DEEL 5: Maarten Luther ontketend

Dit artikel is de vertaling van het Engelstalige artikel “The Truth Behind the Protestant Reformation, Part 5” door Roderick C. Meredith (1930-2017), verschenen in het Tomorrow’s World magazine van november-december 2017.

Brachten de protestantse hervormers een terugkeer naar een zuiver nieuwtestamentisch christendom? Werden de hervormers geleid door Gods heilige Geest? De waarheid die deze serie bevat is verbazingwekkend.

Schokkende en ontnuchterende waarheden komen in deze serie aan het licht. We hebben geleerd dat het christendom sinds de tijd van Jezus Christus en Zijn apostelen enkele radicale veranderingen heeft ondergaan.

In de authentieke geschiedschrijving hebben we gezien dat spoedig na de dood van de oorspronkelijke apostelen heidense ceremonies en tradities werden geïntroduceerd in de officiële christelijke Kerk. We ontdekten dat gedurende de duistere middeleeuwen geestelijke corruptie, machtspolitiek en ‘wereldsheid’ in de heersende katholieke kerk domineerden.

In recente afleveringen zijn de werkelijke feiten over Luthers vroegere leven en frustraties besproken – zijn opstandigheid tegen gezag en tegen de noodzaak van gehoorzaamheid. We hebben gezien dat in Luthers reformatie nationalisme en politiek de leidende krachten waren. In de laatste aflevering bespraken we de pijnlijke episode van Luthers hypocriete betrokkenheid bij de Duitse Boerenoorlog en zijn razende oproep aan de vorsten hen in de naam van God ‘neer te slaan, te wurgen en dood te steken.

Nu zullen we de verdere groei van het lutheranisme en Luthers voortgaande vertrouwen op vorsten en politiek bespreken.

De groei van het lutheranisme

Gedurende Luthers latere jaren werd het protestantse kamp geplaagd door verdeeldheid en schandalen. De legers van de vorsten en de politieke macht konden misschien garanderen dat in bepaalde gebieden de hervormde godsdienst uiterlijk werd gehandhaafd. Maar die hadden geen macht het geloof en de zeden van de onderdanen te zuiveren, noch waren ze in staat de strijdende partijen die binnen de protestantse beweging opkwamen één van geest te maken.

In deze jaren ontstond er een twistpunt tussen de Duitse en Zwitserse hervormers betreffende de ware betekenis van Christus’ instelling van het ‘Heilig Avondmaal’, zoals het nu werd genoemd. Deze strijd veroorzaakte een blijvende breuk tussen de lutherse en hervormde kerken – een breuk die we later nauwkeuriger zullen onderzoeken.

Ondertussen zond de keizer in januari 1530 een oproep aan de Duitse vorsten in Augsburg bijeen te komen om een Rijksdag te houden. Hij stelde voor dat de vriendschappelijke regeling van de godsdienstige verschillen het hoofddoel van de bijeenkomsten moest zijn.

De protestanten bereidden daarom een alomvattende verklaring voor van hun geloofsopvattingen en van hun punten van kritiek betreffende de rooms-katholieke leer en praktijk. Ze werd in hoofdlijnen opgesteld door Luther en Melanchton, waarbij de laatste het meeste deed aan de eigenlijke formulering.

Het is van groot belang de ‘Augsburgse Confessie’, zoals die werd genoemd, te begrijpen. Het is de officiële verklaring van de positie van de lutherse kerk en is tot op vandaag de basis van haar doctrines.

Laten we kijken naar Reginald Walkers wetenschappelijke samenvatting van de lutherse positie zoals uiteengezet door Melanchton (met Luthers advies) in deze geloofsbelijdenis: “Zijn doel was te tonen dat de lutheranen in geen enkel elementair en essentieel opzicht zijn afgeweken van de katholieke kerk of zelfs van de roomse kerk, zoals geopenbaard door haar vroege schrijvers. Deze overeenstemming wordt uitdrukkelijk bevestigd en vele oude ketterijen worden nauwkeurig onder benoeming ervan afgewezen. Aan de andere kant worden zwingliaanse en anabaptistische posities met kracht verworpen. Het exclusieve gezag van de Schrift wordt nergens uitdrukkelijk verklaard. Het pausdom wordt nergens categorisch veroordeeld. Het universele priesterschap van de gelovigen wordt niet genoemd. Toch gaf Melanchton een grondig protestantse toon aan de confessie als geheel. Rechtvaardiging door het geloof wordt bewonderenswaardig uiteengezet, de belangrijkste protestantse punten van de kerk duidelijk naar voren gebracht; het aanroepen van heiligen, de mis, weigering van de beker, kloostereden en voorgeschreven vasten worden verworpen” (Walker, Reginald F., An Outline History of the Catholic Church, Newman Press, 1944, p. 372).

De protestanten  erkennen hun eenheid met het roomse systeem

Merk allereerst op dat deze Confessie de eenheid van de lutheranen met de rooms-katholieke kerk bevestigd. Nadruk wordt gegeven aan het feit dat de protestanten en katholieken in wezen één kerk – één geloofssysteem zijn.

Verwijzing naar het exclusieve gezag van de Bijbel wordt hier weggelaten. De protestantse doctrines van rechtvaardiging door geloof alleen en verwerping van het katholieke sacramentele systeem zijn de enige werkelijke geschilpunten.

In plaats van een terugkeer te bepleiten naar het geloof en de praktijk van Jezus Christus en de ware apostolische kerk die door Hem werd opgericht, benadrukken de hervormers nu de eenheid van het protestantisme met de heidense filosofieën, geloofsopvattingen en praktijken van het gecorrumpeerde rooms-katholieke systeem.

Zoals we hebben gezien, was de paapse kerk nu zo ver van de leringen en praktijken van Christus en de apostelen afgedwaald als maar mogelijk was. Toch zullen we de protestanten keer op keer hun eenheid met dit ontaarde systeem zien benadrukken.

In weerwil van de verzoenende toon van deze Confessie werd zij verworpen door Karel V en de door katholieken gedomineerde Rijksdag. Zij bevalen het volledige herstel van het katholieke geloof in afwachting van een algemeen concilie binnen een jaar (Hausser, Ludwig, The Period of the Reformation, American Tract Society, 1873, p. 123).

Luther dringt aan op oorlog

Uit vrees voor bestraffende maatregelen en het verlies van kerkelijk bezit dat zij in beslag hadden genomen, verenigden elf steden zich met acht protestantse vorsten in de vorming van het Schmalkaldisch Verbond als verdediging tegen de keizer (Alzog, Johannes, Manual of Universal Church History, 1878, pp. 240-241). Het is interessant hier op te merken dat Luther eens te meer zijn beleid om opportunistische redenen veranderde.

Eerder had hij beweerd, met de Bijbel (Romeinen 13), dat het een zonde was zich te verzetten tegen de keizer of enig wettig ingesteld gezag (Walker, p. 375). Maar nu drong hij er op aan geweld te gebruiken om zijn doctrines te verdedigen. “De protestantse vorsten verenigden zich, samen met bepaalde keizerlijke steden in Zuid-Duitsland, in het Verbond van Schmalkalden om de willekeurige maatregelen van de keizer te weerstaan in zijn pogingen de nieuwe meningen de kop in te drukken. Luther, die zich tot dan toe had verzet tegen wapengebruik, verklaarde nu dat christenen verplicht waren hun vorsten te verdedigen wanneer zij onwettig werden aangevallen. Het verbond werd versterkt door een alliantie met Frankrijk, Denemarken en de hertogen van Beieren. De gebieden van de keizer werden opnieuw bedreigd door een inval van de Turken onder Süleyman. Onder deze omstandigheden was het onmogelijk de repressieve maatregelen uit te voeren waartoe men in Augsburg had besloten. Zo werd in 1532 tot de vrede van Neurenberg besloten, die bepaalde dat godsdienstige zaken moesten worden gelaten zoals ze waren totdat ze konden worden geregeld door een nieuwe rijksdag of algemeen concilie” (Fisher, George P., History of the Christian Church, Scribner’s, 1887, pp. 305-306).

Vanaf de vrede van Neurenberg bleef de situatie van de protestantse gebieden een heel aantal jaren hoofdzakelijk hetzelfde. Maar binnen Luthers kamp vonden vele ‘oogopenende’ gebeurtenissen plaats waarin de ‘vruchten’ van zijn leer zichtbaar werden. En in veel gevallen is te zien hoe Luther zijn toevlucht nam tot een immorele daad als die ten goede kwam aan zijn zaak.

Luther ziet bigamie door de vingers

Misschien het opvallendste voorbeeld van Luthers bereidheid zijn normen te wijzigen teneinde zijn vorstelijke beschermheren van dienst te zijn, is het welbekende geval van Filips I, landgraaf van Hessen. Filips’ voortdurende overspel maakte hem ongerust op zijn behoud, en hij begon te redeneren dat een tweede huwelijk met een aantrekkelijker vrouw misschien de oplossing voor zijn problemen zou zijn. Hij beriep zich op het Oude Testament in een poging dit te rechtvaardigen, waarbij de achterliggende motivatie van zijn redenering versterkt werd doordat hij de aantrekkelijke zeventienjarige dochter kende van een dame aan het hof van zijn zuster.

Het is nuttig op dit punt enkele passages op te nemen uit een compleet verslag van deze zaak door de historicus Jules Michelet. Daarin vinden we het directe antwoord van Luther en zijn medestanders op het verzoek van de landgraaf:

De meest krijgshaftige onder de protestantse leiders, de onstuimige en opvliegende landgraaf van Hessen, zorgde ervoor dat dit werd voorgelegd aan Luther, dat de staat van zijn gezondheid vereiste dat hij zou samenleven met meer dan één vrouw. De instructies die aan Bucerus [De Buysere, Nederlands predikant] werden gegeven om over deze zaak te onderhandelen met de theologen van Wittenberg bieden een curieus mengsel van sensualiteit, religieuze ongerustheid en vrijmoedige openhartigheid.

Het verzoek van de landgraaf van Hessen bracht Luther in uiterste verlegenheid. Alle theologen van Wittenberg kwamen voor deze gelegenheid bijeen om een antwoord te formuleren, waarin zij besloten een compromis met de prins tot stand te brengen. Zij willigden zijn verzoek in en gaven toestemming een tweede vrouw te nemen, maar op voorwaarde dat zij niet openlijk zou worden erkend. “Uwe hoogheid”, stelden zij in hun antwoord, “zal, uit eigen beweging, uzelf dadelijk op het verschil wijzen dat bestaat tussen een wetsvoorschrift dat algemeen moet worden bekendgemaakt, en een dat een persoonlijke en dringende noodzaak dient. Wij kunnen niet openlijk onze goedkeuring indienen of geven, als bij een wet, voor een toestemming meerdere vrouwen te trouwen. Wij verzoeken uwe hoogheid dringend na te denken over het gevaar waarin die mens zou komen die ervan kon worden beschuldigd in Duitsland een wet zoals deze te hebben ingediend, waardoor er ook ogenblikkelijk verdeeldheid onder families zou worden geschapen en een reeks eeuwige rechtszaken zou ontstaan. Uwe hoogheid bezit een zwakke gesteldheid; u slaapt weinig en het is een vereiste in uw geval zeer grote voorzorgsmaatregelen te nemen. De grote Skanderbeg moedigde zijn soldaten vaak aan kuisheid te betrachten, door hun te zeggen dat niets zo schadelijk was voor hun streven als de genietingen der liefde. Moge het uwe hoogheid behagen de diverse overwegingen die met deze aangelegenheid verbonden zijn ernstig te onderzoeken; het schandaal, de inspanningen, de zorgen, het verdriet en de zwakheid, die deze, zoals u is aangetoond, met zich meebrengt. Als echter uwe hoogheid stellig heeft besloten een tweede vrouw te trouwen, zijn wij van mening dat dit in het geheim behoort te gebeuren. Getekend en verzegeld te Wittenberg, na het feest van Sint Nicolaas, in het jaar 1539. – Maarten Luther, Filip Melanchton, Martin Bucer, Anton Corvinus, Adam Johannes Lening, Lustin [sic] Wintfert, Dyonisius Melander” (Michelet, Jules, The Life of Luther, Written by Himself, 1859. In het Engels vertaald door William Hazlitt, pp. 251, 253).

Luthers raad een ’geheime zonde’ van deze kwestie te maken moest onopgemerkt blijven. Zijn verantwoordelijkheid in het adviseren van de landgraaf de wet van God te schenden zou nu zijn straf eisen. Toen het nieuws begon uit te lekken, adviseerde Luther de landgraaf nog een van Gods geboden te schenden!

Nu adviseert Luther te liegen

“Hoewel een poging werd gedaan de zaak privé te houden, bleek dat spoedig onmogelijk. Luther kon slechts ‘een goede sterke leugen’ adviseren, maar Filip was mannelijk genoeg om te verklaren: ‘Ik zal niet liegen’” (Walker, p. 378).

Het schandaal dat uit deze episode voortkwam, bracht grote schade aan de protestantse zaak. Bedachtzame mannen begonnen zich af te vragen waartoe Luthers doctrine van ‘genade alleen’ zou leiden.

Maar het belangrijkste punt om in gedachten te houden is dat Maarten Luther – die beleed een dienaar van God te zijn – bewust en opzettelijk had bepleit dat een persoon twee van Gods geboden zou schenden.

Ondertussen ging de achteruitgang van de zeden in alle klassen van de protestantse samenleving door. “De protestanten waren al begonnen te ontspannen in de ernst van hun gedrag en praktijk. Zij heropenden de huizen waar gewoonlijk losbandigheden werden bedreven. ‘Beter zou het geweest zijn’, observeerde Luther, ‘dat de duivel nooit was verbannen dan dat hij met zevenvoudige kracht zou terugkeren’ (13 september 1540)” (Michelet, p. 255).

Luthers dood

De loop van het protestantisme was nu stevig in handen van de lutherse vorsten, en, met voortdurende bedreigingen van de Katholieke Liga, bleven zij vasthouden aan het terrein dat zij tot dan hadden verworven.

Het katholieke Concilie van Trente ging in 1545 van start. Met verscheidene onderbrekingen wegens oorlog zou het tot 1563 onregelmatig blijven bijeenkomen. Het doel ervan was, hoofdzakelijk, enkele van de misbruiken die hadden geleid tot de Reformatie te onderzoeken en te verwijderen. Het resultaat was een conservatieve reformatie binnen de katholieke kerk, maar langs strikt roomse lijnen natuurlijk.

Spoedig nadat dit Concilie met zijn zittingen was begonnen, en in een tijd dat de keizer vrede met de Turken en zijn andere vijanden had gesloten en nu klaar leek voor een hernieuwde aanval op de protestantse vorsten, reisde Luther naar Eisleben, zijn geboorteplaats.

Met het oog op de geschiedenis van Duitsland, die later volgde, is het goed op te merken dat Luther in zijn laatste preek heftig tekeer ging tegen het Joodse volk. Hij lijkt te zijn bezeten van dezelfde boosaardige haat en jaloezie jegens de Joden als die later het bewind van Adolf Hitler karakteriseerden. Alzog beschrijft die geneigdheid:

Toen hij voor het laatst de preekstoel van de St. Andreaskerk in Eisleben beklom, riep Luther nog eens de wraak van de hemel af over de Joden, een mensenras dat hij zo onrechtvaardig en venijnig had aangevallen in zijn vroegere geschriften, dat zijn volgelingen na zijn dood verward waren als zijn kwaadaardige veroordelingen zelfs maar werden genoemd. In zijn eerste pamflet tegen hen riep hij christenen op hen de Bijbel af te nemen, hun boeken en synagogen te verbranden met pek en zwavel, en hun godsdienstoefeningen op straffe van de dood te verbieden; en in zijn tweede pamflet, getiteld Vom Schem Hamphoras, beschreef hij hen van meet af aan als “jonge duivels verdoemd tot de hel”, die uit het land zouden moeten worden verdreven (Alzog, p. 271).

Wanneer we dan ook lezen over de wreedheden die tegen de Joden zijn bedreven door Hitlers Derde Rijk, mogen we eraan herinnerd worden dat zo’n houding opvallend aan de dag werd gelegd door de grondlegger van het Duitse protestantisme.

Luther zelf was gedurende zijn laatste maanden ongelukkig en ellendig. Verstoord door de verschrikkelijke staat van de moraal waartoe zijn doctrine van geloof alleen de inwoners van Wittenberg had gebracht, schreef hij zijn vrouw in juli 1545: “Laten we dit Sodom verlaten” (Alzog, p. 270).

Terwijl de vooruitzichten aldus verduisterden stierf Luther op 18 februari 1546 tijdens een bezoek aan Eisleben, de stad waar hij was geboren, aan een hartaanval of een beroerte. Zijn laatste jaren waren verre van gelukkig geweest. Zijn gezondheid was al lange tijd erg slecht. De ruzies van de hervormers, waar hij zijn volle aandeel in had gehad, maakten hem diep bedroefd. Bovenal betreurde hij het falen van de zuivere prediking van rechtvaardiging door geloof alleen om het sociale, burgerlijke en politieke leven te herscheppen (Walker, p. 379).

Het was dus zelfs Luther duidelijk dat zijn doctrines op grote schaal er niet in waren geslaagd de mensen ertoe te brengen een leven te leiden dat meer overeenstemde met geestelijke principes. Hij had in zijn laatste jaren vaak perioden van vertwijfeling, wanneer hij zich ernstig afvroeg of hij niet vele zielen met zich meetrok naar de eeuwige veroordeling (Plummer, Alfred, The Continental Reformation in Germany, France and Switzerland from the Birth of Luther to the Death of Calvin, Scribner, 1912, p. 132).

Na Luthers dood leden de protestantse vorsten in 1547 een militaire nederlaag in de slag van Muhlberg. De keizer stond een interim-periode toe, die in wezen een overwinning was voor de katholieken, totdat er nog een zitting van het Concilie van Trente kon worden bijeengeroepen.

De schikking betreffende de Reformatie

Maar in 1552 verbond de lutherse vorst Maurits van Saksen zich met Hendrik II van Frankrijk om Karel V een verpletterende nederlaag toe te brengen. De lutheranen eisten nu volledige godsdienstvrijheid en het recht alle kerkelijke eigendommen die tot dan waren buitgemaakt te behouden (Alzog, pp. 279-280).

Een compromis, dat de Vrede van Augsburg wordt genoemd, werd ten slotte in september 1555 bereikt. Het stond elke vorst toe te bepalen of in zijn gebied het katholicisme dan wel het lutheranisme moest worden beleden. Zijn onderdanen werd geen keus gelaten. Alle kerkelijke bezittingen die voor 1552 waren buitgemaakt konden door de lutheranen worden behouden; alle inbeslagnemingen daarna moesten worden teruggegeven. In Duitsland werden uitsluitend het katholicisme en het lutheranisme (zoals gedefinieerd in de Augsburgse Confessie) toegestaan. Alle andere andersdenkenden zouden worden blijven bestraft als ‘ketters’ (Walker, p. 382).

Derhalve werd in 1555 de verdeling van Duitsland tussen katholieken en lutheranen permanent gemaakt. In latere jaren werd deze stand van zaken het ernstigst uitgedaagd in de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). In de loop van deze verschrikkelijke oorlog tussen de vorsten van de Katholieke Liga en die van de Protestantse Unie, kwam naar verluidt bijna de helft van de bevolking van Duitsland om door het zwaard, de honger of de pest. Maar bij de Vrede van Westfalen eindigde de oorlog in betrekkelijk dezelfde godsdienstige verdeling van Duitsland als waartoe werd besloten met de Vrede van Augsburg.

Zo bleven in het kielzog van de lutherse hervorming religieuze haat, politieke verdeeldheid en onophoudelijke oorlog voortbestaan. De neergang in de publieke moraal was ook een opmerkelijke factor, zoals we zullen zien.

Het politieke en religieuze alliantie van Luther met de Duitse vorsten plaatste vanaf het begin zijn zaak in hun handen. En dit religieuze patriottisme op zijn beurt bereidde de weg voor de sterke nationale staat in Duitsland – een staat die in recentere tijden een groot deel van de wereld in bloed dompelde onder keizer Wilhelm II en Adolf Hitler.

Alvorens de doctrines en praktijken van de lutherse beweging en het ultieme resultaat van deze religieuze revolutie te analyseren, zullen we eerst de loop van de Reformatie beschrijven in andere landen zoals Zwitserland, Frankrijk en Engeland.

Aangezien echter alle deskundigen het erover eens zijn dat de ‘belangrijkste gangmaker’ in het protestantse kamp Luther zelf was, en dat de Reformatie als geheel meer werd geactiveerd vanuit deze bron dan uit enige andere, zullen we deze koers alleen schetsen.

Opdat we in het doolhof van historische gebeurtenissen, plaatsen en persoonlijkheden niet ons perspectief verliezen, vragen we ons nogmaals af: Was de protestantse Reformatie een beweging die bezield werd door het apostolische christendom? Waren de ‘vruchten’ ervan het resultaat van de werking van de heilige Geest?

De schokkende feiten van de geschiedenis onthullen hoe Maarten Luthers doctrine van ‘geloof alleen’ leidde tot een geestelijk verval op vele gebieden. Ze laten zien hoe Luthers politieke betrokkenheid bij de Duitse vorsten hem ertoe leidde bigamie door de vingers te zien en er bij de edelen op aan te dringen hun boeren in de beruchte Boerenoorlog ‘neer te slaan, te wurgen en dood te steken, in het geheim of in het openbaar’. Zelfs aan het eind van zijn leven zagen we Luthers razende aanval tegen de Joden – later weergalmd  in Hitlers Derde Rijk, hoewel het antisemitisme in de tussentijd beslist niet dood was.

Steeds hebben we de vraag gesteld: Was de protestantse beweging een werkelijke ‘reformatie’ van de enige ware kerk die Jezus beloofde te zullen opbouwen? (Mattheüs 16:18). Was het een oprechte, door de Geest geleide terugkeer naar het “geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is”? (Judas 3).

Nu zullen we deze onthullende analyse van de Reformatie vervolgen met het dramatische verhaal van de voortgang ervan in Zwitserland. We zullen eerst kijken naar de man die de hervormingsbeweging in dat land begon. Voor de meeste hedendaagse kerkgangers is hij niet erg bekend, toch heeft hij een krachtige invloed uitgeoefend op de geloofsopvattingen en de praktijken van veel protestantse kerken van vandaag. Zijn naam is Ulrich Zwingli.

De hervorming van Zwingli

Tijdens de eerste jaren van de lutherse hervorming begon er in Zwitserland een in veel opzichten soortgelijke beweging. De leidende kracht van deze beweging was in de vroege stadia ervan Ulrich Zwingli.

Zwingli werd in 1484 geboren in het bergdorp Wildhaus en was vanaf zijn jeugd een pientere leerling. Hij studeerde aan de universiteit van Wenen en ging vervolgens naar Bazel. Hij verdiepte zich grondig in het humanisme en begon later het Griekse Testament dat door Erasmus was gepubliceerd te bestuderen. Hiervan schreef hij eigenhandig de brieven van Paulus over om deze  uit het hoofd te kunnen leren.

Behalve in zijn wetenschappelijke interesses was Zwingli ook een vurige patriot en wilde hij het corrupte sociale en politieke leven van zijn land hervormen. Steekpenningen en kerkelijke posities werden gewoonlijk aangeboden aan invloedrijke Zwitsers om hun steun te verwerven voor de strijd van de paus of van de Franse koning (Hausser, pp. 127-128).

Na het behalen van zijn meestergraad aan de universiteit van Bazel werd Zwingli benoemd als parochiepriester door de invloed van zijn oom. Een tijdlang ontving hij een jaargeld van de paus door ermee in te stemmen dat Zwitserse jongeren als huursoldaten aan het leger van de paus werden verhuurd (Walker, p. 360).

Uiteindelijk kwam hij ertoe deze praktijk af te keuren wegens sterke Franse activiteiten met dit doel in zijn eigen parochie. Zwingli kon toen zorgen voor een overplaatsing van zijn bezigheden naar het beroemde pelgrimsheiligdom Einsiedeln, wat zijn invloed en reputatie in hoge mate vergrootte.

Zwingli’s doctrinaire ontwikkeling

Gedurende deze tijd werd Zwingli ertoe geleid de nutteloosheid te zien van de bijgelovige bedevaarten die elk jaar naar de heilige plaatsen in Einsiedeln werden gemaakt en begon hij te prediken tegen ene Samson, een verkoper van aflaten.

In die tijd vervolgde hij ook zijn studie van de Bijbel en begon hij een doctrine van rechtvaardiging vergelijkbaar met die van Luther te ontwikkelen. Hij herinnerde zich enkele van de humanistische lezingen die hij op de universiteit had gehoord waarin de waardeloosheid van aflaten werd ontmaskerd en de dood van Christus werd bevestigd als de enige prijs voor vergeving. Hij begon in te zien dat de Bijbel de enige autoriteit was en ontwikkelde door zijn studie ervan veel punten die in zijn latere onderwijs naar voren kwamen.

In 1518 werd Zwingli overgeplaatst naar de kathedrale kerk van Zürich. Hij weigerde nu zijn pauselijke jaargeld en verzette zich tegen alle buitenlandse verstrengelingen van de Zwitsers. Het was pas in 1522 dat Zwingli definitief brak met Rome.

Toen sommige van zijn parochieleden zich niet hielden aan de vasten voor Pasen, waarbij zij Zwingli’s doctrine van het enige gezag van de Bijbel citeerden (Hausser, p. 132), predikte en publiceerde hij te hunner verdediging, en zond de bisschop van Konstanz een commissie om de vernieuwingen de kop in te drukken. Zwingli beriep zich nu op de burgerlijke autoriteiten, en de burgemeester van Zürich besliste uiteindelijk dat alleen die dingen die in de Bijbel geleerd werden gepredikt moesten worden. Zo lag de weg open voor een religieuze en politieke revolutie.

Snelle veranderingen hebben plaats

Het nieuws over de Reformatie in Duitsland onder Luther had nu het grootste deel van Zwitserland bereikt en dit was een extra bemoediging voor hun zaak. Veel van Luthers geschriften werden ook onder de Duitstalige Zwitsers verspreid en zijn doctrine van rechtvaardiging door geloof alleen werd nu op grote schaal begrepen (Fisher, George P., The Reformation, Scribner, 1873, p. 147).

Maar zoals we zullen zien was Zwingli in staat, met behulp van de burgerlijke autoriteiten, die genoeg hadden van de tirannie van Rome, een zelfs nog grotere verandering teweeg te brengen dan Luther.

Zwingli geloofde dat het uiteindelijke gezag de christelijke gemeenschap was, en dat de uitoefening van dat gezag plaatsvond door de naar behoren gevormde organen van de burgerlijke regering die handelden in overeenstemming met de Bijbel. Alleen dat wat de Bijbel gebiedt, of waarvoor in zijn bladzijden een onmiskenbaar gezag kan worden gevonden, is bindend of toegestaan (Walker, p. 361).

Wegens zijn sterke overtuiging dat de Bijbel de volledige gids behoort te zijn voor leer en praktijk, ging Zwingli veel verder dan Luther in zijn hervorming. Zijn houding jegens de heidense ceremonies en feesten die de katholieke kerk waren binnengeslopen was veel strikter dan die van Luther. “Terwijl Luther geneigd was wat de Bijbel niet verbood onaangeroerd te laten, neigde Zwingli er meer toe wat de Bijbel niet oplegde te verwerpen” (Fisher, The Reformation, p. 145).

Zwingli begon nu te proberen kantonnale regeringsfunctionarissen zover te krijgen zijn leer te ondersteunen. Hij organiseerde een openbaar debat over zevenenzestig artikelen, inclusief de katholieke leerstellingen over de mis, goede werken, tussenkomst van heiligen, kloostergeloften, en het bestaan van het vagevuur. De Bijbel moest de autoriteit zijn waarop de discussie moest worden gebaseerd. “In het daaruit voortvloeiende debat verklaarde de regering Zwingli tot winnaar, waarmee zij bevestigde dat hij niet werd beschuldigd van ketterij, en bepaalde zij dat hij zijn prediking diende voort te zetten. Het was een aanbeveling van zijn leer” (Walker, p. 362).

Nu vonden er veel veranderingen plaats. De priesters en nonnen begonnen te trouwen. Beelden, relikwieën en orgels werden verwijderd. De confiscatie van kerkelijke bezittingen door de staat begon in 1524. Datzelfde jaar trouwde Zwingli met een vrouw met wie hij sinds 1522 samenleefde – niet zonder een behoorlijk schandaal (Walker, p. 363).

Wegens de politieke waarde van Zwitserland in de oorlogen had de paus al die tijd niet direct ingegrepen in de  zwingliaanse beweging. Zwingli moedigde de verspreiding van zijn beweging door heel Zwitserland aan. De meeste steden kwamen spoedig onder de invloed van zijn leer, en zelfs de grote Duitse stad Straatsburg werd gewonnen voor het zwingliaanse in plaats van voor het lutherse standpunt.

Het is evenwel belangrijk op te merken dat de veranderingen niet daadwerkelijk gepaard gingen met de massale bekering van de mensen in deze steden tot Zwingli’s leringen. Het was veeleer een combinatie van een politiek-religieuze beweging, geholpen door de Zwitserse Republikeinse Partij, die zich tegen alles wat rooms was, begon te verzetten. Het is dit verbond met de politiek dat spoedig leidde tot Zwingli’s dood op het slagveld.

Zwingli’s fundamentele doctrinaire positie

In 1525 publiceerde Zwingli zijn theologische hoofdwerk: het ‘Commentaar over de ware en valse religie’. Fisher vat zijn doctrinaire positie samen:

Hoewel hij op de meeste punten de gebruikelijke protestantse zienswijzen huldigde, verschilde hij van hen in het leerstuk van het sacrament, zoals hierna zal worden uitgelegd. Hij hield vast aan de predestinatie  als een filosofisch beginsel, maar onderwees dat Christus het gehele mensenras heeft verlost. Hij beschouwde de oerzonde als een stoornis in plaats van als een staat die schuld inhoudt. Hij geloofde dat de wijzen van de oudheid door de Goddelijke Geest werden verlicht, en in zijn lijst van heiligen nam hij Socrates, Seneca, de Cato’s en zelfs Hercules op (Fisher, The History of the Christian Church, p. 308).

Hier zien we dat Zwingli het doel en de natuur van Gods heilige Geest zo totaal verkeerd begreep dat hij veronderstelde dat deze de heidense filosofen van de oudheid leidde, op wier immorele levens en leringen door de apostel Paulus in zijn brief aan de christenen te Rome duidelijk wordt gezinspeeld. (Romeinen 1:18-32).

Vanzelfsprekend prijzen veel protestantse schrijvers Zwingli voor zijn ‘ruime’ visie op de heidense speculerende personen. Hastie roemt Zwingli’s zienswijze: “Met een ruimheid van denken en gevoel die zeldzaam zijn in zijn tijd, erkende hij een goddelijke inspiratie in de gedachten en het leven van de meer edele geesten van de oudheid, zoals Socrates, Plato en Seneca, en hoopte hij zelfs hen te ontmoeten in de hemel” (Hastie, William, The Theology of the Reformed Church in Its Fundamental Principles, Clark, 1904, p. 184).

Zwingli’s wens deze antieke filosofen in de hemel te ontmoeten is verhelderend voor de echte student van de Bijbel. Hij had veel uiterlijke katholieke vormen ten goede veranderd en had Luthers fundamentele doctrine van rechtvaardiging aangenomen, maar zijn gehele concept van God en van het uiteindelijke doel van behoud was in wezen nog steeds die van de rooms-katholieke kerk.

De lutherse en zwingliaanse takken van de protestantse beweging waren nauwelijks begonnen zich te ontwikkelen of ze kregen al een heftige onenigheid over de leer van het ‘Avondmaal van de Heer’ [Het ‘Heilig Avondmaal’ genoemd in protestants Nederland], zoals zij het noemden. Het was voor beide partijen een elementaire zaak en geen van beide wilde een millimeter toegeven aan de ander.

De onenigheid over het ‘Heilig Avondmaal’

Luther hield vol dat het verheerlijkte lichaam en bloed van Christus daadwerkelijk objectief aanwezig was in het brood en de wijn. Op een mysterieuze wijze worden Zijn lichaam en bloed feitelijk ontvangen door de communicant of deze het gelooft of niet.

Aan de andere kant ontkende Zwingli dat Christus hoe dan ook in die zin aanwezig is en geloofde hij dat het Avondmaal eenvoudig een herdenking van Zijn verzoenende dood was.

In het geschil werd van beide zijden weinig liefde getoond. Zwingli dacht dat Luthers idee van de fysieke aanwezigheid van Christus in de eucharistie een katholiek bijgeloof was. Hij zei dat een fysiek lichaam slechts op één plaats kan zijn en dat Christus aan de rechterhand van de Vader in de hemel was.

Luther beschuldigde Zwingli ervan de menselijke rede boven de Bijbel te verheffen. Hij trachtte de fysieke aanwezigheid van Christus op tienduizend altaren tegelijk te verklaren door het scholastische  oordeel dat de kwaliteiten van Christus’ goddelijke natuur niet waren verbonden aan Zijn menselijke natuur en dat Hij zo, als geest, overal tegelijk kon zijn.

Misschien is het veelzeggend dat dit dispuut duidelijk toonde dat – of nu een van hen gelijk had of niet – zij niet dezelfde geest hadden. Van toen af konden zij niet oprecht beweren dat de ene heilige Geest van God hen leidde in de waarheid – en dat zij één waren in christelijke gemeenschap. “Luther verklaarde dat Zwingli en zijn aanhangers geen christenen waren, terwijl Zwingli bevestigde dat Luther erger was dan de roomse kampioen Eck. Zwingli’s zienswijzen kregen echter de goedkeuring niet alleen van Duitstalig Zwitserland, maar ook van een groot deel van Zuidwest-Duitsland. De roomse partij verheugde zich in deze duidelijke verdeeldheid van de evangelische krachten” (Walker, p. 364).

De verhitte onenigheid over dit punt strekte zich over vele jaren uit en behelsde een reeks pamfletten, preken en discussies. De belangrijkste en, wat resultaten betreft, laatste discussie tussen de hervormers over dit punt vond plaats in het kasteel van Filips I, de eerder genoemde landgraaf van Hessen, in Marburg. Filips immers had zulke grote seksuele problemen in die tijd dat hij zelden deelnam aan het Avondmaal wegens een schuldig geweten (Walker, p. 377). We kunnen eraan toevoegen dat het vreemd lijkt dat een overspelige man, een bigamist en een dronkaard als de landgraaf een van de wereldlijke leiders van de Reformatie was.

Maar Filips was een van de politieke steunpilaren van de protestantse beweging en wenste dat de twee hervormende partijen zo mogelijk toch tot overeenstemming zouden komen. Daarom nodigde hij beide partijen uit een ontmoeting te hebben op zijn kasteel, en op 1 oktober 1529 begonnen de besprekingen.

Hoewel Luther wantrouwig was over de leer van de Zwitser inzake de drie-eenheid en de oerzonde, was het belangrijkste geschilpunt de aanwezigheid of afwezigheid van Christus’ fysieke lichaam in het Avondmaal. Luther stond op een letterlijke interpretatie van de woorden: “Dit is Mijn lichaam.” Zwingli hield vol dat een fysiek lichaam niet op twee plaatsen tegelijk kon zijn. Hoewel de besprekingen verscheidene dagen duurden, was overeenstemming onmogelijk, en ten slotte gingen de twee partijen uiteen – elk met twijfel over het ‘christen zijn’ van de ander (Kurtz, J.H., Church History, Vol. II, 1891, p. 273).

De landgraaf organiseerde nog één laatste ontmoeting van de hervormers en wees hen dringend op het belang om tot een soort van begrip te komen.

De laatste ontmoeting van Luther en Zwingli

Schaff beschrijft deze ontmoeting:

Op maandagmorgen organiseerde hij nog een privéconferentie tussen de Saksische en de Zwitserse hervormers. Zij ontmoetten elkaar voor de laatste maal op aarde. Met tranen in zijn ogen benaderde Zwingli Luther en stak de hand van broederschap uit: maar Luther wees die af en zei opnieuw: ‘U hebt een andere geest dan wij.” Zwingli dacht dat verschillen in niet wezenlijke zaken en tegelijk eenheid in wezenlijke zaken christelijke broederschap niet verboden. “Laten we”, zei hij, “onze eenheid in alle dingen waarover we het eens zijn belijden; en wat de rest betreft, laten we eraan denken dat we broeders zijn. Er zal nooit vrede in de kerken zijn als wij verschillen op ondergeschikte punten niet kunnen verdragen.” Luther achtte de lichamelijke aanwezigheid een fundamenteel artikel en interpreteerde Zwingli’s ruimdenkendheid als onverschilligheid voor de waarheid. “Ik ben verbaasd”, zei hij, “dat u mij als uw broeder wenst te zien. Het toont duidelijk dat u niet veel belang hecht aan uw doctrine.” Melanchton zag het verzoek van de Zwitsers als een vreemde tegenstrijdigheid. Zich kerend naar de Zwitsers zeiden de Wittenbergers: “U behoort niet tot de gemeenschap van de christelijke kerk. Wij kunnen u niet als broeders erkennen.” Zij waren echter bereid hen op te nemen in die universele barmhartigheid die wij onze vijanden verschuldigd zijn (Schaff, Philip, History of the Christian Church, Vol. VII, Hendrickson, 1996 (1888), pp. 644-645).

Zo zien we dat Luther scheidde van Zwingli, niet met het gevoel dat de Zwitserse partij door de heilige Geest werd geleid, maar dat Zwingli werd geleid door een andere ‘geest’ dan hijzelf. Inderdaad is er ruime getuigenis, zelfs onder protestantse schrijvers, dat de hervormers niet de ‘eenheid van de Geest’ hadden die alleen Gods Geest kan brengen.

Let op Plummers verslag van Zwingli’s wens dit jammerlijke geschil te vermijden:

Maar er is geen noodzaak zijn verklaring te betwijfelen dat hij zorgvuldig had vermeden met Luther overeenstemming te bereiken, omdat hij zegt: “Ik wilde aan alle mensen de eenheid van de Geest van God laten zien, zoals zichtbaar is in het feit dat wij, die zo ver van elkaar staan, in harmonie zijn met elkaar, maar zonder een heimelijke verstandhouding.” Zij bleven niet in harmonie, zoals de hele wereld weet; en het is een van de vele droevige feiten in de geschiedenis van de Reformatie dat Luther Zwingli’s gewelddadige dood verklaarde als een oordeel over hem wegens zijn eucharistische leer” (Plummer, pp. 141-142).

’Zwingli’s dood

Spoedig na de conferentie te Marburg brak er tussen de kantons van Zwitserland een oorlog uit, die de dood van Zwingli tot gevolg had. Deze begon als een direct resultaat van de poging van de protestantse steden de katholieke kantons door uithongering tot onderwerping te dwingen, en eindigde met dat de katholieken een deel van de grond, die zij eerder hadden verloren, weer in bezit kregen.

De onlusten kwamen voort uit de vervolging van de protestanten in de katholieke kantons. Het gedrag van de katholieke kantons werd bedreigend en Zwingli adviseerde dat men zijn toevlucht zou nemen tot gewelddadige maatregelen om hen tot onderwerping te dwingen.

De belangrijkste eisen die werkelijk werden gesteld waren dat de protestantse leer, die in de minder belangrijke kantons werd beleden, moest worden getolereerd in de meer belangrijke, en dat de vervolging daar moest ophouden. Maar de kwestie was of zelfs deze eisen moesten worden afgedwongen. Zwingli was voor het overweldigen van de vijand door een directe aanval, en voor het afdwingen van rechtvaardige concessies. Maar zijn voorstel werd afgewezen en men ging over tot halve maatregelen. Men poogde de katholieke kantons te dwingen door de betrekkingen te verbreken en aldus hun bevoorrading af te snijden. Het effect was dat de katholieken in staat werd gesteld zijn krachten te verzamelen, terwijl de protestantse steden verdeeld waren door jaloezie en door onenigheid over welke strategie het beste gevolgd kon worden. Zürich werd zonder hulp gelaten om, haastig en onvoldoende voorbereid, de gecombineerde kracht van de katholieke partij het hoofd te bieden. Het leger van Zürich werd verslagen bij Kappel op de 11e oktober 1531, en Zwingli, die als aalmoezenier met zijn volk was meegegaan, sneuvelde (Fisher, The Reformation, pp. 153-156).

Waarom Zwingli het leven liet in de strijd

De wrede waarheid is dat Zwingli’s gewelddadige dood een direct gevolg was van zijn eigen daden. Hij had niet de Bijbelse gebod in acht genomen “zichzelf onbesmet [te] bewaren van de wereld” (Jakobus 1:27). Door Christus’ verklaring “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Johannes 18:36) te negeren, maakte Zwingli voortdurend gebruik van de politieke en fysieke macht om de door hem gewenste resultaten te bereiken.

Fisher stelt: “Zwingli was een patriot en een sociaal-hervormer” (Fisher, The Reformation, p. 145). Evenals Luther stelde hij zijn vertrouwen in de vorsten van deze wereld.

Daarom lijkt Zwingli’s gewelddadige dood op het slagveld – in feite in een godsdienstoorlog waarop hij zelf had aangedrongen – een treffende bevestiging van Christus’ waarschuwing: “. . . want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen” (Mattheüs 26:52, nadruk van ons).

Na zijn dood had de hervormde partij nog altijd de overwinning kunnen behalen. Maar ze was niet verenigd en elke stad streefde ernaar de moederstad van een voorgestelde confederatie te worden – en was zo jaloers op de andere. Bijgevolg werden ze gedwongen een vernederende vrede te sluiten en moesten ze afzien van een deel van de zaken die zij eerder verworven hadden (Kurtz, p. 269).

Zo zien we verdeeldheid onder de volgelingen van Zwingli, en een nog grotere verdeeldheid tussen hen en de lutheranen. Diezelfde geest van wederkerige vijandigheid beheerste veel van de protestantse erfgenamen in de generaties die volgden.

Men hoeft slechts te kijken naar de honderden verschillende protestantse kerken. Bij gelegenheid noemen zij zichzelf gezamenlijk, als ‘bewijs’ van hun eenheid, de ‘kerk van Christus’. Maar zij zijn op geen enkele manier één van geest.

Aan het begin van deze verdeeldheid onder de protestantse kerken was Maarten Luther bereid dit feit onder ogen te zien. Verwijzend naar Zwingli en zijn volgelingen zei hij: “Eén van de twee partijen moet noodzakelijkerwijs werken in dienst van Satan; de zaak laat geen discussie toe, er is geen mogelijkheid van compromis” (Alzog, Universal History, p. 352).

Zo begon de religieuze verdeeldheid en verwarring van onze tijden. Ons doel is vast te stellen of dit protestantse systeem – of enig deel ervan – een oorspronkelijke restauratie is van de ene ware kerk die Jezus Christus zei te zullen bouwen.

De volgende keer zullen we deze boeiende serie vervolgen met het onderzoek naar de enorme invloed van Johannes Calvijn op de Reformatie. U zult verrast zijn de waarheid te ontdekken over de oorsprong van veel van de moderne protestantse ideeën!