BRON: LCN/ March - April 2012

In de tijd dat onze twee zonen klein waren, vonden mijn vrouw en ik dat het voorbereiden voor de Dagen van Ongezuurde Broden vaak een heel avontuur. Mijn vrouw vond kleine stukjes zuurdesem op plaatsen waar men het normaal niet verwacht. Er waren resten van koekje op de bodem van de speelgoed box van de jongens en zelfs de verharde rest van een pindakaas sandwich in een onderste plank in een hoek van hun kast.

De meeste van ons, die kinderen in de Kerk hebben grootgebracht, hebben onze eigen ongebruikelijke ontzuring verhalen te vertellen. Nu de Dagen van Ongezuurde Broden naderen staat de algemene huisschoonmaak op onze prioriteitenlijst. Wij maken onze huizen schoon en - tijdens het proces - zoeken in verschillende hoeken en gaten naar stukken en brokken zuurdesem. De Bijbel legt ons op, dat zeven dagen lang mag in uw huizen geen zuurdeeg gevonden worden. (Exodus 12:19)

Het gezuurde - een middel, zoals gist of natrium(bi)carbonaat, dat brood laat rijzen - wordt in de Bijbel gebruikt om zonde te symboliseren tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden. Paulus maakte deze analogie duidelijk in 1 Korintiërs 5:8 toen hij het rijsmiddel vergeleek met kwaadaardigheid en verdorvenheid. Hij benadrukte aan de Korintische Christenen dat, net zoals zij hun huizen ontzuurden, zij ook ontzuurd moesten worden in hun leven. Hij ging verder en roept hen op om het Feest te vieren, niet alleen fysiek, maar ook geestelijk.

Nu de voorjaarsfeesten naderen denkt Gods volk veel na over het onderwerp zonde. Wij concentreren ons op het Pascha en hoe Jezus Christus stierf om voor onze zonde te betalen. Wij bereiden ons voor op de Dagen van Ongezuurde Broden, waarin wij ons het uitbannen van zonde voorstellen en het vervangen door rechtvaardigheid. In deze tijd van het jaar is het vooral toepasselijk, dat wij mediteren over de vraag van zonde en waar het verborgen is in ons leven.

Wij weten allemaal wat zonde is, nietwaar? Per slot van rekening maakt 1 Johannes 3:4 duidelijk dat zonde de overtreding is van Gods wet. Hoewel dit de meest simpele en beknopte definitie van zonde is, die in de Bijbel staat, is er veel meer te zeggen over het onderwerp. Precies zoals wij de verborgen hoeken in onze huizen nakijken om zuurdesem te vinden, moeten wij de verborgen hoeken van ons leven onderzoeken om zonde te vinden, die nog verborgen zijn.

Er is veel meer wat de kwestie van zonde betreft dan een louter oppervlakkige blik laat zien. Laten wij grondiger kijken naar wat de Bijbel openbaart over zonde.

Zonden van onverschilligheid 

Eén van de meest bekende verhalen in de Bijbel is die van de barmhartige Samaritaan. Het verhaal staat in Lukas 10. Een rechtsgeleerde probeerde om Christus zich te laten verspreken door bepaalde vragen te stellen. "Wat moet ik doen om eeuwig leven te erven"? vroeg hij. "Welnu, U bent een rechtsgeleerde", antwoordde Christus, "wat zegt de Thora"?

De rechtsgeleerde antwoordde door Deuteronomium 6:5 aan te halen en Leviticus 19:18. Het vers in Deuteronomium onderwijst ons dat wij God moeten liefhebben met ons hele hart en ziel, terwijl het vers - aangehaald uit Leviticus - ons aanspoort om onze naaste lief te hebben als onszelf.

Nadat de rechtsgeleerde de verzen had aangehaald antwoordde Christus bevestigend en zei hem, dat wanneer hij dat werkelijk deed, hij zou leven. Dat was echter niet het einde van de woordenwisseling. De rechtsgeleerde, wordt ons gezegd, wilde zichzelf rechtvaardigen. M.a.w., hij had niet de wil om echte veranderingen te maken in zijn leven; hij wilde eenvoudig een uitvlucht om op die manier te blijven zoals hij was. "En wie is mijn naaste"? vroeg hij toen aan Jezus. Christus ging verder met hem een verhaal te vertellen over een man, die van Jeruzalem naar Jericho reisde en werd beroofd, geslagen en voor dood werd achtergelaten aan de kant van de weg. Drie verschillende reizigers kwamen toevallig langs. De eerste was een priester, de tweede was een Leviet en de derde een Samaritaan. De priester en de Leviet keken, maar weigerden erbij betrokken te worden. De Samaritaan, vervuld van medelijden, stopte en bood hulp. "Wie was de naaste van de man, die geslagen en beroofd werd"? vroeg Jezus aan de rechtsgeleerde. Het voor de hand liggende antwoord, dat de rechtsgeleerde gedwongen werd toe te geven was dat de Samaritaan, die stopte en hielp de enige was, die liet zien dat hij een naaste was. Christus zei toen aan de rechtsgeleerde te gaan en hetzelfde te doen.

  • Wat was de zonde van de priester en de Leviet?

Geen van hen nam deel aan het slaan of de beroving. Zij brachten de gewonde man geen letsel toe. Het is duidelijk, dat volgens Jezus Christus hun daden niet beantwoorden aan de eisen van een heilige, rechtvaardige God. Eenvoudig gezegd, de priester en de Leviet waren schuldig aan de zonde van onverschilligheid. Zij trokken zich er niets van aan!

In een ander welbekend verslag, dat in Matteüs 25 staat, voorspelde Christus Zijn toekomstige komst in macht en glorie - de tijd, wanneer Hij het proces van oordeel over de naties zal beginnen. Deze tijd van oordeel zal door het Millennium en het Witte Troon oordeel heen duren. Christus vergeleek Zijn rol met dat van een herder, die de schapen van de geiten scheidt.

In dit verslag plaatst Christus de rechtvaardigen aan Zijn rechterhand en nodigt hen uit om het leven in te gaan. Hij zei hen dat dit was, omdat zij Hem hadden gevoed toen Hij honger had; toen Hij dorst had gaven zij Hem iets te drinken en toen Hij ziek was en in de gevangenis zat, Hem bezochten. Hij keerde zich naar degenen aan Zijn linkerhand en zei hen om in de vuurpoel te gaan, omdat zij Hem niet gevoed hadden toen Hij honger had, noch Hem te drinken gaven toen Hij dorst had, noch Hem bezocht hadden. Beide groepen hadden een algemeen antwoord op de verklaringen van Christus. "Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan". (Matteüs 25:44-45)

Net zoals de parabel van de barmhartige Samaritaan verduidelijkt dit verslag de ernst van de zonde van onverschilligheid. Het is voor ons niet genoeg om alleen af te zien van het beroven of het doden van onze naaste; wij moeten actief liefde en vriendelijkheid tonen aan anderen. De geest van Gods wet vereist veel meer dan alleen het vermijden of het actief letsel toebrengen aan een ander.

Als wij de verborgen hoeken van ons leven onderzoeken moeten wij zoeken naar de zonden van onverschilligheid. In principe overtreden wij alle geboden, die steunen op de eenvoudige verklaring, dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf.

Zonden van trots of hoogmoed 

Koning Uzzia van Juda kwam op de troon toen hij slechts 16 jaar oud was. Hij werd één van de meest succesvolle regeerders van het zuidelijke koninkrijk.

Vanaf het begin van zijn regering streefde hij een aanvallend beleid na, dat zijn eigen grenzen beveiligde en traditionele vijanden in het nauw dreef. Hij stelde een vrij groot, goed toegerust leger samen. Hij versterkte Jeruzalem, plaatste versterkte vestingsteden tussen de Filistijnen en dwong de Ammonieten jaarlijkse belastingen te betalen.

Hij ontwikkelde de economische voorspoed van het land door een reeks bronnen te graven, die nieuwe kansen openden voor veeteelt en landbouw. Het hele land had vrede thuis en respect in het buitenland.

In 2 Kronieken 26 vinden wij het verhaal van koning Uzzia. Wij lezen, "zo werd zijn naam wijd en zijd verbreid, want hij werd wonderlijk geholpen, totdat hij sterk was geworden". (2 Kronieken 26:15) Ter voorbereiding van deze voorspoed en het succes was het feit dat Uzzia vanaf het begin van zijn koningschap er naar streefde om de God van Israël te dienen.

Dat staat echter niet voor het einde van het verhaal. In 2 Kronieken 26:16 lezen wij over het keerpunt in het leven van Uzzia. "Maar toen hij sterk geworden was, werd zijn hart hoogmoedig, tot zijn eigen verderf. Hij werd ontrouw aan de HEERE, zijn God. Hij ging namelijk de tempel van de HEERE binnen om reukwerk in rook te laten opgaan op het reukofferaltaar". Eén van de grootste gevaren van succes is hoogmoed.

Op het toppunt van zegeningen en succes zijn wij allen zeer gevoelig voor deze gevaarlijke vernietiger, hoogmoed. Hoogmoed veranderde Lucifer in Satan. Hij heeft velen geestelijk geruïneerd, die op de weg naar groot succes leken te gaan.

In het geval van Uzzia; hij trok de privileges van de priesters naar zich toe. Het priesterschap van Israël bestond alleen uit mannen, die rechtstreekse afstammelingen van Aaron waren. De priesters waren de enigen, die door God toegestaan waren om de Heilige plaats van de tempel binnen te gaan en om de rituelen uit te voeren, die in de Wet waren weergegeven. Eén van die rituelen bestond uit het branden van wierook op het altaar, dat voor het voorhangsel stond en de Heilige plaats van het Heilige der Heiligen scheidde.

Als één van de meest succesvolle koningen van Juda richtte Uzzia zich op zijn grootheid. Hij verloor het feit uit het oog, dat hij onderworpen was aan Gods wet, net zoals ieder ander. Niemand is zo belangrijkom boven de wet te staan!

De hogepriester Azaria en 80 andere getrouwe priesters confronteerden de koning in de tempel. "U moet onmiddellijk vertrekken", zei de hogepriester. "U bent geen priester en het is niet geoorloofd voor U om hier te zijn"! De reactie van de koning was, dat hij razend werd op de priester, omdat hij hem op die manier aansprak. Toen zijn kwaadheid uitbarstte na de terechtwijzing, die hij ontvangen had, gebeurde er plotseling een merkwaardig iets. Terwijl de priesters met ontzetting keken werd het gezicht van Uzzia melaats. Toen de nu bange koning inzag wat er gebeurde trok hij zich snel uit de tempel terug. Voor de rest van zijn leven was hij melaats en moest apart van anderen leven. Zijn zoon Jotham werd in zijn plaats regent. Het leven van Uzzia eindigde in eenzaamheid en duisternis omdat deze grote overwinnende koning zelf door trots werd overwonnen.

Trots leidt tot arrogante zonden. Het werkt ook als een wegversperring om correctie te aanvaarden. Als iemand van ons zich aanmatigt om zichzelf in een positie te plaatsen, die God niet bedoeld heeft om aan te hem te geven, dan verkeert die persoon op zeer gevaarlijke grond. Wij allen moeten de hoeken van de laden en kasten van ons leven grondig doorzoeken naar verborgen trots, die de sleutel kan zijn voor onze ondergang.

Compromis en ontrouw 

Wanneer angst in plaats van geloof ons leven beheerst, leidt dit ons tot compromis met wat wij weten, wat juist is. "En alles wat niet uit geloof is, is zonde". (Romeinen 14:23) Wellicht is één van de meest sterke illustraties van ontrouw en compromis het verslag van Jerobeam, de eerste koning van het huis Israël. Van 1 Koningen 11 weten wij dat Salomo in zijn latere jaren God onwelgevallig was. Als gevolg hiervan stond God vijanden toe om tegen hem op te staan en lastig te vallen.

In deze samenhang maken wij kennis met Jerobeam, een zeer ijverige, jonge man van Efraïm, die de zoon was van een weduwe. Salomo kwam zo onder de indruk van Jerobeams talent, dat hij hem gouverneur van de stam Efraïm maakte. Op een dag begroette één van Gods profeten hem, op de weg naar Jeruzalem. Ahia, de profeet ging naar Jerobeam, vroeg om zijn nieuwe mantel te mogen zien en begon het in twaalf stukken te scheuren! "Neem er tien stukken van" (1 Koningen 11:31), zei hij aan de geschokte Jerobeam. De profeet ging verder met uitleggen, dat God Jerobeam koning zou maken over tien stammen van Israël na de dood van Salomo. God zou de dynastie van Salomo over Juda in stand houden, vanwege Zijn eerdere belofte van een eeuwige dynastie aan koning David. Aan Jerobeam werd gezegd dat, wanneer hij trouw en gehoorzaam zou zijn aan God, zijn dynastie ook voor altijd gevestigd zou zijn door God.

Klaarblijkelijk moet Salomo hierover gehoord hebben, want hij werd wantrouwig tegenover Jerobeam. Als gevolg moest Jerobeam naar Egypte vluchten om zijn leven te behouden. Pas na de dood van Salomo was hij vrij om naar Israël terug te keren.

Na de dood van koning Salomo volgde zijn zoon Rehabeam hem als vorst op. Een delegatie van alle stammen kwamen naar hem en vroegen een vermindering van de hoge belastingen, die Salomo had opgelegd. Rehabeam, die de raad van de oudere en wijzere mannen negeerde, weigerde om acht te slaan op het verzoek van het volk en besliste om te laten zien dat hij "de leiding" had. Het gevolg was dat de tien noordelijke stammen weigerden om hem als koning te erkennen en kozen de pas teruggekeerde Jerobeam als hun koning. Deze gebeurtenis veroorzaakte een scheuring tussen Israël en Juda, die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Tot zover is de helft van wat God aan Jerobeam beloofde via de profeet, gebeurd. Hij was nu koning over de tien stammen. Hij maakte zich echter zorgen als hij dacht aan het volk, dat elk jaar naar Jeruzalem reisde om Gods Feesten bij te wonen. "Na verloop van tijd zullen zij heimwee krijgen naar de goede oude tijd", dacht hij. "Zij zullen terugdenken en naar de tijd verlangen toen iedereen samen was als één volk. Op een dag zullen zij zich van mij ontdoen, zodat zij zich kunnen verenigen met Juda". Hoe meer hij over dit moeilijke scenario dacht, hoe meer hij ervan overtuigd was - en hoe meer hij zich zorgen maakte.

Nadat hij erover gesproken had met zijn adviseurs kwam Jerobeam met een plan om te voorkomen dat dit zou gebeuren. Wij lezen in 1 Koningen 12 dat hij het volk bijeen riep en enkele veranderingen voorstelde. "Het is te veel voor u om op te trekken naar Jeruzalem" (vers 28), zei hij aan de Israëlieten. Jerobeam zei hen toen dat er nu twee centrums van verering zouden zijn voor de tien stammen. Eén zou in het noordelijk deel van zijn koninkrijk zijn in Dan en de andere in het zuidelijk deel, in Bethel. Bovendien zei hij hen dat er in iedere lokatie een gouden kalf zou worden neergezet. Hij stelde nieuwe priesters aan, die niet van de zonen van Aaron waren, maar iedere klasse van het volk was inbegrepen. (vers 31) Er waren mannen, die bereid waren alles te prediken, waarvoor Jerobeam hen betaalde om over te prediken. Bovendien veranderde hij de datum van het Loofhuttenfeest van de zevende maand naar de achtste maand, ongetwijfeld onder het mom van het aanbieden van groter gemak.

De compromissen van Jerobeam met de waarheid van God werden gemotiveerd door angst. Het waren zelf-beschermende strategieën, die gebaseerd waren op zijn vrees voor wat de toekomst zou brengen. Hoewel zijn bezorgdheid vanuit een menselijk standpunt zeker begrijpelijk was, liet het God totaal buiten beeld. Dezelfde God, die hem koning had gemaakt, kon zeker zijn rijk hebben behouden.

Als wij onze angsten volgen en onszelf proberen te beschermen in plaats van op God te vertrouwen, wagen wij ons onvermijdelijk op het pad van compromissen. Dewaarheid is dat wij onszelf niet kunnen beschermen en behouden, maar God is getrouw en Zijn beloften staan vast! 

Jerobeam dacht dat zijn daden hem in staat zouden stellen om zijn dynastie aan de macht te houden. In werkelijkheid waren zij de ondergang! Zijn dynastie bewees zeer kortstondig te zijn en overleefde zijn dood maar twee jaar. (1 Koningen 15:25-29) Hij had God buiten beeld gelaten en had gehandeld uit angst, in plaats van uit geloof.

Als wij in de verborgen spleten van de innerlijke mens zoeken naar de kruimels van het zuurdesem, moeten wij op zoek gaan naar onze menselijke angsten en de compromissen, die zij voortbrengen. "Mensenvrees legt iemand een valstrik, maar wie op de HEERE vertrouwt, wordt in een veilige vesting gezet". (Spreuken 29:25)

Zonden van niet-vergevingsgezind zijn 

Achitofel was één van de zeer naaste vrienden van David. De meeste commentaren zijn het er over eens dat Psalm 55:14 van David refereert aan de man - die hij "mijn vriend en vertrouwde" (NBG) noemde - een verwijzing naar Achitofel was. David beschreef deze vriendschap verder: "wij die zeer aangenaam en vertrouwelijk met elkaar omgingen, wij wandelden in gezelschap van velen naar Gods huis". (Psalm 55:15) Toch vertelt zowel Psalm 55:13-15 als Psalm 41:10 over het verraad van David door deze man, die hij vertrouwde. Zoals Psalm 41:10 weergeeft: "zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft mij hard nagetrapt". Op Zijn laatste Pascha haalde Jezus Christus dit vers aan, die van toepassing was op de daden van Judas Iskariot. (Johannes 13:18)

Achitofel, Davids vriend en meest vertrouwde adviseur sloot zich aan bij Absalom in zijn opstand. Hij maakte deel uit van het complot om David als koning ten val te brengen. (2 Samuel 15:12,31)

  • Waarom zou hij, na jaren van vertrouwde vriendschap, zoiets doen?

U vindt het antwoord in een zorgvuldige vergelijking van twee verzen. In 2 Samuel 11:3 lezen wij dat Bathseba, die vrouw met wie David overspel pleegde, de dochter was van Eliam. Uit 2 Samuel 23:34 leren wij dat Eliam één van Davids "machtige mannen" was en dat hij de zoon van Achitofel was. Met andere woorden, Bathseba was de kleindochter van Davids naaste adviseur, Achitofel!

Eenvoudig gezegd, Achitofel vergaf David nooit voor wat hij had gedaan aan zijn kleindochter en haar man, Uria. Hij moet zich diep gekwetst gevoeld hebben door Davids daden. Die pijn veranderde echter in bittere haat en knaagde jaren van binnen. Hij leek het nooit te kunnen kwijt raken!

Het is gemakkelijk om de diepte van Achitofels pijn te begrijpen, maar wat deed zijn gemis aan vergeving voor hem? 

Het voedde een haat, die hem veranderde tot een verrader van Gods gezalfde koning! Hij stierf as een hopeloze zelfmoordenaar. (2 Samuel 17:23)

  • Hoeveel onvergeeflijke pijnen zitten diep in ons verborgen?

Als wij onszelf daarvan niet ontdoen, zullen wij onszelf vernietigen!

Laten wij er dit jaar zeker van zijn, dat wij meer doen dan het ontzuren van de hoeken van onze kamers. Het belangrijkste is dat wij de kruimels van het zuurdesem in de hoeken van onze harten en gedachten opsporen en verwijderen.

Wij kunnen dit geestelijk ontzuren niet op onze eigen kracht doen. Want dan hoeven wij het niet te doen!

Gods kracht is voor ons beschikbaar, als wij ons voor Hem willen openstellen en Zijn hulp echt zoeken.