Dit artikel is de vertaling van het Engelstalige artikel “The Truth Behind The Protestant Reformation, Part 6: The Birth of Calvinism” door Roderick C. Meredith (1930-2017), verschenen in het Tomorrow’s World magazine van januari-februari 2018.

Gingen de protestantse hervormers terug naar het ‘geloof dat eenmaal is overgeleverd’? Werden zij geleid door Gods heilige Geest? De naakte feiten in deze serie artikelen zijn een openbaring van lang verborgen waarheid!

De verrassende waarheid dat regelrecht heidendom de vroege officieel christelijke kerk binnenkwam en overnam is voor sommigen moeilijk te geloven. Toch is dit bewezen.

We hebben bij talloze historici de erkenning gezien dat heidense ceremonies en tradities door de vroege katholieke kerk werden omarmd. We hebben gezien dat na de dood van Christus en de oorspronkelijke apostelen veel heidense geloofsovertuigingen met het officiële ‘christendom’ werden verweven.

Maarten Luther kwam in verzet tegen het corrupte en afvallige georganiseerde ‘christendom’ van zijn tijd. Maar tegelijkertijd verzette hij zich tegen alle gezaghebbende geboden van God en Zijn Woord. We hebben gezien dat Luther aanmatigend een woord toevoegde aan de Bijbel en leerde: “. . . de rechtvaardige zal uit het geloof alleen leven.”

Omdat hij een afkeer had van de nadruk die Jakobus legde op gehoorzaamheid aan Gods wet, noemde Luther dit geïnspireerde boek “een brief van stro”. Omdat hij de politieke gunst van de Duitse vorsten trachtte te winnen om zijn beweging te steunen, hebben we gezien dat hij er tijdens de Boerenoorlog bij de vorsten op aandrong de boeren in de naam van God “neer te slaan, te wurgen en dood te steken”.

Toen de seksuele wellust van een persoon die hem politiek ondersteunde te sterk werd, gaven Luther en zijn medetheologen schriftelijk toestemming aan de betreffende landgraaf van Hessen een tweede vrouw te nemen en zich aan bigamie schuldig te maken! Anders dan bepaalde oudtestamentische helden met wie Luthers volgelingen hem graag vergelijken, had Luther nooit werkelijk berouw van deze slechte daden en de ‘gedachtegang’ erachter.

In het vijfde deel van deze serie begonnen we het verhaal van de Zwitserse reformatie en zagen we het aandeel dat Ulrich Zwingli daarin had. Opnieuw werden we gedwongen op te merken dat Zwingli’s voorbeeld ook in opvallend contrast stond met de leer en het voorbeeld van Christus en de vroege apostelen. Zwingli’s gewelddadige dood in een oorlog waarop hij zelf had aangedrongen bevestigt Jezus’ waarschuwing: “. . . allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen” (Mattheüs 26:52).

Vaak stonden we stil bij de vraag: was de protestantse beweging een hervorming van Gods ware Kerk die de verkeerde richting was ingeslagen? Werd deze beweging geïnspireerd en geleid door Gods heilige Geest?

Nu komen we aan het verhaal van de man die de Zwitserse reformatie werkelijk domineerde – en een groot deel van het protestantisme sindsdien is blijven domineren.

DE REFORMATIE ONDER JOHANNES CALVIJN

Johannes Calvijn betreedt nu het Reformatiedrama, en we zullen zien dat de sterke invloed van zijn geest en persoonlijkheid het doctrinaire systeem van de hervormde gemeentes generaties lang ingrijpend zal vormgeven (Kurtz, Church History [Kerkgeschiedenis], pp. 304-305). Evenals Luther en Zwingli vóór hem was Calvijn opgeleid voor het katholieke priesterschap. Zo was ook zijn geest diep doordrongen van vele ideeën van de roomse kerk, hoewel zijn doctrinaire breuk met het pausdom vollediger was dan die van Luther was geweest.

Het is niettemin veelzeggend dat de drie meest prominente leiders van de vroege hervormers alle drie werden opgeleid als ‘roomse’ theologen voordat zij met hun reformatorische activiteiten begonnen. Misschien kan dit ten dele verklaren waarom zij alle drie veel heidense ideeën en tradities behielden die gedurende de middeleeuwen in het roomse systeem waren geslopen.

Terwijl Zwingli bezig was het religieuze en politieke leven van Zwitserland te transformeren, was Johannes Calvijn nog een jongen – aan het leren voor priester.

Calvijn was een Fransman, geboren in het jaar 1509 in Noyon, in Picardië. Zijn vader was belastingambtenaar, en Calvijn kreeg onderwijs samen met kinderen van adellijke afkomst. Op nauwelijks twaalfjarige leeftijd werd hij benoemd als kapelaan met een inkomen dat toereikend was voor zijn onderhoud.

Spoedig daarna werd hij naar Parijs gestuurd om voor priester te studeren, maar zijn vader veranderde later zijn plannen en wilde dat Calvijn advocaat werd. Hij ging toen naar Orléans en Bourges, en studeerde onder befaamde rechtsgeleerden. Hij was zo’n briljante student dat hij vaak werd uitgenodigd om een afwezige hoogleraar te vervangen.

In deze tijd kwam hij onder de invloed van een familielid, Peter Olivetan, de eerste protestant die de Bijbel in het Frans vertaalde. Door het Nieuwe Testament in het oorspronkelijke Grieks te bestuderen werd Calvijn verder versterkt in zijn belangstelling voor de protestantse doctrines.

Niet lang na het publiceren van een geleerde humanistische verhandeling over de geschriften van Seneca, vond zijn ‘plotselinge bekering’ zoals hij die later beschreef, plaats. Nu wenste hij zich op de barmhartigheid van God te verlaten en begon hij een ernstige studie van de Bijbel (Fisher, The History of the Christian Church [De geschiedenis van de christelijke kerk], p. 319).

Calvijn keerde terug naar Parijs en werd spoedig een erkende leider van de protestanten aldaar. Vervolging verdreef hem uit de stad en uiteindelijk vestigde Calvijn zich tijdelijk in het protestantse Bazel.

Het was in deze tijd dat de Franse koning Frans I trachtte de hulp te krijgen van de Duitse lutherse vorsten tegen de keizer, Karel V. Teneinde zijn vervolgingen van de Franse protestanten te rechtvaardigen, beschuldigde hij hen van al het onwettige fanatisme van sommige van de extreme anabaptistische sekten.

Dit noopte Calvijn tot een uitvoerige verdediging van zijn Franse medegelovigen. Dit werk was bedoeld om de onwaarachtigheid van de beschuldigingen van Frans I aan te tonen en op een systematische en logische manier de protestantse geloofsovertuigingen te verkondigen die de sympathie van de koning en anderen voor de zaak van de hervormers zou kunnen winnen (Kurtz, Church History, p. 302).

CALVIJNS INSTITUTIE

Dit werk was getiteld Institutio Religionis Christianae [Institutie of de onderwijzing in de christelijke religie] en het werd gezien als een enorme bijdrage aan de theologie alsook aan de literatuur. Niet eerder had een Franse protestant met zo’n logica en kracht gesproken. Dit werk wordt nog altijd beschouwd als de meest ordelijke en systematische presentatie van de leer en het christelijke leven dat de Reformatie heeft voortgebracht (Walker, A History of the Christian Church [Een geschiedenis van de christelijke kerk], p. 392).

Om Calvijns leer, zoals opgenomen in de Institutie, kort samen te vatten kunnen we niet beter doen dan Walkers samenvatting van de standpunten van Calvijn in dit werk te citeren:

Zonder Luthers voorafgaande arbeid had dit werk niet gedaan kunnen worden. Het is Luthers opvatting van rechtvaardiging door geloof, en van de sacramenten als zegels van Gods beloften die hij presenteert. Veel ontleende hij aan Bucer, in het bijzonder diens nadruk op de glorie van God als reden waarvoor alle dingen zijn geschapen, op de uitverkiezing als een leer van christelijk vertrouwen, en op de consequenties van de uitverkiezing als een inspannende poging tot een leven van conformiteit aan de wil van God. Maar alles is gesystematiseerd en helder uiteengezet met een vaardigheid die Calvijn eigen was.

De hoogste kennis van de mens, leerde Calvijn, is die van God en van zichzelf. De mens heeft genoeg van nature meegekregen om hem zonder excuus te laten, maar toereikende kennis wordt alleen gegeven in de Schrift, die het getuigenis van de Geest in het hart van de gelovende lezer verklaart als zijnde de stem van God zelf. De Schrift onderwijst dat God goed is, en de bron van alle goedheid overal. Gehoorzaamheid aan Gods wil is de voornaamste plicht van de mens. Toen de mens oorspronkelijk werd geschapen was hij goed en in staat Gods wil te gehoorzamen, maar met Adams val verloor hij zowel goedheid als kracht, en is nu, uit zichzelf, absoluut niet in staat tot goedheid. Vandaar dat geen enkel werk van de mens enige verdienste kan hebben; en alle mensen verkeren in een staat van verval die slechts vervloeking verdient. Uit deze hulpeloze en hopeloze toestand worden sommige mensen onverdiend gered door het werk van Christus.

Aangezien al het goede van God is, en de mens niet in staat is zijn bekering te beginnen of te weerstaan, volgt daaruit dat de reden dat sommigen worden behouden en anderen verloren zijn de goddelijke keuze is – uitverkiezing en verwerping. Vragen naar een reden voor die keuze buiten de wil van God is absurd, aangezien Gods wil een ultiem feit is.

Er zijn drie goddelijk geschapen instellingen waardoor het christelijke leven in stand wordt gehouden: de kerk, de sacramenten, en de burgerlijke overheid. In laatste analyse bestaat de kerk uit “alle uitverkorenen van God”; maar het verwijst eigenlijk ook naar “het gehele lichaam van de mensheid . . . dat één God en Christus belijdt te eren”. Toch is er geen ware kerk “waar liegen en onwaarheid de overhand hebben gekregen” (Walker, pp. 392-394).

CALVIJNS DOCTRINAIRE STANDPUNTEN ONDERZOCHT

We kunnen zien dat Calvijns leer van rechtvaardiging door het geloof alleen van Luther kwam. Calvijn geloofde echter ook dat een ‘verlost’ persoon goede werken moet voortbrengen als de noodzakelijke vrucht van zijn bekering.

Calvijn benadrukte de verantwoordelijkheid van de mens de wet van God te volgen als een gids voor het christelijke leven (Walker, p. 393). In geen enkele zin bedoelde hij dit evenwel als inclusief de letter van de Tien Geboden, maar alleen de ‘geest’ van Gods morele wet zoals die werd gedefinieerd door Calvijn. In de werkelijke praktijk leidde dit, zoals we zullen zien, er vaak toe dat mensen zowel de letter als de geest van de letterlijke Tien Geboden overtraden. We zullen hiervan later voorbeelden citeren.

Ongetwijfeld is het fundamentele principe van Calvijns hele theologische systeem zijn leer van de uitverkiezing of predestinatie. Daarin werden alle andere dingen conform gemaakt aan de onherroepelijke wil van God. Evenals Luther ontleende Calvijn veel van zijn ideeën over dit onderwerp aan Augustinus (Fisher, History of the Christian Church, p. 321).

In de sectie over predestinatie in zijn Institutie stelde Calvijn dogmatisch:

Niemand die als religieus gezien wenst te worden durft de predestinatie ronduit te ontkennen, waardoor God sommigen kiest voor de hoop van het leven en anderen veroordeelt tot de eeuwige dood. . . . Met predestinatie bedoelen wij het eeuwige besluit van God dat hij in zijn eigen gedachten heeft genomen over wat hij wenst dat er gebeurt in het geval van ieder individu. Want niet alle mensen zijn gelijk geschapen, maar voor sommigen is eeuwig leven voorbeschikt, voor anderen eeuwige vervloeking. . . (Bettenson, Documents, p. 302).

Zoals de protestantse historici zelf ons zeggen is dit de essentie van het calvinisme!

Laten we de betekenis van deze dogmatische beweringen bezien. Ten eerste zegt Calvijn dat alle mensen niet gelijk geschapen zijn voor God. Maar de apostelen Petrus en Paulus werden ertoe geïnspireerd respectievelijk te schrijven dat: “. . . God niet iemand om de persoon aanneemt” en dat er “. . . geen aanzien des persoons [is] bij God” (Handelingen 10:34; Romeinen 2:11).

Vervolgens zegt Calvijn dat – ongeacht wat zij ook mogen doen – sommige mensen absoluut zijn voorbestemd voor eeuwig leven, anderen voor eeuwige vervloeking.

CALVIJNS IDEE VAN PREDESTINATIE

Zo zien we dat de schrikwekkende denkbeeld dat mensen worden geboren om te worden ‘verlost’ of ‘verloren’ te gaan een van de fundamentele leerstellingen van Calvijns leer. Volgens deze theorie bent u vanaf alle eeuwigheid voorbestemd tot ofwel de vreugden van de hemel ofwel de martelingen van een brandende hel. Uit eigen wil bent u niet in staat berouw te hebben en zich te bekeren. Dit is alleen mogelijk voor degenen die God heeft ‘uitverkoren’ tot genade.

Zoals we hebben gezien, leerde Calvijn ook dat als iemand eenmaal door Christus is vergeven en gerechtvaardigd, hij nooit kan wegvallen. Praktisch gezien betekent dit dat ongeacht hoe slecht een ‘verlost’ persoon zou kunnen worden, ongeacht hoe uitermate verdorven, godslasterlijk en goddeloos hij aan het einde van zijn dagen zou kunnen zijn, hij niettemin is voorbeschikt en beslist bestemd de onuitsprekelijke geneugten van de hemel te beërven voor alle eeuwigheid. Zij die voorbestemd zijn ‘verloren’ te gaan zijn gedoemd – zoals de ‘hervormde’ predikers zouden zeggen – tot een eeuwigheid in de brandende, schreeuwende, afgrijselijke martelingen van een nooit eindigende hel.

Dit was de doctrine van Johannes Calvijn. En dit werd de leer van de ‘hervormde’ gemeenten zoals deze zich later verspreiden door delen van Frankrijk, naar Schotland, naar andere landen van Europa en tenslotte – door de ‘puriteinen’ – naar de staten van New England.

CALVIJN IN GENÈVE

Kort na het publiceren van zijn Institutie bezocht Calvijn korte tijd Italië. Op de weg terug naar Bazel moest hij door Genève. Daar gebeurde iets wat de loop van zijn leven zou veranderen.

In 1532, na de protestantse nederlaag in de slag bij Kappel, was een hervormende prediker genaamd Guillaume Farel naar Genève gekomen om de protestantse krachten in hun stad nieuw leven in te blazen. Evenals Calvijn was hij door de katholieke vervolging uit Frankrijk verdreven. Wegens zijn krachtige en ongeremde prediking was hij aanvankelijk Genève uitgezet. Maar later keerde hij terug en leidde de protestanten naar een volledige controle over deze stad.

Omdat alle ‘wereldse’ genoegens en vermaak door zijn religieuze partij waren verboden, was er veel strijd ontstaan en verkeerde de stad in oproer. Farel, die Calvijns grote vermogen en zijn belangstelling voor de protestantse zaak kende, overtuigde hem ervan te blijven en de hervormde partij te helpen de stad onder controle te krijgen. Calvijn had aanvankelijk de voorkeur gegeven aan de rustige afzondering van het leven van geleerde, maar gaf tenslotte toe toen Farel hem waarschuwde dat ‘Gods vloek’ op hem zou komen als hij weigerde te helpen.

Calvijn ging toen onmiddellijk aan het werk. Hij stelde een catechismus op voor de instructie van de jongeren en hielp bij het formuleren van een serie strenge wetten die mensen verbood ‘ijdele’ sieraden te dragen of deel te nemen aan ‘aanstootgevende’ sporten en ander wereldse soorten van vermaak (Fisher, The History of the Christian Church, p. 324).

Maar de Libertijnen, zoals de tegenpartij werd genoemd, kregen spoedig de overhand en verbanden Calvijn en Farel uit de stad.

Dit was in 1538, en Calvijn ging naar Straatsburg, waar hij het grootste deel van de drie jaar die hij niet in Genève was doorbracht. Hij nam de verantwoordelijkheid van een protestantse kerk voor Franse vluchtelingen op zich en trouwde spoedig. Het was ook hier dat hij persoonlijk kennis maakte met Melanchton, die zich geleidelijk tot zijn visie op het Laatste Avondmaal liet overhalen, hoewel de twee het nooit eens werden over de predestinatie.

Toen werd hij teruggeroepen naar Genève om de triomferende hervormde partij te helpen een politiek en kerkelijk bestuur op te zetten gebaseerd op de principes van hun geloof. Vanaf toen zien we Calvijns toenemende betrokkenheid in de politiek en de resulterende godsdienstige strijd (Walker, pp. 397-398).

CALVIJNS TERUGKEER NAAR GENÈVE

In 1541 keerde Calvijn zegevierend terug naar Genève en stelde een nieuwe politieke en kerkelijke orde in. Deze leek verrassend veel op de katholieke relatie tussen kerk en staat van gehoorzame naties binnen het Heilige Roomse Rijk.

De staat werd gedomineerd door de religieuze leiders en was gebonden te zorgen voor de belangen van de kerk, haar bevelen uit te voeren, en allen die zich tegen de gevestigde godsdienst verzetten te straffen of te executeren. Calvijn had zich nooit bevrijd van het katholieke concept van de kerk die de staat bestuurt en zich in wereldse politiek mengt.

Niet alleen ontheiliging en dronkenschap, maar ook onschuldig amusement en het onderwijzen van uiteenlopende theologische doctrines werden zwaar bestraft. Dit was echter niet alles. Op kleine vergrijpen stonden strenge straffen. Het was onmogelijk dat een stad van twintigduizend inwoners onder zo’n strenge discipline en zulke harde verordeningen zou berusten. De elementen van afkeer kwamen spoedig na Calvijns terugkeer aan het licht. Zijn belangrijkste opponenten waren evenals tevoren de Libertijnen (Fisher, History of the Christian Church, p. 325).

Calvijn trachtte van toen af tot aan zijn dood de hele stad dit soort dogmatisch systeem op te leggen. Natuurlijk kon het niet anders dan tot moeilijkheden leiden, en de kroniek van Calvijns latere leven gaat hoofdzakelijk over zijn problemen met zijn pogingen de stad Genève te onderdrukken en de inwoners te dwingen zich naar zijn zienswijzen te schikken. Het feit dat hij een soort religieuze dictator was kan niet worden ontkend!

DE CALVINISTISCHE DISCIPLINE

Met voorbijzien aan het beroemde geval van Michael Servet, dat in een latere aflevering zal worden behandeld, is een gedetailleerde uitleg van de wreedheid en de meedogenloosheid waarmee Calvijn de ongelukkige Genèvers zijn geloofssysteem afdwong niet noodzakelijk. Het enige dat moet worden gezegd is dat de ‘vruchten’ van Calvijns onderricht in Genève in schril contrast staan met de geïnspireerde verklaring van Paulus: “Want het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken, maar uit gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest” (Romeinen 14:17).

De volgende samenvatting van het effect van Calvijns ‘theocratie’ voor Genève moet ruimschoots grond geven voor vergelijking:

Laten we een samenvatting geven van de treffendste gevallen van discipline. Verscheidene vrouwen, onder wie de vrouw van Ami Perrin, de kapitein-generaal, werden gevangengezet wegens dansen (dat gewoonlijk in verband werd gebracht met excessen). Bonivard, de held van politieke vrijheid, en een vriend van Calvijn, werd genoemd voor de kerkenraad omdat hij had gedobbeld met Clement Marot, de dichter, om een liter wijn. Een man werd voor drie maanden uit de stad verbannen omdat hij, toen hij een ezel had horen balken, schertsend zei: “Hij bidt een mooie psalm”.Een jongeman werd bestraft omdat hij zijn bruid een boek over huishouding had gegeven met de opmerking: “Dit is het beste Psalmboek.” Een vrouw uit Ferrara werd de stad uitgezet wegens het uiten van sympathie voor de Libertijnen en het schelden op Calvijn en de kerkenraad. Drie mannen die tijdens de preek hadden gelachen werden drie dagen gevangengezet. Iemand anders moest publiekelijk boete doen omdat hij op pinksterzondag niet aan het avondmaal had deelgenomen. Drie kinderen werden gestraft omdat zij tijdens de preek buiten de kerk bleven om koekjes te eten . . . Een zekere Chapuis werd vier dagen gevangengezet omdat hij had volhard om zijn kind Claude te noemen (een rooms-katholieke heilige) in plaats van Abraham, zoals de dominee wilde, en omdat hij had gezegd dat hij zijn zoon nog liever vijftien jaar ongedoopt zou laten. Bolsec, Gentilis en Castellio werden uit de Republiek verbannen wegens ketterse meningen. Mannen en vrouwen werden verbrand wegens hekserij. Gruet werd onthoofd wegens opruiing en atheïsme. Servet werd verbrand wegens ketterij en godslastering. Het laatste is het meest flagrante geval waardoor, meer dan door alle andere samen, de naam van Calvijn is blootgesteld aan misbruik en verafschuwing; maar er moet aan worden herinnerd dat hij de brandstapel wilde vervangen door de mildere straf van het zwaard en op dit punt was hij tenminste de publieke opinie en de gewone praktijk van zijn tijd vooruit (Schaff, History of the Christian Church, vol. VIII, pp. 490-492).

 

Schaffs pleidooi dat Calvijns ‘barmhartigheid’ zijn tijd vooruit was klinkt enigszins hol als we ons herinneren dat hij en de andere hervormers het pausdom veroordeelden wegens dezelfde wreedheden en bij wijze van contrast verwezen naar Christus’ voorbeeld van liefde.

Misschien moeten we onszelf in herinnering brengen dat Jezus de christenen van Zijn tijd leerde: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt” (Mattheüs 7:1). En ook: “Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven” (Mattheüs 6:15).Deze lering staat zeker in contrast met Calvijns ‘theocratie’ in Genève. We vervolgen Schaffs beschrijving van dat angstaanjagende systeem:

De officiële handelingen van de Raad van 1541 tot 1559 tonen een duister hoofdstuk van berispingen, boetes, gevangenzettingen en terechtstellingen. Tijdens de verwoestingen van de pestepidemie van 1545 werden meer dan twintig mannen en vrouwen levend verbrand wegens hekserij, en een boosaardige samenzwering om de afschuwelijke ziekte te verspreiden. Van 1542 tot 1546 werden achtenvijftig terdoodveroordelingen en zesenzeventig decreten van verbanning aangenomen. Gedurende de jaren 1558 en 1559 liepen de gevallen van diverse bestraffingen voor allerlei soorten overtredingen op tot vierhonderdveertien – een zeer groot aantal voor een bevolking van 20.000 (Schaff, p. 492).

 

Zo zien we dat Calvijn niet alleen bereid was te straffen, maar ook degenen die er niet in slaagden zich te schikken naar zijn theologische systeem te executeren. Twee jaar na de verbranding van Servet, deed de Libertijnse partij een laatste vastberaden poging de godsdienstige hiërarchie die Calvijn had opgezet omver te werpen. Eerst probeerden zij intrige en geheime diplomatie, maar zij kozen tenslotte voor een gewapend conflict in mei 1555.

Maar Calvijns strijdkrachten waren sterker en deze laatste opstand was de doodsteek voor de Libertijnse partij. Velen moesten nu voor hun leven vluchten voor de ‘gerechtigheid’ van Calvijn (Walker, p. 400).

Op dit punt moeten we de aandacht vestigen op het feit – zoals bewezen door de voorgaande voorbeelden van Calvijns systeem – dat hij de eerste hervormer was die het idee benadrukte dat mensen alle genoegens in dit leven moeten opgeven.

Daarom werden, zoals we hebben gezien, zulke onschuldige dingen als kaarten, dansen, grappen maken en naar het theater gaan behandeld als grote zonden. In veel gevallen zouden de religieuze gerechtshoven van Genève zulke overtreders bestraffen met openbare geseling of mogelijk zelfs de dood!

Deze harde maatregelen waren het gevolg van het idee dat God een strenge, meedogenloze Rechter is die wenst dat alle mensen lijden. Hij fronst de wenkbrauwen bij elk van de gewone pleziertjes van de mens. Het meest behaagt Hem, leerde Calvijn, een saai leven van armoede en strengheid.

Duizenden protestanten zijn, misschien zonder het te beseffen, door dit idee beïnvloed en hebben een schuldgevoel als ze zelfs maar kijken naar vele van de onschuldige pleziertjes van het leven. De strenge ‘blauwe wetten’ van de puriteinen van New England zijn hiervan een voorbeeld en dezelfde tendens is tot op heden duidelijk zichtbaar onder veel van de strengere protestante sekten.

Het is goed te beseffen dat deze leer niet uit de Bijbel komt. Voor het grootste deel komt dit uit de starre geest van Johannes Calvijn.

CALVIJNS LAATSTE DAGEN

De Libertijnse opstand was verpletterd. Calvijn was de onbetwiste meester van Genève. In 1559 stichtte hij de ‘Geneefse Academie’ – later bekend als de Universiteit van Genève. Deze werd spoedig het belangrijkste centrum van theologische instructie in de gereformeerde gemeenschappen, behalve de lutherse.

Degenen in alle landen die streden om de zaak van het gereformeerde protestantisme te bevorderen keken naar Genève voor instructie en steun. Het werd het grote seminarie waar dominees opgeleid werden voor Frankrijk, Nederland, Engeland, Schotland, Duitsland en Italië. Bijna als de absolute machthebber van Genève “verwierf en handhaafde [Calvijn] meer macht dan ooit door de machtigste pausen was uitgeoefend”, zoals Hausser opmerkt (The Period of the Reformation [De periode van de Reformatie], p. 250).

Tot aan het einde werkte Calvijn ijverig door te prediken en te schrijven. Hij begon de verspreiding van de protestantse kerken over de wereld te zien als synoniem met de komst van het Koninkrijk van God.

Dit is een van de belangrijkste verschillen tussen Calvijn en de eerdere hervormers. Hij verwierp hun verwachting van de spoedige komst van de Heer en projecteerde de laatste ramp naar een onbepaalde toekomst. Luther keek met weemoed uit naar het einde van het tijdperk vóór zijn eigen overlijden en de anabaptisten stelden vaak een jaartal vast. Maar Calvijn hernieuwde de rol van St. Augustinus die een einde maakte aan de vroege christelijke verwachting van de spoedige komst van de Heer, en stelde zich achtereenvolgende bedrijven in het historische drama voor waarin de kerk vrijwel werd gelijkgesteld met het Koninkrijk van God. Zo verving ook Calvijn de grote en naderende dag van de Heer door de droom van de Heilige Republiek in de aardse sfeer. De oprichting ervan hing af van menselijke tussenpersonen, Gods gekozen instrumenten, de uitverkorenen (Bainton, The Reformation of the Sixteenth Century [De Reformatie van de zestiende eeuw], p. 114).

Deze houding zorgde ervoor dat mensen zo werden opgenomen in wat we vandaag helaas moeten benoemen als het ‘kerkendom’ dat zij faalden te groeien in meer geestelijke waarheden dan die Calvijn had gevonden en zijn eigenaardige fouten te corrigeren. Het zorgde ook voor een opmerkelijk gebrek aan belangstelling voor en begrip van de profetische delen van de Bijbel, die tot op de huidige dag zijn blijven bestaan.

CALVIJNS DOOD EN DE VERSPREIDING VAN ZIJN LEER

We zullen niet proberen de verspreiding van het calvinisme, of gereformeerde theologie, naar anderen landen gedetailleerd te behandelen, omdat het doctrinaire patroon in wezen steeds hetzelfde was. Dezelfde geest leidde de beweging overal. De hervormde en gereformeerde kerken dragen tot op vandaag het onuitwisbare stempel van Calvijns krachtige geest en persoonlijkheid.

Vanuit Genève verspreidde het calvinisme zich naar Frankrijk, Holland, Engeland, Schotland en New England. Het patroon van Genève kon in deze landen niet worden gereproduceerd, tenminste niet vanaf het begin. Een enkele stad zou in een exclusieve gemeenschap kunnen worden omgevormd. In het geval van een heel land was dit een heel moeilijke zaak. Uiteindelijk werd het ideaal het dichtst benaderd in Schotland en New England (Bainton, p. 121).

Als we lezen over de openbare geselpaal en over het verbranden van mensen op de brandstapel in de nederzettingen van het ‘puriteinse’ New England, kunnen we beseffen dat dit eenvoudig een voortzetting was van Calvijns systeem. Zoals geïllustreerd in New England en met John Knox in Schotland, trachtten Calvijns aanhangers wanneer maar mogelijk met geweld de macht over het politieke bestuur en de gehele bevolking in handen te krijgen of deze in ieder geval te domineren. .

Tot aan de tijd van zijn dood was Calvijns geest nog alert en scherp, hoewel zijn lichaam werd verteerd door ziekte. Toen hij voelde dat zijn tijd was gekomen, zond hij iemand naar de senaat, waarin hij zo vaak aan de beraadslagingen had deelgenomen en die had overheerst. Hij drong er bij de leden op aan de Staat te bewaken tegen vijanden die deze nog steeds bedreigden.

Kort daarna stierf hij vredig. Zijn mededienaren waren diep bedroefd, want zijn grote persoonlijkheid had hen allen geïnspireerd – en zijn dood liet een vacuüm na dat niemand anders kon opvullen. Zijn dominante geest en persoonlijkheid waren zodanig dat “hij de meest diepgaande bewondering opwekte bij sommigen, en een even diepgaande afkeer bij anderen” (Fisher, History of the Christian Church, p. 329).

Deze dominantie van Luther en Calvijn was in veel opzichten schadelijk. Het leidde mensen ertoe zonder vragen hun leer en praktijk te accepteren – nooit bedenkende om deze ideeën aan het heilige woord van God te toetsen.

Eigenlijk staan, zoals we hebben gezien, veel van de leerstellingen en handelingen van de leidende hervormers zo ver van de leer en praktijk van Christus en de apostelen af als maar mogelijk is in een beschaafde religieuze samenleving!

De protestantse leer was misschien een verbetering ten opzichte van de verloedering van de roomse kerk en haar autoritaire pausen. Maar in hoeverre was het een verbetering? Was het een werkelijke restauratie van het geloof en praktijk van het oorspronkelijk christendom?

Zelfs een gerespecteerde protestante historicus verklaarde:

Het protestantisme verdreef in een groot deel van Europa de onfeilbare paus en deed daar goed aan. Het was helaas te zeer geneigd om van de hervormers onfeilbare pausen te maken en Luther en Calvijn, de onfeilbare theologen, in de plaats van Christus Zelf te zetten als een autoriteit die niet kon worden betwist. Deze neiging was misschien zijn kracht in een tijd van conflict, wanneer het er toe doet sterke geloofsopvattingen en geen twijfels te hebben, om op te trekken en slag te leveren wanneer het bevel daartoe kwam. Het was een bron van zwakheid en stagnatie wanneer de slag voorbij was en theologie meer een zaak van geaccepteerde dogma’s werd dan een credo om naar te leven en voor te strijden. Het calvinisme degenereerde evenals het lutheranisme in een soort scholastiek waartegen het, ten dele, een protest was geweest (James MacKinnon, Calvin and the Reformation, p. 291).

Zoals MacKinnon wijs heeft opgemerkt, heeft het protestantisme van vandaag – in plaats van met een open geest te zoeken naar meer waarheid – ‘dogma’s aangenomen’ die zij wil verdedigen op de manier van de middeleeuwse scholastici. God gebiedt ons te “groei[en] in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus” (2 Petrus 3:18).

Protestanten neigen er vaak toe onfeilbare pausen te maken van Luther, Calvijn en de andere vroege reformatoren.

In deel 7 zullen we deze feitelijke en boeiende serie vervolgen met het schokkende verslag van de werkelijke feiten achter de Reformatie in Engeland en het tumultueuze bewind van Hendrik VIII. Lees het zeker.