BRON: Artikel Maart/April 2000

De laatste vijfentwintig jaar [Oorspr. tekst: "In the last decade" (vert. In het laatste decennium) is in de tekst vervangen door "De laatste vijfentwintig jaar"; hoewel dit artikel dateert uit maart/april 2000 is de inhoud nog algemeen geldig.] heeft de kerk in toenemende mate heftig meningsverschil gezien betreffende haar gebruik van de Hebreeuwse kalender om Gods geboden en heilige dagen te vieren. Historisch gezien heeft de kerk de kalender gebruikt die door de Joodse gemeenschap werd bewaard. Sommigen hebben beweerd dat de Joden de kalender niet goed bewaard hebben en deze met menselijke tradities hebben aangepast sinds de tijd van Jezus en de apostelen. Is dit waar? Hebben we een Bijbelse basis voor de conclusie dat de kalender die we nu gebruiken nagenoeg dezelfde is als die gebruikt werd door Jezus en de apostelen?

Geconfronteerd met dit probleem vele jaren geleden, trok de heer Herbert Armstrong de conclusie dat Romeinen 3:1-3 aantoont dat de kalender samen met de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament behoort tot de woorden van God. Als zodanig, concludeerde hij, moest de kerk dezelfde kalender gebruiken die de Joden hadden bewaard met inbegrip van de uitstelregels, de vier regels die bepalen welke dag aangewezen moet worden als de eerste dag van Tishri, de datum op basis waarvan alle andere dagen van het jaar worden berekend. In de afgelopen jaren echter hebben sommige critici beweerd dat de uitstelregels een vierde-eeuwse rabbijnse uitvinding zijn en in de tijd van de apostolische kerk niet werden gebruikt.

De afgelopen jaren heeft de kerk in verschillende gepubliceerde artikelen uitleg gegeven over de basisprincipes van de kalender en hoe deze functioneert. Dit korte artikel heeft niet de bedoeling om die informatie weer opnieuw te geven, maar is eenvoudig bedoeld om de vraag te beantwoorden of we wel of niet kunnen bewijzen dat de huidige kalenderregels, inclusief uitstelregels, in gebruik waren in de tijd van Jezus Christus. Het antwoord is dat we dit zeker kunnen! Hierna zien we hoe.

Uit de Bijbel kunnen we duidelijk bewijzen dat het voor Jezus om drie dagen en drie nachten in het graf te zijn, zoals Hij gezegd had, de kruisiging op een woensdag moet zijn geweest. Het is dan duidelijk, in welk jaar Christus ook werd gekruisigd, dat een jaar moet zijn geweest waarin het Pascha op een woensdag viel en de eerste heilige dag van het feest van de Ongezuurde Broden (de hoge sabbat van Johannes 19:31) op een donderdag. Gedurende de reeks van jaren waarin mogelijk de kruisiging heeft plaatsgevonden, kunnen er slechts twee een Pascha op woensdag hebben gehad. Een daarvan is 30 n.Chr., waarin het Pascha normaal op een woensdag viel. De andere is 31 n.Chr., waarin het Pascha alleen op woensdag viel als de huidige regels van de Joodse kalender (met inbegrip van de uitstelregels) van kracht waren geweest. Kunnen we zeker weten wanneer de kruisiging plaatsvond?

Het antwoord is een volmondig ja - en de sleutel is te vinden in de Schrift. In Daniël 9 legde de profeet vast dat 70 zevens (letterlijk Hebreeuws) werden bepaald voor het volk van God. Van de uitvaardiging van een decreet om Jeruzalem te herstellen en weer op te bouwen tot de komst van de Messias, de Vorst, zou 69 weken zijn. De Messias zou worden afgesneden in het midden van de 70e week. Deze profetie van een drie en een half jarige bediening wordt bevestigd door een zorgvuldige studie van de evangelieverslagen.

Christus werd gekruisigd in het voorjaar, dus moet Zijn bediening zijn begonnen in het najaar om het halve jaar in te calculeren. Als Christus werd gekruisigd in 31 n.Chr. dan is Hij door Johannes de Doper gedoopt in het najaar van 27 n.Chr. Maar als hij werd gekruisigd in 30 n.Chr. dan zou Hij in het najaar van 26 n.Chr. gedoopt zijn. Wat was het?

De 69 profetische weken van het decreet tot de verschijning van de Messias zou 483 jaar zijn. Het gaat om het decreet dat in Ezra 7 werd vastgelegd, werd uitgevaardigd door Artaxerxes in zijn zevende jaar en naar Jeruzalem gebracht door Ezra in de vijfde maand van dat jaar. Dus de vraag is simpel, wanneer was het zevende jaar van Artaxerxes?

Een betrouwbare bron voor de datering van de regering van Artaxerxes is een boek getiteld Babylonian Chronology 626 B.C. to A.D. 75 [vert. Ned.: Babylonische Chronologie 626 v.Chr. tot 75 n.Chr.] (Parker en Dubberstein, Brown University Press) dat gebaseerd is op vertalingen van oude Babylonische documenten en inscripties. Dit boek dateert de troonsbestijging van Artaxerxes duidelijk na de dood van zijn voorganger Xerxes in 464 v.Chr. Na de aanvaarding van de troon in juli-augustus van 464 v.Chr. voltooide Artaxerxes zijn troonsbestijgingsjaar - tevens genoemd als het laatste jaar van Xerxes regering - vervolgens begon in het najaar van 464 v.Chr. het eerste jaar dat toegeschreven wordt aan zijn eigen regering. We moeten er rekening mee houden dat de overgrote meerderheid van de geloofwaardige Bijbelse geleerden het eens is met deze datum van 464 v.Chr. Door een andere datum te aanvaarden, krijgen we problemen met andere aspecten van de geschiedschrijving, dus kunnen we zonder problemen deze datum aanvaarden, waarover ook algemene overeenstemming bestaat onder geleerden die niet betrokken zijn bij de tegenstellingen over de kalender en de uitstelregels.

Om de einddatum van de 69 weken profetie te vinden, dienen we te begrijpen of het Bijbelse verslag de regeringsjaren van Artaxerxes bepaalde door gebruik te maken van een voorjaar tot voorjaar berekening of een najaar tot najaar berekening. Als het uitging van een voorjaar tot voorjaar berekening, dan begon Artaxerxes' eerste regeringsjaar in april 464 en eindigde in april 463. Zijn zevende jaar zou dan zijn vanaf het voorjaar van 458 tot het voorjaar van 457. Dit zou betekenen dat Ezra het decreet in de late zomer van 458 v.Chr. naar Jeruzalem bracht, zodat de 69 profetische weken dus zouden eindigden in 26 n.Chr.

De voorjaar tot voorjaar berekening was de gangbare praktijk in Babylon. In de oudheid begonnen sommige landen hun nieuwe jaar in het voorjaar, terwijl anderen in het najaar begonnen. Hier zien we dat een voorjaar tot voorjaar berekening en een najaar tot najaar berekening te maken hebben met de manier waarop een regeringsperiode van een koning werd berekend. Juda en Israël gebruikten in verschillende tijden beide methoden voor het bepalen van de regeringsperioden van koningen. De verschillende methoden werden tevens gebruikt voor verschillende doeleinden; het religieuze jaar begon altijd in het voorjaar, maar het sabbatsjaar en het jubeljaar werden gerekend vanaf het najaar (Leviticus 25:8-9).

Heeft de schrijver van Ezra- Nehemia, traditioneel één boek in de Hebreeuwse geschriften, gebruik gemaakt van de voorjaar tot voorjaar manier van berekening? Of ging hij voor de regering van de koning uit van de najaar tot najaar berekening? Als hij het najaar tot najaar systeem heeft gebruikt dan zou de aankomst van Ezra in de late zomer van 457 v.Chr. gedateerd moeten worden. Dat zou de verschijning van de Messias in 27 n.Chr. en de kruisiging in 31 n.Chr. plaatsen.

Kunnen we zeker weten welke methode van berekening de Bijbelse auteur gebruikte? Kunnen we bepalen of de kruisiging plaatsvond in 30 n.Chr. of 31 n.Chr.? Absoluut!

Kijk eens naar Nehemia 1:1: Hier wordt het nieuws weergegeven dat de profeet Nehemia ontving in de maand Kislev ( negende maand, overeenkomend met december) tijdens het 20e jaar van Artaxerxes. Dan in Nehemia 2:1 vernemen we dat de koning het treurige gelaat van Nehemia opmerkte in de maand Nisan (eerste maand, overeenkomend met april) tijdens het 20e jaar van Artaxerxes. Ziet u de betekenis van dit alles? In het volgende voorjaar, vier maanden na het nieuwsbericht in Nehemia 1:1, was de koning nog steeds in zijn 20e jaar! Dit bewijst onomstotelijk dat de auteur van Ezra-Nehemia een najaar tot najaar berekening gebruikte! Als er een voorjaar tot voorjaar berekening was gebruikt, dan zou Nisan gerekend zijn als het begin van de 21e regeringsjaar van de koning.

Dit is overtuigend bewijs uit de Bijbel dat 457 v.Chr. de juiste datum is om de telling van het decreet van Artaxerxes te beginnen. Dit betekent dat Christus werd gekruisigd in 31 n.Chr. De enige manier waarop het Pascha van dat jaar zou kunnen vallen op een woensdag, zoals de evangeliën dit ook duidelijk aantonen, is dat de huidige regels van de kalender, inclusief uitstelregels, werden gebruikt door het Sanhedrin [de Joodse (rechterlijke) raad] in de tijd van Christus en de apostolische Kerk. Door de huidige Joodse kalender als onze maatstaf te accepteren, volgen we het voorbeeld van Jezus Christus Zelf en dat van de vroege Kerk!