eigenzinnige monarch zichzelf getrouwd met een zwaarlijvige, voortijdig ouder wordende vrouw van veertig. Het is bekend dat Henry in deze tijd zijn hartstochten vele jaren lang bevredigde met een reeks maîtressen, en dat dit voor onbepaalde tijd zou hebben voortgeduurd als niet twee omstandigheden dit hadden verhinderd.

In de eerste plaats schijnt het dat Henry bijzonder gecharmeerd raakte van Anne Boleyn en dat zij erop stond zijn echtgenote te worden. Ten tweede overleefde slechts één van de zes kinderen die Catharina hem schonk de kindertijd: een meisje, Mary. Nooit eerder was Engeland geregeerd door een vrouw, en Henry vreesde misschien dat het ontbreken van een mannelijke erfgenaam voor de troon tot burgeroorlog zou leiden. Hij wilde een andere vrouw trouwen, en een mannelijke erfgenaam hebben (Hausser, Ludwig, The Period of the Reformation, Londen: J.S. Virtue and Co., Limited, 1885, pp. 170-171).

DE HUWELIJKSKWESTIE

Rond 1526 vroeg Henry Rome om een verklaring voor de ontbinding van zijn huwelijk met Catharina. Hij baseerde zijn verzoek op het feit dat zij eerst de vrouw van zijn overleden broer was geweest en dat een pauselijke ontheffing was verleend om hem toe te staan haar te trouwen, aangezien deze relatie normaal gesproken een belemmering vormde volgens de katholieke wet.

Henry wenste nu deze ontheffing, en bijgevolg zijn huwelijk, ongeldig te laten verklaren. Hij trachtte de steun van Thomas Wolsey te krijgen, die hij als Lord Chancellor [minister van justitie, voorzitter van het Hogerhuis en opperste rechter, NL-red.] had aangesteld en door paus Leo X tot kardinaal was gemaakt.

Tot op dat moment was Wolsey Henry’s rechterhand geweest. Maar hij was tevens de pauselijke vertegenwoordiger, en trachtte zichzelf te beschermen door in deze kwestie een middenweg te bewandelen. Bijgevolg werd de zaak vertraagd – de paus en Wolsey hoopten dat Henry misschien van gedachten zou veranderen.

Deze gang van zaken maakte spoedig een eind aan het geduld van de koning, en Thomas Cranmer en Thomas Cromwell adviseerden hem zijn zaak voor te leggen aan de universiteiten van Europa. Dit deed Henry, met gebruikmaking van steekpenningen in het buitenland en bedreigingen in het binnenland om voor zijn scheiding een gedeeltelijke goedkeuring te krijgen van enkele protestantse geleerden en theologen (Fisher, George P., The Reformation, New York: Scribner, Armstrong and Co., 1873, p. 319).

Ondertussen ontsloeg Henry kardinaal Wolsey met verzonnen beschuldigingen, en de uit de gratie gevallen kardinaal werd ziek en stierf op weg naar zijn berechting wegens verraad. Zijn dood zou in deze kwestie niet de eerste zijn. Zoals de gebeurtenissen lieten zien was Henry bereid iedereen uit de weg te ruimen die zich tegen zijn ongebreidelde hunkering naar vrouwen en macht keerde.

Henry dwong nu het parlement maatregelen aan te nemen die verklaarden dat hij “de Beschermheer en het Soevereine Hoofd van de Kerk en de Geestelijkheid van Engeland” was, waaraan na een lang debat werd toegevoegd: “voor zover is toegestaan door de wet van Christus”. Vervolgens zorgde hij ervoor dat het parlement wetten aannam waarmee de invoering van pauselijke beslissingen in Engeland werden verboden en de pauselijke inkomsten uit Engeland werden beëindigd (Fisher, p. 320).

Terwijl zijn zaak in Rome nog hangende was, joeg Henry er een haastige echtscheiding door en trouwde hij op 25 januari 1533 in het geheim, zij het formeel, met Anne Boleyn. Het lijkt duidelijk dat hij reeds in een onwettige, overspelige relatie met haar was getreden, want op 7 september van datzelfde jaar kreeg zij een dochter, Elizabeth, die later koningin zou worden (Walker, p. 403).

Spoedig daarna werd Henry’s nieuwe favoriet, Thomas Cranmer, benoemd tot aartsbisschop van Canterbury. Op 23 mei hield hij een kerkelijk proces en verklaarde hij Henry’s huwelijk met Catharina ongeldig..

DE BREUK MET ROME

Het onvermijdelijke gevolg van al deze daden liet zich spoedig zien. Op 11 juli 1533 gaf paus Clemens VII een bul uit waarmee Henry werd geëxcommuniceerd. Henry antwoordde in gelijke termen en verkreeg spoedig van het parlement statuten die alle betalingen aan de paus verboden en die bepaalden dat alle bisschoppen nu moesten worden gekozen op voordracht van de koning en die elke andere erkenning van het pauselijke gezag nietig verklaarden (Fisher, pp. 320-321).

In november 1534 nam het parlement de befaamde Supremacy Act aan. Daarin werden Henry en zijn opvolgers tot “het enige soevereine hoofd op aarde van de Kerk van Engeland” verklaard, zonder enige beperkende clausules, en met volledige macht ‘ketterijen’ en ‘misbruik’ te herstellen (Bettenson, p. 322).

De breuk met Rome was nu compleet. Hoewel het voornamelijk een zaak van Henry’s eigenzinnigheid was, had deze niet bereikt kunnen worden zonder het sterke nationale gevoelen en de afkeer van het pauselijk gezag dat reeds onder het Engelse volk groeide.

Wat de breuk met Rome onherstelbaar maakte was het beleid dat Henry nu volgde, dat van het confisqueren van de kloosters en abdijlanderijen, en het verdelen van een deel van de geplunderde rijkdommen onder zijn hovelingen en vrienden (Fisher, p. 321).

Voor zijn werk had Henry een nieuwe vertegenwoordiger gevonden in Thomas Cromwell (1485?-1540), een man van zeer nederige afkomst, een soldaat, koopman en op zijn beurt geldschieter, van wie Wolsey veel gebruik had gemaakt als een zakelijke en parlementaire bemiddelaar. In 1531 was Cromwell van de koninklijke adviesraad; in 1534 rijksarchivaris ; en in 1536 was hij, in zijn hoedanigheid van leek, vicaris-generaal voor de koning in kerkelijke zaken. Henry was begerig naar kerkelijk bezit, zowel om zijn overdadige hof te onderhouden als voor aanhangers te zorgen en deze te belonen – de Reformatie werd overal door deze confiscaties gekenmerkt – en eind 1534 droeg hij Cromwell op de kloosters te laten bezoeken en verslag uit te brengen over de toestand waarin ze verkeerden. De vermeende feiten, waarvan de waarheid of onwaarheid nog altijd betwist wordt, werden aan het parlement voorgelegd, dat in februari 1536 aan de koning, ‘zijn erfgenamen en rechthebbenden voor altijd [toekende, en]daarmee te doen en te gebruiken naar zijn en hun eigen wil, alle kloostervestigingen die een inkomen hebben van minder dan tweehonderd pond per jaar. Het aantal waarop aldus beslag werd gelegd was driehonderdzesenzeventig (Walker, p. 404).

Het is veelzeggend op te merken dat, zoals Walker zegt, het een algemene praktijk was onder de protestantse vorsten en edelen de rijkdommen van de katholieke kerk als het even mogelijk was te confisqueren. Het is duidelijk dat de meeste van deze invloedrijke ‘protestanten’ meer bezig waren met zelfverrijking dan met theologische veranderingen die konden worden aangebracht. In feite had Henry’s breuk met Rome praktisch geen enkele verandering in de leer tot gevolg, behalve de verwerping van het pauselijk gezag en het in de plaats stellen van de Engelse monarch als het ‘hoofd’ van de kerk.

De hele situatie ontwikkelde zich hoofdzakelijk wegens Henry’s seksuele hartstocht en zucht naar machtniet als gevolg van het streven van oprecht serieuze mensen de Bijbelse waarheid te herstellen.

THEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN

In deze tijd kwam een aantal godsdienstleiders onder de invloed van het werk van de Reformatie op het continent. Een van hen, William Tyndale, vertaalde het Nieuwe Testament in het Engels. Hij was echter niet in staat het in Engeland te laten publiceren. Daarom werd het in 1526 gepubliceerd op het continent, en veel exemplaren vonden hun weg naar Engeland, hoewel de kerkelijke en burgerlijke autoriteiten de publicatie probeerden tegen te houden.

Dat de Bijbel in de handen van het volk kwam hielp de weg te bereiden voor latere doctrinaire veranderingen langs lutherse lijnen. Maar voorlopig moest het Rooms-katholieke dogma gehandhaafd worden (Walker, pp. 404-405).

De godsdienstige houding van koning Henry zelf was, behalve die jegens het pausdom, die van de katholieke orthodoxie. Bij tijden deed hij beperkte doctrinaire concessies om de Duitse protestantse vorsten te behagen als hij hun steun nodig had. Maar in 1539 bracht Henry, uit vrees voor Frankrijk en Spanje, het parlement ertoe de Six Articles Act [de zes artikelen wet, NL-red.] aan te nemen. Deze handhaafde een strikte transsubstantiatieleer, kuisheidsgelofte, oorbiecht en andere katholieke praktijken (Fisher, p. 324).

Ondertussen ging hij in 1539 echter door met de confiscatie van alle kloosters en het versterken van zijn positie als hoofd van kerk en staat. Dat hij de in beslag genomen rijkdom van de kerkelijke eigendommen deelde, vermeerderde de bezittingen van de protestantse heersende klasse, wier persoonlijke belangen nu lagen in de voortgezette scheiding van Rome.

Het ware feit is dat zij katholiek in de leer waren, maar protestants in hun bevestiging van Henry’s recht zichzelf als hoofd van de kerk in de plaats van de paus te stellen en met hen de buit van de geplunderde kloosters te delen.

KONING HENRY’S HUWELIJKSESCAPADES

Als ‘soeverein hoofd’ van de Kerk van Engeland stond Henry’s gedrag jegens zijn vijanden en, vreemd genoeg, zelfs jegens zijn vrouwen, zo ver van christelijke principes af als maar kan.

In de zomer van 1535 executeerde hij wreed twee van Engelands bekwaamste geleerden en theologen, bisschop John Fisher en sir Thomas More, omdat zij weigerden zijn soevereiniteit over de kerk en de geestelijkheid van Engeland te bekrachtigen. Veel andere opmerkelijke personen betaalden met hun leven wegens hun verschillen van inzicht met Henry.

Een behulpzame samenvatting van Henry’s boosaardige gedrag jegens zijn vrouwen en edelen geeft Alzog:

Henry was even monsterachtig wreed tegen zijn vrouwen als tegen zijn ministers en andere onderdanen van lagere rang. Catharina van Aragon overleefde haar verstoting iets minder dan drie jaar en stierf een zeer voorbeeldige dood op 8 januari 1536. Nauwelijks lag zij in haar graf of Anne Boleyn, die haar plaats had ingenomen in de genegenheid van haar echtgenoot, en die de oorzaak was van al haar ongeluk, werd berecht op beschuldiging van overspel, incest en hoogverraad, schuldig verklaard en onthoofd op het grasveld van de Tower op 19 mei 1536. Cranmer, die eerder ‘ingevolge zijn apostolische gezag’ het huwelijk tussen Henry en Anne wettig en geldig had verklaard, werd nu opgeroepen op zijn eerdere beslissing terug te komen en verklaarde ‘in de naam van Christus en voor de glorie van God’ dat datzelfde huwelijk van nul en generlei waarde was en altijd was geweest. Op de dag van Annes executie kleedde Henry zich, als om zo zijn minachting voor haar nagedachtenis uit te drukken, in een wit gewaad en werd hij de volgende morgen in de echt verbonden met Jane Seymour, die (op 24 oktober 1537) minder dan twee weken na de geboorte van een zoon, later bekend als Edward VI, stierf. Vervolgens trouwde Henry in het begin van het jaar 1540 met Anne van Kleef. Het was een politiek huwelijk, tot stand gebracht door bemiddeling van Thomas Cromwell, die hoopte de protestantse zaak in Engeland te versterken en zijn eigen macht in stand te houden door de invloed van de nieuwe koningin, die als een principiële lutheraan bekendstond. Verleid door haar schoonheid en persoonlijke aantrekkingskracht, trouwde Henry alleen met haar omdat hij zichzelf niet goed kon redden en, na zes maanden met haar geleefd te hebben zorgde hij, hoofdzakelijk op deze gronden, voor een scheiding (13 juli). Binnen een maand (8 augustus) trouwde hij met Catherine Howard, die kort daarna op beschuldiging van overspel schuldig werd verklaard en op 13 februari 1541 werd onthoofd. Henry’s zesde en laatste vrouw, Catharine Parr, was bij een bepaalde gelegenheid bijna haar hoofd kwijtgeraakt omdat zij het waagde te verschillen in theologische kwesties met het Hoofd van de Kerk van Engeland; maar omdat zij snel haar fout inzag ontkwam zij aan de koninklijke wraak door hem handig om zijn grote wijsheid en theologische geleerdheid te vleien en haar nederigste onderwerping aan zijn oordeel tot uitdrukking te brengen en te beweren dat zij door met hem van mening te verschillen alleen maar had gewenst hem in een verhitte discussie te betrekken, omdat hij wanneer hij opgewonden was de pijn van de ziekte waaraan hij leed leek te vergeten. Door deze slimme uitweg hield Catherine haar hoofd op haar schouders en had het geluk langer te leven dan het wrede monster, dat stierf in 1547.

Henry regeerde achtendertig jaar en in die tijd gaf hij bevel tot executie van twee koninginnen, twee kardinalen, twee aartsbisschoppen, achttien bisschoppen, dertien abten, vijfhonderd priors en monniken, achtendertig godgeleerden en rechtsgeleerden, twaalf hertogen en graven, honderdvierenzestig ‘heren’, honderdvierentwintig burgers, en honderdtien adellijke dames (Alzog, John, Manual of Universal Church History, Dublin: M.H. Gill and Son, 1902, pp. 322-323).

PROTESTANTSE OPMARS ONDER EDWARD VI

Bij de dood van Henry VIII bleef de overgrote meerderheid van de Engelsen bij de wens van de koning geen belangrijke verandering in doctrine en eredienst aan te brengen (Walker, p. 408). Maar desondanks zou Engeland gedurende de regering van Edward VI getuige zijn van de invoering van veel lutherse leerstellingen.

Bij zijn troonsbestijging was Edward slechts negen jaar oud. De hertog van Somerset werd meteen aangesteld als beschermheer en als hoofd van de regeringsraad. Hij was iemand met protestantse sympathieën en was een vriend van de minder bedeelde lagere boerenklasse.

Onder invloed van Somerset en aartsbisschop Cranmer werd een aantal veranderingen in doctrine en eredienst ingevoerd.

Het was in deze tijd dat de Six Articles werden ingetrokken en de werkelijke fundamentele doctrines van de Kerk van Engeland werden vastgelegd. Cranmer was een principiële protestantse sympathisant en bracht een aantal lutherse theologen over voor advies en overleg.

Wetten die het celibaat van het priesterschap oplegden werden nu afgeschaft. De communie met zowel brood als wijn voor de congregatie werd ingevoerd in navolging van Luther. Het gebruik van het Engels in de kerkdiensten werd verplicht gesteld en door de continentale hervormers werd hulp geboden bij de formulering van gebedenboeken en liturgieën (Fisher, George P. History of the Christian Church, New York: Charles Scribner’s Sons, 1897, pp. 357-358).

Gedurende deze periode werd de grondslag van het Engelse protestantisme definitief gelegd. Maar zoals we hebben gezien was het het protestantisme van de Duitse hervormers dat op beperkte schaal werd binnengebracht.

HET BEWIND VAN BLOODY MARY

De plannen voor reformatie kwamen tot een abrupt einde met de vroege dood van Edward VI in 1553 en met de troonsbestijging van de katholieke koningin Mary. Wegens het samenspannen van enkele protestantse edelen had Mary toen zij op de troon kwam zelfs de sympathie van de meeste van haar onderdanen (Walker, p. 405).

Mary ging aanvankelijk met voorzichtigheid te werk op basis van het scherpzinnige advies van haar neef, keizer Karel V. Het duurde niet lang of het parlement kwam op zijn schreden terug en verklaarde het huwelijk van haar moeder met Henry geldig. De grillige houding van de vorsten en politieke leiders van Engeland jegens de huwelijkse staat is ontstellend. Hun maatregelen zijn een schandelijke parodie van Christus’ woorden: “… wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden” (Markus 10:9).

Deze maatregelen wijzen er bovendien op dat het hart van het Britse volk helemaal niet sterk overtuigd was van hun nieuwe protestantse ‘geloof’. Een Engelse geleerde merkte cynisch op: “Met het parlement had Mary geen probleem. Zoals een tijdgenoot ironisch zei, zouden ze op verzoek van de koningin met dezelfde voortvarendheid en ijver voor de vestiging van de mohammedaanse godsdienst hebben gestemd” (Babington, J.A., The Reformation, Londen: John Murray, 1901, p. 286).

Met weinig oppositie overtuigde Mary het parlement ervan de kerkelijke wetgeving die onder Edwards regering was aangenomen in te trekken, en de openbare eredienst werd hersteld naar de formulieren van het laatste jaar van Henry VIII. Maar Cranmer werd nu gevangengezet, en veel van de meer serieuze protestanten vluchtten naar het continent.

Bovendien ging Mary in deze tijd een huwelijk aan met de zoon van keizer Karel V, Filips – die kort daarna Filips II van Spanje zou worden. Vrees voor katholieke en Spaanse overheersing maakte dit tot een buitengewoon onpopulair huwelijk bij Mary’s onderdanen en door deze daad verloor zij veel steun van het volk (Fisher, History of the Christian Church, p. 359).

De Engelse edelen vreesden nu het verlies van de kerkelijke eigendommen die zij in beslag hadden genomen, en er vond een reeks muitende opstanden plaats. Gedurende lange tijd was het moeilijk te zeggen of hun protestantse sympathieën dan wel hun Engelse nationalisme tot deze incidenten aanzetten (Hausser, p. 569).

‘Bloody Mary’ begon nu haar vijanden uit te schakelen en in februari 1554 werden vijftig mensen opgehangen. De volkomen onschuldige Lady Jane Grey en haar echtgenoot Lord Guildford Dudley, werden beide terechtgesteld wegens veronderstelde samenzwering tegen de kroon. Mary had haar zuster Elizabeth nooit met veel genegenheid beschouwd en daarom werd deze in de Londense Tower gevangengezet. Maar in al deze jaren vermeed Elizabeth behoedzaam alles wat Mary’s verdenking tegen haar zou kunnen opwekken en zo behield zij haar leven (Hausser, pp. 570-573).

Zelfs al aan het begin van deze vervolging waren de Engelse edelen en het parlement nog steeds bereid hun protestantisme op te geven en “de kerk en haar leer in overeenstemming te brengen met de wensen van de paus als niemand zich met de verdeling van het kerkelijk bezit zou bemoeien . . .” (Hausser, p. 571). Het moet zeker duidelijk zijn dat deze edelen meer bezig waren met hun zucht naar rijkdom en macht dan dat ze de ware religie trachten te vinden.

Toen Mary eenmaal had toegestaan dat de voormalige protestanten het in beslag genomen kerkelijk bezit konden behouden, was het parlement maar al te bereid gehoorzaam te zijn aan de paus en de edicten tegen ketterijen te vernieuwen. Vanaf nu werden degenen die zich bleven verzetten tegen de roomse godsdienst op volle kracht vervolgd. In de drie jaar voor Mary’s dood kwamen ongeveer 270 protestantse ‘ketters’ op de brandstapel, onder wie 55 vrouwen en vier kinderen (Hausser, p. 571).

Veel van deze gewone mensen waren tot het eind trouw aan hun protestantse overtuigingen. Hun geestelijk leider, Thomas Cranmer, die onder Henry VIII en Edward VI aartsbisschop van Canterbury was geweest, was niet zo standvastig. Onder koningin Mary herriep hij zijn sympathie voor het protestantisme in de hoop zijn leven te behouden. Maar toen eenmaal werd besloten dat hij hoe dan ook moest sterven, herleefde zijn moed. Hij verwierp zijn eerdere herroeping, verklaarde dat hij een protestant was en stierf met waardigheid. Fisher schrijft: “Welke koers hij gevolgd zou hebben als hem was toegestaan te blijven leven, is onmogelijk te zeggen . . .” (Babington, p. 328).

Onder Mary vervolgde de overheid de protestanten alsof zij misdadigers waren. Dit bracht onder het Engelse volk uiteraard een haat tegen Rome tot ontwikkeling. Niet vanwege ware godsdienstige gevoelens, maar in politieke zin ontstond nu het idee dat “protestantisme en Engelse nationaliteit hetzelfde waren” (Hausser, p. 573).

Wanneer we dus lezen over de sterke ‘protestantse’ gevoelens onder de Engelsen, dienen we te beseffen waarom. Het werd een geest van Engels nationalisme in verzet tegen Rome. Het is een nationale godsdienst die tot in onze tijd in Engeland in stand is gebleven. En zoals velen hebben opgemerkt was het verloop ervan meer afhankelijk van politiek en macht dan van zuivere godsdienstige drijfveren.

Het Engelse volk bleef in een gedeeltelijke staat van rebellie tot hun katholieke koningin Mary in november 1558 stierf. De natie verwelkomde nu haar zuster Elizabeth op de troon (Fisher, p. 362).

ENGELS PROTESTANTISME GEVESTIGD

Elizabeth vestigde zich spoedig, net als Henry VIII had gedaan, als het hoofd van de Kerk van Engeland. Maar aangezien de titel ‘Soeverein Hoofd’ voor katholieken ongewenst was gebleken, werd nu de titel ‘Soeverein Gouverneur’ van de nationale kerk voor haar bedacht (Walker, p. 414).

De protestantse beginselen die eerder onder Edward VI waren gevestigd werden nu stap voor stap opnieuw ingevoerd. Door de Act of Uniformity werd in 1559 het gebedenboek van Edward VI weer voor gebruik ingevoerd voor alle kerken. Van iedereen werd geëist de nationale kerk te bezoeken op straffe van boete, behalve in geval van ‘wettige of redelijke verontschuldiging’ (Moncrief, John W., A Short History of the Christian Church, New York: Fleming H. Revell Company, 1902, p. 339).

Babington geeft commentaar op de hypocriete veranderlijkheid van de ‘godsdienstige’ situatie in Engeland in deze tijd: “Zo herriep binnen enkele jaren het Engelse parlement voor de derde keer formeel zijn godsdienstige geloofsovertuiging. Het is zinloos enige geloofwaardige reden voor dit verbazende feit te geven. Te veronderstellen dat met het doorvoeren van deze veranderingen de erfelijke wetgevers en de vertegenwoordigers van het Engelse volk zich door geestelijke ijver of religieuze overtuiging lieten leiden zou het toppunt van dwaasheid zijn” (Babington, p. 299).

Hoewel koningin Elizabeth zelf in zowel religieuze als burgerlijke zaken domineerde werd nu Matthew Parker ingewijd als aartsbisschop van Canterbury. Onder zijn leiding werden de 42 geloofsartikelen die oorspronkelijk door Thomas Cranmer waren geformuleerd teruggebracht tot 39. In 1571 nam het parlement ze aan als doctrinaire grondslag van de Kerk van Engeland. Ze vormen “een soort doctrine die het midden houdt tussen het lutheranisme en calvinisme” (Kurtz, J.H., Church History, Londen: Hodder and Stoughton, 1889, p. 315).

In feite was de godsdienstige grondslag van de Kerk van Engeland meer een mengsel van lutheranisme, calvinisme en katholicisme. Maar de 39 Artikelen waren hoofdzakelijk gebaseerd op de lutherse geloofsbelijdenis (Moncrief, p. 339). En natuurlijk werd Luthers theorie van rechtvaardiging door alleen het geloof aangehouden. Maar ook Calvijns doctrines aangaande het ‘Avondmaal’ en predestinatie werden in grote lijnen aanvaard.

En ook veel rooms-katholieke rituelen, gebruiken en ideeën werden behouden. “De 39 Artikelen bevatten veel protestantse dogma’s, maar ze behouden ook veel van de Roomse eredienst” (Moncrief, p. 340).

Hoewel er van tijd tot tijd enkele veranderingen zijn geweest, blijven de doctrines en de vorm van de godsdienst die ten tijde van koningin Elizabeth in de Kerk van Engeland werden gevestigd in wezen dezelfde tot op vandaag (Wharey, James, Church History, Philadelphia: Presbyterian Board of Publication, p. 240).

SAMENVATTING

Het is niet onze bedoeling in het onderhavige werk in te gaan op een gedetailleerde geschiedenis van de diverse splitsingen en verdelingen van de drie protestantse ‘bomen’. Zoals we al hebben gezien, verspreidden Luthers doctrines zich over een groot deel van Noord-Duitsland, vandaar voornamelijk naar de Scandinavische landen, en vervolgens naar de Nieuwe Wereld. Calvijns theologie domineerde uiteindelijk in Zwitserland, delen van Frankrijk en Duitsland, Nederland en Schotland. Later vond ook zij haar weg – met aanpassingen – naar Amerika en vooral naar de staten van Nieuw Engeland.

Het anglicanisme behield zijn invloed in zijn zuivere vorm alleen in Engeland zelf. Maar in het hele Britse Gemenebest en in Amerika heeft het sindsdien de naam ‘protestants episcopaals’, en ook andere vormen aangenomen, die praktisch dezelfde geloofsovertuigingen aanhouden.

Als leidend principe is het belangrijk te beseffen dat elk belangrijk protestants lichaam in alle eerlijkheid een van deze hoofdbewegingen van de hervorming als zijn legitieme voorloper moet erkennen. En het lutheranisme, calvinisme en anglicanisme moeten erkennen dat ze allemaal in de eerste plaats voortkwamen uit de kerk van Rome.

Opnieuw met verwijzing naar Engeland kunnen we veilig stellen dat de drie hoofdkerken die voortkwamen uit de ‘puriteinse’ beweging van de zeventiende eeuw – het presbyterianisme, het congregationalisme en het baptisme – allen het belangrijkste deel van hun doctrines, gebruiken en ideeën danken aan Calvijn.

De latere methodistische beweging onder John en Charles Wesley behelsde geen enkele verandering in de fundamentele doctrines van de Kerk van Engeland. Ze was slechts bedoeld als een reformatie binnen de anglicaanse kerk, met de verwerping van predestinatie en de benadrukking van persoonlijke heiligheid en een bewustzijn van een ‘getuige van de Geest’ [te zijn] in de gelovige (Hurlbut, Jesse Lyman, The Story of the Christian Church, Philadelphia: The John C. Winston Co., 1933, p. 177).

Tot aan het einde van zijn leven drong Wesley er bij zijn volgelingen op aan om in de Kerk van Engeland te blijven en verklaarde: “Ik leef en sterf als lid van de Kerk van Engeland; en niemand die mijn oordeel serieus neemt zal er ooit van scheiden” (Bettenson, p. 361).

Zo is het duidelijk dat zelfs de Kerk van Engeland, voortgekomen uit Rome, zelf een ouder is van andere godsdienstige lichamen die dezelfde fundamentele doctrines aanhouden. Het punt dat we willen benadrukken is dat alle belangrijke splitsingen en verdelingen binnen het protestantse ‘christendom’ het eens zijn over de meeste van hun fundamentele doctrines, tradities en godsdienstige ideeën. De betekenis hiervan zal later worden bekeken.

Terugkijkend op de Engelse opstand zien we de onbeheerste hunkering van koning Henry VIII naar vrouwen en macht uitmonden in een nieuw godsdienstig lichaam. De onomwonden waarheid is dat de ‘reformatie’ in Engeland werd verwekt door lust, en naar succes geleid door politieke druk en de macht van wapens!

Een eminente protestantse historicus erkent: “De opmerkelijke eigenschap van de Engelse opstand is dat deze geen grote godsdienstleider voortbracht – geen Luther, Zwingli, Calvijn of Knox. Evenmin gaf ze, vóór het begin van de regering van Elizabeth, blijk van enig geestelijke bewustwording onder het volk. De impulsen ervan waren politiek en sociaal” (Walker, p. 415).

Zoals we hebben gezien is de Engelse opstand ontstaan door de lust en zonde van Henry VIII. Ze werd onder het volk gestimuleerd door een geest van nationalisme en tegenstand tegen Rome. Ze slaagde geholpen door de hebzucht van de Engelse adel naar de rijkdom van de katholieke kloosters en grondgebieden. En ze werd op de troon geplaatst door het koninklijke besef van de ongecontroleerde macht die ze de Engelse koningen gaf.

Er wordt erkend dat deze beweging geen godsdienstleider van betekenis voortbracht. Er was praktisch geen geestelijke bewustwording onder de mensen. De motieven ervan waren politiek en sociaal.

Laten we eerlijk en oprecht de vragen onder ogen zien: Was dit een terugkeer naar het zuivere nieuwtestamentische christendom? Was het een door de Geest geleide herstel van het ‘geloof dat eenmaal overgeleverd is’?

In de volgende aflevering zullen de werkelijke betekenis van alles wat we hebben besproken en de antwoorden op deze vragen duidelijk worden gemaakt. We moeten weten waar het protestantse ‘christendom’ werkelijk vandaan komt – en waar het heengaat! Zorg dat u de volgende aflevering van deze belangrijke serie niet mist!