Wat predikte Jezus werkelijk?

Wees er niet te zeker van dat u het weet! Wat bedoelde Jezus eigenlijk met ‘het Koninkrijk van God’?

Hier is het boeiende goede nieuws: er ís een nieuwe wereld op komst!


Hoofdstuk 1 - Een boodschap over de Boodschapper?

Uw eeuwigheid hangt af van uw bereidheid het ware evangelie te begrijpen en te geloven. De apostel Paulus gaf evenwel een waarschuwing aan de christenen van zijn tijd: “Want als er iemand komt die een andere Jezus predikt, die wij niet gepredikt hebben, of als u een andere geest ontvangt dan die u ontvangen hebt, of een ander Evangelie, dat u niet aangenomen hebt, dan verdraagt u dat best” (2 Korinthe 11:4).

Eerlijk gezegd verdragen miljoenen mensen een vals evangelie. Zij zijn misleid – veel te gemakkelijk misleid. Hoe komt dat? Dat komt doordat te veel mensen Gods gebod alles te bewijzen niet opvolgen (1 Thessalonicenzen 5:21). Jezus Christus zei: “… De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie” (Markus 1:15). Gelooft u datzelfde evangelie dat Jezus predikte? U dient het zeker te weten. Er worden in de wereld talloze evangelies gepredikt. Komt het volgende u bijvoorbeeld bekend voor?

Geef gewoon uw hart aan de Heer. Jezus werd geboren in een stal als de Christus, de Zoon van God, om in dit tijdperk zoveel zielen te redden als Hem willen aannemen in hun hart. Na te zijn opgegroeid trok Hij rond, deed wonderen en vergaf de mensen. Hij vervulde voor ons allemaal Gods hardvochtige wet alvorens aan het kruis te worden genageld samen mét die oude wet. Hij stond op de derde dag uit de doden op en verscheen aan veel getuigen. Daarna keerde Hij terug naar de hemel en begon Zijn Koninkrijk op te richten in de harten van de mensen. Hij zal u vergeven en in uw hart komen – gewoon zoals u bent – als u Hem maar aanneemt. Jezus redt! Geloof gewoon in Hem en u zult behouden zijn – wedergeboren. En als u sterft, zult u met Hem in de hemel zijn – voor altijd!

Is dit werkelijk het evangelie dat door Jezus werd onderwezen? Als u in dit opzicht zonder vragen te stellen de nagenoeg unanieme stem van de hoofdstroom van het christendom hebt gevolgd, dan denkt u waarschijnlijk dat dit zo is. Maar zie eens wat de Amerikaanse schrijver Mark Twain schreef:

“In religie en politiek hebben de mensen hun geloof en overtuigingen in bijna alle gevallen tweedehands, en zonder nader onderzoek, verkregen van autoriteiten die zelf de vragen in kwestie niet hebben onderzocht, maar ze uit de tweede hand hebben overgenomen van andere niet-onderzoekers wier opinies erover geen cent waard waren” (Mark Twain’s Autobiography, 1959).

Weet u werkelijk wat het oorspronkelijke evangelie dat door Jezus en de apostelen werd verkondigd inhoudt? Of heeft u maar een achteloze aanname gedaan, hierin de massa volgend zoals Mark Twain opmerkte, en heeft u uw overtuigingen gehaald uit tweedehands veronderstellingen?

Wellicht bent u grootgebracht met het evangelie volgens de heersende opvatting. Of u hebt het misschien leren kennen uit de overvloed aan godsdienstige publicaties en radio- en tv-uitzendingen van tegenwoordig. In elk geval hebt u naar alle waarschijnlijkheid niet de noodzaak ingezien uw geloofsopvattingen te onderzoeken. Tenslotte zijn de meeste officiële christelijke autoriteiten het op dit punt met elkaar eens. Dit moet dan wel juist zijn. Of niet?

In Zijn bekende Olijfbergprofetie waarschuwde Jezus Christus: “… Pas op dat niemand u misleidt. Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden” (Mattheüs 24:4-5). In sommige moderne Bijbelversies staat “… Ik ben de Christus …” tussen aanhalingstekens, ervan uitgaande dat Christus sprak over personen die beweren zelf Christus te zijn. Er zijn in de laatste eeuwen echter niet veel van zulke mensen geweest die serieus werden genomen, laat staan dat zij velen hebben misleid. Een andere interpretatie die wel is aangevoerd is dat Jezus verwees naar valse verlosser-figuren zoals Hitler en Mussolini. Maar daarmee gaat men wel erg vrij met de tekst om. Bedenk dat Christus zei: “… velen zullen komen onder Mijn Naam …”. Een duidelijker weergave van wat Jezus bedoelde te zeggen is: “Pas op dat niemand u op een dwaalspoor brengt. Want er zullen velen verschijnen die van Mijn Naam gebruikmaken en zeggen dat ik de Christus ben, maar toch veel mensen zullen misleiden”.

Een verbazingwekkende waarschuwing! Christus voorspelde dat er vele valse predikers over Hem zouden spreken en dat zij zouden verkondigen dat Hij inderdaad de Christus, de verwachte Messias, is. Over deze misleiders werd geprofeteerd dat zij zelfs na Jezus’ Messiasschap te hebben erkend toch argeloze mensen van een juist begrip van Jezus’ oorspronkelijke evangelie zouden afleiden. Hoe staat het met u? Kunnen zij ook u hebben misleid? Ga niet uit van achteloze aannames. Zoek uit – bewijs – wat waar is. Dan zult u het werkelijk weten en niemand zal u iets wijs kunnen maken.

Valse veronderstellingen en valse hoop

Over bepaalde valse godsdienstleraren van Zijn tijd zei Jezus: “Dit volk nadert tot Mij met hun mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan; maar tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen onderwijzen die geboden van mensen zijn” (Mattheüs 15:8-9). Jezus zegt duidelijk dat iemand Hem tevergeefs, nutteloos, kan eren – als de doctrines waarop die verering berust voortgekomen zijn uit menselijke dwaalideeën over hoe de Bijbel moet worden geïnterpreteerd en niet op de duidelijke leer van het Woord van God.

Wat is dan het eigenlijke evangelie dat door Jezus werd gepredikt? Zei Hij tegen de mensen dat zij eenvoudig in Hem moesten geloven – of was het veel meer dan dat? Dit is een kwestie van wezenlijk belang. Want als u in plaats van de waarheid een leugen gelooft, zult u uiteindelijk ontdekken dat u met valse hoop en onvervulde verwachtingen zit.

In Lukas 13 sprak Christus over het lot van degenen die er valse hoop op nahouden. Velen zullen “… beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen en te zeggen: Heere, Heere, doe ons open. En Hij zal antwoorden en tegen u zeggen: Ik weet niet waar u vandaan komt. Dan zult u beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken en U hebt in onze straten onderwijs gegeven. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik weet niet waar u vandaan komt. Ga weg van Mij, allen die ongerechtigheid bedrijven. Daar zal gejammer zijn en tandengeknars, wanneer u Abraham, Izak en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zult zien, maar u buitengeworpen” (vv. 25-28).

Maakt het God werkelijk uit of we wel of niet precies hetzelfde evangelie aanhangen dat Christus en Zijn apostelen predikten? Op het gezag van Jezus Christus kan ik u zeggen dat het een heel groot verschil maakt.

Na Jezus’ kruisiging en opstanding verscheen Hij aan Zijn apostelen en droeg hun op: “… Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen. Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden” (Markus 16:15-16). Later inspireerde Christus de apostel Paulus tot het uitspreken van een dubbele vloek over iedereen die een ander evangelie durft te prediken. Hij zei tegen de christenen in Galatië: “Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt” (Galaten 1:8-9).

De apostel Paulus gaf zich veel moeite de christenen in Korinthe te waarschuwen tegen valse leraren die een andere Jezus en een ander evangelie zouden komen prediken (2 Korinthe 11:4). Dit is de reden waarom ik, als dienaar van Jezus Christus, zeg dat het voor u en voor uw behoud van doorslaggevend belang is de ware Jezus Christus van de Bijbel te erkennen en voor uzelf te bewijzen wat het authentieke evangelie is dat Hij predikte. En Jezus zelf maakte dat duidelijk.

Aan de hand van de Bijbel kan gemakkelijk worden aangetoond dat het evangelie niet louter draait om de persoonlijkheid van Jezus, de Zoon van God. Natuurlijk, Jezus is onze Messias Die Zijn bloed vergoot zodat onze zonden zouden kunnen worden vergeven. Deze Waarheid moeten we diep waarderen en bekend maken. Maar dit vormt op zich niet het volledige evangelie. Zeker, wij moeten begrip hebben van Christus’ offer. De Bijbel zegt: “En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden” (Handelingen 4:12). Bijgevolg is de naam van Jezus Christus absoluut van belang. Niettemin is het absoluut verkeerd om van Jezus te zeggen, zoals velen doen: ”Hij is het evangelie. Hij is het Koninkrijk van God”. Er is veel meer verbonden aan de ware evangelieboodschap die door Jezus Christus werd gepredikt.

Evangelie van of over Christus?

Aan het einde van het Oude Testament inspireerde God de volgende profetie: “Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt …” (Maleachi 3:1). Volgens Markus 1:2-4 is de eerste hier genoemde “… Engel …” of boodschapper Johannes de Doper die de weg voor Christus’ eerste komst voorbereidde. Naar Christus wordt verwezen als de “Heere … de Engel van het verbond …” Dus Jezus Christus werd als Boodschapper gezonden. Een boodschapper brengt een boodschap van iemand anders – en dat deed Jezus ook, zoals Hij duidelijk maakte toen Hij zei: “… het woord dat u hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft” (Johannes 14:24).

God de Vader zond Christus om een boodschap van Hem te brengen. Wat voor boodschap was dat? De nieuwtestamentische vertalers gebruikten het woord evangelie, afgeleid van het Griekse woord euaggelion, dat goed nieuws betekent. De boeken Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes zijn bekend geworden als de vier evangeliën, omdat zij vier afzonderlijke verslagen geven van Christus’ aankondiging van het goede nieuws.

Waar ging dit goede nieuws over? Laat de Bijbel het antwoord geven. Sla Markus 1:14-15 op. Lees de woorden waartoe God Markus inspireerde: “En nadat Johannes overgeleverd was, ging Jezus naar Galilea en predikte het Evangelie van het Koninkrijk van God, en Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie”. Dit is het evangelie. Er is er slechts één – en dat gaat over het Koninkrijk van God. Sommigen zullen proberen het belang van “… het Koninkrijk van God …” in het evangelie te ontkennen door erop te wijzen dat Markus 1:1 spreekt over het “… Evangelie van Jezus Christus …”. Er wordt ook naar verwezen als het evangelie van God, omdat het een boodschap van God is. Maar het Nieuwe Testament noemt het overwegend het evangelie van het Koninkrijk van God. Dat is waar het evangelie over gaat. Lees wat geleerden zeggen:

“Er is een duidelijke overeenstemming onder de synoptische evangeliën [Mattheüs, Markus en Lukas] dat het koninkrijk van God het hoofdthema van Jezus’ boodschap was. … Alles bij elkaar presenteren zij zo’n vijftig gezegden en gelijkenissen van Jezus die het koninkrijk betreffen. … Het is binnen de canon dan ook een zaak van overeenstemming dat het koninkrijk het voornaamste brandpunt van Jezus’ theologie vormde” (Oxford Companion to the Bible, 1993, p. 408).

Stel geen blind geloof in dit boekje, of in commentaren of hulpmiddelen voor Bijbelstudie. Geloof de Bijbel – geloof God. De mensen zijn geestelijk van het spoor geraakt door uitsluitend op mensen te vertrouwen. De Bijbel gebiedt u alles te bewijzen (1 Thessalonicenzen 5:21). Ga dit na en onderzoek het voor uzelf. Zet uw eerdere meningen opzij en lees eenvoudig wat God zegt. Het zal u spoedig duidelijk zijn dat het evangelie van Christus Zijn boodschap van de Vader over het Koninkrijk van God is. Jezus bevestigde dit nadat Hij in de stad Kapernaüm had onderwezen door te zeggen: “… Ik moet ook andere steden het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigen, want daarvoor ben Ik uitgezonden” (Lukas 4:43). Mattheüs 9:35 getuigt dat dit precies is wat Hij deed: “En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk ...”

Wat zou volgens Jezus het hoofddoel van het leven moeten zijn? “Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid …” (Mattheüs 6:33). In wat bekend is geworden als het onze Vader zei Jezus: “Bidt u dan zo: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome …” (vv. 9-10). Het evangelie dat Christus bracht is inderdaad het goede nieuws van dit komende Koninkrijk. Dat is de boodschap die door Jezus werd gepredikt. Hij zond Zijn discipelen uit om precies diezelfde boodschap te prediken. En zij predikten die ook – de rest van hun leven.

Pas nadat valse leraren de vroege Kerk begonnen te ondermijnen was het dat Christus’ evangelie verdraaid werd. Paulus, die ruim 20 jaar na Christus’ dood schreef, was zich bewust van die verdraaiing: “… er [zijn] ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien” (Galaten 1:7). Onder een toenemend aantal ketterijen was er misschien niet één die meer aanhang kreeg dan het nieuwe evangelie over de gebeurtenissen in Christus’ leven en van het eenvoudig geloven in Zijn persoon om behouden te worden. Zo werd het ware evangelie van Christus geleidelijk vervangen door een vals evangelie over Christus.

“In de mond van Christus en van hen die Hij, toen Hij op aarde was, uitzond om het te verkondigen, was het de goede tijding van het koninkrijk van God dat Hij was komen vestigen. … Na Christus’ dood en opstanding werd het de goede tijding over Christus” (James Hastings, A Dictionary of the Bible, Charles Scribner’s Sons, 1988, p. 233).

Wat is er te zeggen over de naam van Jezus?

Christus zond Zijn discipelen uit “… om het Koninkrijk van God te prediken en de zieken te genezen … Zij vertrokken en reisden door alle dorpen, verkondigden het Evangelie en genazen overal de zieken” (Lukas 9:2, 6). Toen de discipelen waren teruggekeerd (v. 10), nam Christus hen mee naar een verlaten plek. “Toen de menigte dat merkte, volgden zij Hem. Hij ontving hen en sprak tot hen over het Koninkrijk van God; en hen die genezing nodig hadden, maakte Hij gezond” (v. 11).

Het evangelie prediken is, volgens het voorbeeld en de richtlijnen van Jezus, prediken over het Koninkrijk van God!

Toen Hij alleen was met Zijn discipelen vroeg Christus in vers 18 van hetzelfde hoofdstuk: “… Wie zeggen de menigten dat Ik ben? Zij antwoordden en zeiden: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen dat een van de oude profeten opgestaan is” (vv. 18-19).

Mattheüs 16 bevat een nog vollediger passage die parallel is aan dit verslag: “Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is” (vv. 15-17).

Klaarblijkelijk had Christus dit zelfs Zijn eigen discipelen nog niet verteld. Maar Hij had hen wel reeds uitgezonden om het Koninkrijk van God te verkondigen. Let op vers 20: “Toen verbood Hij Zijn discipelen dat zij tegen iemand zouden zeggen dat Hij Jezus, de Christus, was.” De reden dat Hij dit verbood was dat Hij niet voortijdig gekruisigd wilde worden. Maar uit dit vers blijkt absoluut zeker dat het evangelie van het Koninkrijk van God niet simpelweg een verkondiging kan zijn dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Want wij hebben zojuist in Lukas 9:2,6,11 gezien dat zij reeds het Evangelie hadden verkondigd – maar klaarblijkelijk de mensen niet hadden gezegd dat Jezus de Christus was.

Sommigen zeggen wellicht: Ja, maar misschien ging het evangelie dat Christus en Zijn apostelen predikten wel over het feit dat de Messias voor onze zonden moest sterven en weer opstaan, afgezien van de feitelijke identiteit van die Messias. Om dat te beantwoorden moeten we kijken naar wat er gebeurde nadat Petrus had erkend dat Jezus de Messias was, zoals opgetekend in Markus 8:

“En Hij gebood hun streng dat zij met niemand over Hem zouden spreken. En Hij begon hun te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. En dit woord sprak Hij vrijuit. En Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen, maar Hij keerde Zich om en terwijl Hij Zijn discipelen aankeek, bestrafte Hij Petrus en zei: Ga weg achter Mij, satan, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen” (vv. 30-33).

Pas na Petrus’ erkenning dat Jezus de Christus was, begon Jezus Zijn discipelen te onderwijzen over Zijn komende kruisiging en opstanding. Maar Petrus vatte dit onderwijs op dat ogenblik niet erg goed op. Daarom moet het duidelijk zijn dat een verkondiging van Jezus als de gekruisigde Christus geen deel uitmaakte van het evangelie dat Christus Petrus eerder had laten verkondigen.

Om dit punt verder te illustreren kunnen wij kijken naar dezelfde gebeurtenis in Lukas 9:18-22. In vers 22 onderwees Christus de apostelen dat Hij zou sterven en weer zou opstaan. Maar veel later bleek dat zij het nog steeds niet hadden begrepen. Christus zei tegen Zijn discipelen: “Laat deze woorden tot uw oren doordringen, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. Maar zij begrepen dat woord niet en het bleef voor hen verborgen, zodat het niet tot hen doordrong. En zij vreesden Hem een vraag te stellen over dat woord” (vv. 44-45).

Het evangelie dat de apostelen van Jezus moesten prediken draaide niet om geloven in Christus’ persoon of om het ontvangen van vergeving van zonden door Zijn offer. Gewoon praten over Christus is niet het evangelie. Ja, Jezus Christus ís de belangrijkste Persoon die ooit de aarde heeft bewandeld. Hij was inderdaad God in het vlees, de Zoon van God, Die kwam als de Christus om Zijn leven te geven om voor de zonden van de mensheid verzoening te doen. En Hij is opgestaan om de Verlosser van de wereld te zijn. Dit is allemaal waar. En - hoewel uitermate noodzakelijk - niets hiervan is het middelpunt van het evangelie van het Koninkrijk van God. Het was pas nadat Jezus was opgestaan dat Hij dit element toevoegde aan de boodschap die de apostelen moesten prediken: “Toen opende Hij [de opgestane Jezus] hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. En u bent van deze dingen getuigen” (Lukas 24:45-48).

In de naam van Jezus Christus – dat wil zeggen, Zijn ware naam – ligt besloten wie Hij is, wat Hij voor ons heeft gedaan en alles wat Hij heeft onderwezen, geboden en waarvoor Hij stond. Deze belangrijke informatie werd toegevoegd – om samen met het evangelie van het Koninkrijk van God te worden onderwezen – ná de dood en opstanding van Jezus. Is dit een veronderstelling? Nee. Lees de Bijbelse verslagen over de prediking door de eerste evangelisten en apostelen, jaren na Christus’ dood.

Let op wat Filippus in Samaria predikte: “Maar toen zij Filippus geloofden, die [1] het Evangelie van het Koninkrijk van God en [2] van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen” (Handelingen 8:12).

De ware Kerk moet beide elementen prediken: ten eerste het evangelie van het Koninkrijk van God en, ten tweede, de ware naam van Jezus Christus.


Hoofdstuk 2 - Wat is het Koninkrijk van God?

We hebben gezien dat het ware evangelie dat door Christus en Zijn apostelen werd gepredikt over het Koninkrijk van God ging. Wat is dat Koninkrijk precies? Daar zijn altijd veel ideeën over geweest. De Joden van Christus’ tijd dachten dat een messiasfiguur hun fysieke natie zou leiden om militair alle regeringen te onderwerpen totdat zij oppermachtig over alle mensen zouden regeren. Later ontstond de opvatting dat de Kerk het Koninkrijk was. Anderen geloven dat het Koninkrijk van God iets etherisch is dat in het hart van de mensen wordt opgericht. Weer anderen zien het als het koninkrijk der hemelen, zoals het in Mattheüs’ evangelieverslag wordt genoemd, en concluderen dat het moet verwijzen naar eeuwige gelukzaligheid in de hemel. En sommigen houden vol dat het Koninkrijk de persoon van Jezus zelf is.

“Het ‘Koninkrijk van God/der hemelen is om twee hoofdredenen een onderwerp van groot belang in de Bijbel: het veelvuldig voorkomen ervan in de eerste drie canonieke (synoptische) evangeliën van het NT, en de overtuiging dat het centraal staat in de boodschap van de historische Jezus. De betekenis ervan, die is afgeleid van een wereld van oriëntaalse monarchen en monarchieën welke sterk verschilt van onze hedendaagse westerse democratieën, is op uiteenlopende wijzen geïnterpreteerd. Historisch is het geassocieerd met de toekomstige staat van de uit de dood opgestane, onsterfelijke heiligen; met de Kerk; met kloosterlijke contemplatie; met mystieke extase; vrome religieuze ervaring; de geleidelijk verloste samenleving die wordt geïnspireerd door liefde; de toekomstige transformatie van deze wereld; apocalyptische hoop op de volgende wereld; en als een open symbool goed voor vele mogelijke interpretaties” (The Anchor Bible Dictionary, deel 4, p. 49).

De Bijbelgeleerde George E. Ladd beschreef hoe één bepaalde theoloog het Koninkrijk van God beperkte tot “iets subjectiefs en het begreep in termen van de menselijke geest en zijn relatie tot God. Het Koninkrijk van God is een innerlijke kracht die de menselijke ziel binnengaat en die in zijn macht neemt. Het bestaat uit enkele fundamentele religieuze waarheden die van universele toepassing zijn.” Een recentere interpretatie, schrijft Ladd, “vat het Koninkrijk op als het absolute, het ‘geheel andere’ dat tijd en ruimte is binnengetreden in de persoon van Jezus van Nazareth” (The Gospel of the Kingdom, p. 15).

Hij vervolgt:
“Aan het andere uiterste staan zij die, als Albert Schweitzer, Jezus’ boodschap van het Koninkrijk definiëren als een apocalyptisch rijk dat zal worden ingeluid door een bovennatuurlijke daad van God wanneer de geschiedenis zal worden afgebroken en er een nieuwe hemelse bestaansorde zal beginnen. Het Koninkrijk van God is in geen enkele zin van het woord een aanwezige of geestelijke realiteit; het is geheel en al toekomst en bovennatuurlijk” (ibid.).

Ladd wijst ook op de zienswijze of interpretatie die “het Koninkrijk van God op een of andere wijze met de Kerk verbindt”. Sinds de dagen van Augustinus “is het Koninkrijk vereenzelvigd met de Kerk”. Hij verklaart:

“Naargelang de Kerk groeit, groeit het Koninkrijk en breidt het zich uit in de wereld. Veel protestantse theologen hebben een aangepaste vorm van deze interpretatie onderwezen, waarbij zij beweren dat het Koninkrijk van God kan worden vereenzelvigd met de ware Kerk die is belichaamd in de zichtbare belijdende Kerk. Naargelang de Kerk het Evangelie naar de hele wereld brengt, breidt het Koninkrijk van God zich uit. Volgens een optimistische versie is het de opdracht van de Kerk de gehele wereld voor Christus te winnen en aldus de wereld te transformeren in het Koninkrijk van God” (ibid.).

Zijn enige van deze interpretaties juist? Wat is in al deze verwarring de Waarheid? Wat ís het Koninkrijk van God?

Wat is een koninkrijk?

Teneinde het Koninkrijk van God te begrijpen moeten we beginnen met de vraag wat een koninkrijk is. De belangrijkste definitie van het woord koninkrijk volgens het woordenboek is “een staat of regering met een koning of koningin aan het hoofd” (Webster’s Encyclopedic Unabridged Dictionary, Portland House, 1989).

Dit is ook de Bijbelse definitie van een koninkrijk. Vier dingen zijn nodig om een werkelijk koninkrijk te vormen: 1) een koning of regerende vertegenwoordiger; 2) land of grondgebied; 3) onderdanen of inwoners binnen die territoriale bevoegdheid; 4) wetten en een regeringsvorm. Als we een van deze elementen weglaten, hebben we geen echt koninkrijk. En als we geloven in een etherische soort koninkrijk geloven we niet in het ware evangelie.

De waarheid over het onderwerp van het Koninkrijk wordt in Gods Woord geopenbaard. Wat mensen denken mag misschien intellectueel interessant en aantrekkelijk zijn, maar de waarheid staat in de Bijbel. “Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid” (Johannes 17:17).

De Bijbel openbaart dat Jezus’ boodschap ging over regeren en heerschappij. Hij werd geboren om de Koning van de mensheid te zijn. De profeet Jesaja schreef over Hem:

“Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen” (Jesaja 9:5-6).

Kort voor de conceptie van Christus als mens zei de aartsengel Gabriël tegen Maria die Zijn moeder zou zijn: “Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen” (Lukas 1:32-33).

Tijdens het proces tegen Jezus vroeg Pontius Pilatus Hem of Hij een koning was. “… Jezus antwoordde: U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor” (Johannes 18:37). In deze misleide wereld denken maar al te veel mensen aan Christus als aan de kleine Here Jezus liggend in een kribbe of aan een tere zwakkeling die aan het kruis is genageld. Zij denken niet na over Zijn rol als komende almachtige Heerser en Koning.

Nebukadnezars droom

Wat is de aard van de heerschappij die op de schouders van Christus zal rusten? Is het louter menselijke toewijding aan lieve Jezus die gevraagd wordt? Nadrukkelijk niet! Gods boodschap en plan voor de mensheid is consistent. De profeet Daniël werd bijna 600 jaar voor Christus’ geboorte geïnspireerd over het komende Koninkrijk van God te schrijven.

Gedurende de ballingschap van de Joden in het oude Neo-Babylonische of Chaldeeuwse Rijk diende Daniël zijn meesters in het paleis van koning Nebukadnezar. Deze wereldheerser kreeg een levendige droom die hem zo verontrustte dat hij er niet van kon slapen (Daniël 2:1). Hij moest en zou de betekenis ervan te weten komen. Daarom beval Nebukadnezar zijn hofmagiërs, astrologen en tovenaars hem de betekenis van de droom te onthullen. Maar deze slimme despoot wilde zijn vertrouwde adviseurs zelf niet vertellen wat hij gedroomd had. Van hen werd eerst geëist hem zijn droom te vertellen – zodat hij zou weten dat hun interpretaties betrouwbaar waren (vv. 2-9). Vanzelfsprekend konden zij dat niet (vv. 10-11).

God had echter aan Daniël “… inzicht in allerlei visioenen en dromen” gegeven (Daniël 1:17). Toen hij voor Nebukadnezar werd gebracht (Daniël 2:25), verklaarde hij: “… De verborgenheid die de koning vraagt, kunnen wijzen, bezweerders, magiërs en toekomstvoorspellers de koning niet te kennen geven. Maar er is een God in de hemel Die verborgenheden openbaart. Hij heeft koning Nebukadnezar laten weten wat er in later tijd [“… in het laatste der dagen …”, SV] gebeuren zal …” (vv. 27-28).

Het doel van God was hier dus aan deze heidense machthebber te openbaren dat er een werkelijke God is die het uitgebreide universum bestuurt alsook te openbaren wat er “in later tijd” zou gebeuren. Als u het boeiende nieuws van toekomstige gebeurtenissen – waarvan het hoogtepunt misschien nog tijdens uw leven plaatsvindt – wilt begrijpen, sla dan in uw Bijbel dit verbazingwekkende hoofdstuk in Daniël op en lees het voor uzelf.

“U, o koning, keek toe, en zie: een groot beeld. Dit beeld was hoog, de glans ervan uitzonderlijk. Het stond voor u. De aanblik ervan was schrikwekkend. Het hoofd van dit beeld was van goed goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen van brons, zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer, gedeeltelijk van leem. Hier keek u naar, totdat er, niet door mensenhanden, een steen werd afgehouwen. Die trof dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en verbrijzelde die. Toen werden het ijzer, het leem, het brons, het zilver en het goud tegelijk verbrijzeld. Ze werden als kaf op een zomerdorsvloer. De wind voerde ze weg, zodat er geen spoor van teruggevonden werd. Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde. Dit is de droom. Nu zullen wij de uitleg ervan in de tegenwoordigheid van de koning vertellen” (vv. 31-36).

Betekende deze droom iets? Ja, want God had hem geïnspireerd. Het was een profetische droom. Sommige mensen denken echter dat Bijbelse profetie gewoon aangenaam klinkende poëzie is – zonder leidend, voorspellend doel. Anderen geloven dat profetie wel een betekenis heeft, maar dat wij onmogelijk kunnen ontcijferen wat die betekenis is – op zijn hoogst pas na de vervulling ervan en vaak zelfs dan niet. Er zijn nog anderen die het idee aanhangen dat profetische betekenis een kwestie van persoonlijke interpretatie is.

Deze zienswijzen verwerpen of verdraaien een belangrijk aspect van de boodschap van Christus. En aangezien meer dan een kwart van de Bijbel profetie is, maken dergelijke meningen over profetie een belangrijk deel van Gods Woord in wezen nutteloos voor ons.

God zegt ons echter dat “Heel de Schrift … nuttig [is] …” (2 Timotheüs 3:16) en Openbaring 19:10 leert ons: “… Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.” De apostel Petrus schreef: “En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is … Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken” (2 Petrus 1:19-21).

Wij moeten nooit proberen de Bijbel te interpreteren door er onze eigen ideeën in te lezen. En we moeten niet de persoonlijke interpretatie van andere mensen geloven. We moeten de Bijbel grondig bestuderen – de ene tekst met de andere vergelijken. Wij moeten de Bijbel zichzelf laten interpreteren.

Een opeenvolging van wereldregerende koninkrijken

Daniël gaf Gods interpretatie van Nebukadnezars droom: “U, o koning, bent een koning der koningen …” (Daniël 2:37). Nebukadnezar onderwierp andere koninkrijken aan dat van hemzelf. Hij was de eerste die regeerde over een werkelijk wereldoverheersend koninkrijk of imperium. Maar dat was niet door zijn eigen macht: “… want de God van de hemel heeft u het koningschap, macht, sterkte en eer gegeven” (v. 37). God openbaarde Zijn eigen oppermacht in de wereldgebeurtenissen. “U”, zei God tot Nebukadnezar, “bent dat gouden hoofd. Na u zal een ander koninkrijk opkomen, lager in waarde dan het uwe. Daarna nog een ander, het derde koninkrijk, van brons, dat heersen zal over de hele aarde” (vv. 38-39).

Is het tot u doorgedrongen? God spreekt hier over letterlijke koninkrijken – een opeenvolging van wereldregerende overheden. Dit gaat duidelijk niet over stroperige, sentimentele begrippen. God maakt de Waarheid duidelijk. Nebukadnezars Chaldeeuwse Rijk werd vertegenwoordigd door het hoofd van goud. Daaropvolgend zou er een ander wereldrijk komen dat door nog weer een ander zou worden gevolgd. In geschiedenisboeken kunt u zien dat daarna het Perzische Rijk kwam, gevolgd door het Grieks-Macedonische Rijk van Alexander de Grote.

Onmiddellijk daarop zou nog een ander rijk volgen, vertegenwoordigd door de twee benen van ijzer: “En het vierde koninkrijk zal sterk zijn als ijzer, want het ijzer verbrijzelt en vergruist alles. Juist zoals het ijzer alles verplettert, zo verbrijzelt en verplettert dit koninkrijk alles” (v. 40). Dit is precies wat het Romeinse Rijk deed. We zien dat het in twee benen werd verdeeld: West en Oost, met respectievelijk de hoofdsteden Rome en Constantinopel.

Als wij dit verslag vergelijken met Daniël 7 en Openbaring 13 en 17, kunnen we begrijpen dat het systeem van het Romeinse Rijk in latere eeuwen tien herlevingen of opstandingen zou kennen. De laatste zeven van deze herlevingen zouden worden beheerst door een valse religieuze autoriteit. De laatste van de tien herlevingen is gelijk aan de voeten en tenen van dit grote beeld in Daniël 2. De tien tenen ervan van “ijzer vermengd met modderig leem” (v. 43) – een sterke, maar broze vermenging (v. 42) – symboliseren tien gelijktijdige politieke leiders die hun macht zullen geven aan een charismatische sterke machthebber (Openbaring 17:12-13). Samen zullen deze koningen de laatste opstanding van het vierde wereldrijk vormen. Die laatste Europese superstaat zal voor onze eigen ogen opkomen. Immers, Daniël had Nebukadnezar gezegd dat dit visioen een openbaring was van gebeurtenissen “… in het laatste der dagen …” (Daniël 2:28, SV).

Nu komen we aan de verzen 44-45: de betekenis van de “… niet door mensenhanden, uit de berg … afgehouwen [steen] …” die het beeld, dat de opeenvolging van menselijke wereldrijken voorstelt, verbrijzelt en vervolgens groeit en de hele aarde vult. Dit is de openbaring die we hebben gezocht.

Hier is in de duidelijke woorden van de Almachtige God de verklaring van wat het Koninkrijk van God werkelijk is: “In de dagen van die koningen [de laatste herleving van het Romeinse Rijk] zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden.”

Er zal niet langer enige menselijke koning der koningen zijn zoals Nebukadnezar. Jezus Christus zal dan over de hele aarde regeren als “Koning der koningen en Heere der heren” (vgl. Openbaring 19:11-16). Openbaring 11:15 bevestigt Daniëls profetie. Ten tijde van de tweede komst van Christus zullen luide stemmen in de hemel verkondigen: “De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid.” Aldus zal eindelijk de Wereld van Morgen worden ingeluid.

Als Daniëls profetie wordt bestudeerd samen met het boek Openbaring, moet het volkomen duidelijk worden dat het toekomstige Koninkrijk van God een letterlijke regering zal zijn, evenals de eerder genoemde wereldrijken. Daniël concludeerde: “… De droom is waar en de uitleg ervan betrouwbaar” (Daniël 2:45). Dit is het glorieuze en wonderbaarlijke goede nieuws!

Andere profetieën over de Wereld van Morgen

Andere oudtestamentische profeten laten eveneens duidelijk zien dat het Koninkrijk van Christus een toekomstige goddelijke regering zal zijn met mondiaal bestuurlijk gezag over deze hele aarde. Is Gods Koninkrijk reeds gevestigd? Het antwoord is duidelijk uit enkele directe profetieën over het komende Koninkrijk:

“Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. Hij zal oordelen tussen de heidenvolken en veel volken vonnissen. En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren” (Jesaja 2:2-4; vgl. Micha 4:1-3).

Micha voegt dit er nog aan toe: “Maar zij zullen zitten, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, niemand zal ze schrik aanjagen, want de mond van de HEERE van de legermachten heeft het gesproken” (v. 4). Zou iemand nu willen beweren dat deze profetie reeds is vervuld?

Buiten bij het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York staat een beeld van een man die zijn zwaard in een ploegschaar omsmeedt – maar een snelle blik op het tv-nieuws of in de kranten laat zien dat de Verenigde Naties deze mooie profetie over naties die geen oorlog meer leren niet heeft vervuld!

Nog een andere bekende profetie van Jesaja moet ons helpen de werkelijkheid te toetsen aan de argumenten van degenen die volhouden dat het Koninkrijk al aanwezig is:

“Hij zal de armen recht doen in gerechtigheid en de zachtmoedigen van het land zal Hij met rechtvaardigheid vonnissen. Maar Hij zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond en met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddeloze doden. Want gerechtigheid zal de gordel om Zijn heupen zijn, en de waarheid de gordel om Zijn middel. Een wolf zal bij een lam verblijven, een luipaard bij een geitenbok neerliggen, een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn, een kleine jongen zal ze drijven. Koe en berin zullen samen weiden, hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. Een leeuw zal stro eten als het rund. Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Want op die dag zal de Wortel van Isaï er zijn, Die zal staan als banier voor de volken. Naar Hém zullen de heidenvolken vragen. Zijn rustplaats zal heerlijk zijn” (Jesaja 11:4-10).

Het beeld van wereldvrede – zelfs in de natuur – dat door deze profetie wordt uitgebeeld heeft velen ertoe geïnspireerd te offeren en te werken voor Gods Werk. Jezus heeft deze profetie over het Koninkrijk bij Zijn eerste komst niet vervuld. Beren grazen immers niet en leeuwen eten geen stro. De vervulling is nog toekomst, in afwachting van de tweede komst van Christus. Er bestaat hierover geen verwarring.

Een andere profetie over het komende Koninkrijk van God is te vinden in het boek Zacharia:

“Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, evenmin de dikke duisternis. Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft. Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft ervan naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: ’s zomers en ’s winters zal het plaatsvinden. De HEERE zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de HEERE de Enige [“één”, SV] zijn en Zijn Naam de enige [“één”, SV]”.“Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren” (14:6-9, 16).

Helaas geloven veel mensen niet dat de Almachtige God bedoelt wat Hij zegt en zegt wat Hij bedoelt! God zegt in deze profetieën duidelijk dat Hij van plan is de beschaving totaal te veranderen. God heeft herhaaldelijk voorzegd dat Hij in de eindtijd over de naties van deze aarde zal regeren: “… Hij zal de wereld oordelen in gerechtigheid en de volken met Zijn waarheid” (Psalmen 96:13). Om dit te benadrukken herhaalde God deze profetie: “… want Hij komt om de aarde te oordelen. Hij zal de wereld oordelen in gerechtigheid en de volken op billijke wijze oordelen” (Psalmen 98:9).

Waarom horen wij in de tegenwoordige wereld dit soort evangelie niet? Waarschijnlijk weet u waarom. Deze boodschap is uiterst onpopulair bij de meeste religieuze, politieke en sociale leiders in de hedendaagse machtsstructuren. Zij willen hun macht niet verliezen. Dit was een van de redenen waarom de hoofdpriesters en de Farizeeën ernaar streefden Jezus te doden (Johannes 11:47-53). Niettemin zal er onder het leiderschap van Jezus Christus een werkelijke nieuwe wereldorde worden gevestigd die de politieke en religieuze instituties van deze wereld totaal zal veranderen. Gelooft u wat God zegt of accepteert u de filosofische bedenksels van ongehoorzame, zondige mensen die zijn misleid door Satan de duivel, de god van deze wereld (2 Korinthe 4:4)?

Zei Christus dat het Koninkrijk nabij is?

Toen Jezus aan het eind van de jaren 20 van de eerste eeuw Zijn werk begon, begon Hij “… te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Mattheüs 4:17). Wat bedoelde Hij daarmee? Hij wilde daarmee zeker niet zeggen dat op dat moment het Millennium o zou aanbreken, waar zwaarden in ploegscharen zouden worden omgesmeed. In feite ondergingen zijn landgenoten ongeveer 40 jaar na deze uitspraak verschrikkelijke slachtingen toen de Romeinen tijdens hun gewelddadige onderdrukking van de Joodse opstand aan het eind van de jaren 60 en vroege jaren 70 n. Chr. honderdduizenden Joden ombrachten (vgl. Lukas 23:28-31). En dit bloedige, onderdrukkende bewind van hebzuchtige menselijke koninkrijken zou nog eeuwenlang doorgaan. Hoe kon het Koninkrijk van God dan “nabijgekomen” zijn?

Toen Jezus door Zijn jaloerse tegenstanders ervan werd beschuldigd demonen uit te drijven door de kracht van Satan, antwoordde Hij: “Maar als Ik … de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen” (Mattheüs 12:27-28). Hoe kon het Koninkrijk van God dan bij hen gekomen zijn?

Antwoord: door de aanwezigheid van de Koning – de Zoon van God – die het evangelie van dat Koninkrijk verkondigde. De Messias Zelf stond voor hen!

De Bijbel gebruikt soms de termen koning en koninkrijk door elkaar (vgl. Daniël 7:7-18, 23). Door de heilige Geest oefende Christus toen Hij op aarde was veel functies uit die kenmerkend zijn voor Zijn positie als Koning van het Koninkrijk.

Een treffend kenmerk van het Koninkrijk van God is wonderbaarlijke, goddelijke interventie. Jezus genas de zieken, opende de ogen van blinden, wekte doden op en beval de fysieke omgeving zich te gedragen zoals Hij wenste. Als een verfrissende ochtenddauw vestigde de werkelijkheid van het Koninkrijk van God – gedurende de korte tijd van Christus’ verblijf op aarde – zich op de fysieke wereld die ermee worstelde de geestelijke realiteit van de Almachtige God te begrijpen.

Toen Jezus over het Koninkrijk van God sprak dat tot hen was gekomen, sprak Hij over Zijn daden en het effect daarvan. Hij bracht niet Zijn toehoorders over in het Koninkrijk en suggereerde ook niet dat Zijn Koninkrijk reeds was gevestigd. Jezus verkondigde eenvoudig dat de Koning van Gods toekomstige Koninkrijk [op aarde] was gekomen. Dit feit alleen al moest diepgaande reacties teweegbrengen. Het Koninkrijk was nabij omdat, vooruitlopend op de letterlijke vestiging van het Koninkrijk op aarde, de aanwezigheid en de daden van Jezus Christus bij Zijn eerste komst een onmiddellijk effect zouden hebben op het leven van een aantal mensen.

Verscheen het Koninkrijk reeds in apostolische tijden?

Omdat Zijn discipelen dachten dat het Koninkrijk van God onmiddellijk zou aanbreken, gaf Jezus hun, in Lukas 19:12, de bekende gelijkenis van de ponden:

“… Een zeker mens van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. En hij riep zijn tien slaven, gaf hun tien ponden en zei tegen hen: Doe daarmee zaken totdat ik terugkom. En zijn burgers haatten hem en stuurden hem een gezantschap na om te zeggen: Wij willen niet dat deze man koning over ons zal zijn. En het gebeurde, toen hij teruggekomen was, nadat hij het koninkrijk in ontvangst had genomen, dat hij zei dat men die slaven aan wie hij het geld gegeven had, bij hem zou roepen om te weten wat ieder met het zakendoen aan winst had gemaakt” (vv. 12-15).

In deze parabel was Christus de Man van hoge geboorte. Hij ging naar een “ver land” – de hemel van Gods troon – om het Koninkrijk van God te ontvangen. Vervolgens zou Hij daarmee terugkeren. Dit is nog niet gebeurd; Christus is nog steeds in de hemel. Zijn tweede komst is nog toekomst. Bij Zijn tweede komst zal Hij met het Koninkrijk terugkeren. In de rest van de gelijkenis toonde Christus hoe zij, die ijverig hun talenten en vermogens – de ponden – gebruikten om God te dienen, macht over steden zouden krijgen. Tot degene wiens pond tot tien ponden was toegenomen zei Jezus: “… Goed gedaan, goede slaaf! Wees, omdat u in het minste trouw bent geweest, machthebber over tien steden. Toen kwam de tweede en zei: Heer, uw pond heeft vijf ponden opgeleverd. En hij zei ook tegen hem: En u, wees machthebber over vijf steden” (vv. 17-19). Wauw! Zij die in hun christelijke leven overwinnen zullen gezag en macht krijgen in het Koninkrijk van God. Wat fascinerend een gelegenheid te hebben anderen te dienen en hun Gods wegen te leren!

Dit verbazingwekkende goede nieuws wordt verteld in talrijke andere Bijbelteksten. Het gaat beslist niet over de gehele dag een lui leventje leiden in de hemel. Het boek Mattheüs noemt Gods Koninkrijk op verschillende plaatsen het “Koninkrijk der hemelen” en niet het koninkrijk in de hemel. Het is het koninkrijk van de hemel – het komt uit de hemel naar beneden. De apostel Petrus verzekert ons dat onze erfenis (het Koninkrijk) momenteel “… in de hemelen bewaard wordt …” voor ons (1 Petrus 1:4). Het zal door Jezus Christus bij Zijn terugkeer naar de aarde worden gebracht – niet eerder. Zij in wie Christus woont door Zijn Geest, zijn gezanten of ambassadeurs van dat Koninkrijk dat nu in de hemel wacht (2 Korinthe 5:20). Paulus schreef: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus” (Filippenzen 3:20). Maar daar zullen wij niet gaan wonen (vgl. Johannes 3:13; Handelingen 2:29, 34). Het Koninkrijk zal bij Christus’ terugkeer naar beneden, naar ons toe komen.

Jezus onderwees Zijn discipelen dat er een tijd van oordeel zal zijn wanneer Hij zal komen om “op de troon van Zijn heerlijkheid [te zitten]” (Mattheüs 25:31). “Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld” (v. 34). Dit spreekt duidelijk over een toekomstige tijd wanneer de rechtvaardigen het Koninkrijk zullen beërven als Christus in Zijn glorie komt. Wij zijn nu erfgenamen van het Koninkrijk dat Hij met zich zal meebrengen; we hebben het nog niet geërfd.

Het Koninkrijk van God is niet de kerk. Broeders in de kerk moeten het Koninkrijk in de toekomst binnengaan: “Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit meer struikelen. Want zo zal u in rijke mate de toegang worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus” (2 Petrus 1:10-11).

Het bestuur van de heiligen in het Koninkrijk

Aan het eind van Zijn werk op aarde sprak Jezus tot Zijn discipelen:

“… De koningen van de volken heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners genoemd. Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. Want wie is belangrijker: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. En u bent het die steeds bij Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. En Ik beschik u het Koninkrijk, zoals Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft” (Lukas 22:25-29).

Dus Jezus voorzag Zijn discipelen van een visie met betrekking tot hun toekomstige beloningen en verantwoordelijkheden in dat Koninkrijk dat Hij voor hen bestemde: “opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt” (v. 30). Wat zegt Jezus hier? Hij wijst naar een toekomstige tijd wanneer zij de twaalf stammen van Israël zouden oordelen. Hij verwees niet naar hun onmiddellijke positie van dienstbaarheid.

Als Jezus Zijn discipelen wilde laten begrijpen dat Zijn Koninkrijk op dat ogenblik al op aarde was, waarom gaf Hij dan aan Pilatus dit antwoord: “… Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier” (Johannes 18:36).

Ook na Zijn dood en opstanding sprak Jezus verder “… over de dingen … die het Koninkrijk van God betreffen” (Handelingen 1:3). Jezus koos Zijn woorden doelbewust in de wetenschap dat Zijn discipelen bekend waren met de profetieën van Jesaja, Daniël en Zacharia. Deze profeten hadden duidelijk een letterlijke, goddelijke regering voorspeld die onder de Messias op deze aarde zou worden opgericht. De apostelen vroegen Jezus: “… Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?”

Hij antwoordde: “… Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft” (Handelingen 1:6-7). Jezus sprak nooit hun Bijbelse begrip tegen dat er op aarde een echt Koninkrijk, regerend over de volken, zou worden gevestigd. Hij zei hun slechts dat het daarvoor nog niet de tijd was.

In het zevende hoofdstuk van zijn profetie had Daniël voorzegd wat er zou gebeuren bij de aanvang van het Koninkrijk:

“Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon [Christus]. Hij kwam tot de Oude van dagen [God de Vader] en men deed Hem [Christus] voor Zijn [de Vader] aangezicht naderbijkomen. Hem [Christus] werd gegeven heerschappij, eer en koningschap [over een koninkrijk], en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan” (Daniel 7:13-14).

Waar zal Christus Zijn Koningschap uitoefenen? Let erop dat “… alle volken, natiën en talen … Hem [zullen] vereren.” Dat Koningschap en Koninkrijk zullen, zoals uit zoveel Bijbelteksten blijkt, hier op aarde zijn.

In Daniël 7 lezen we over de droom die de verbannen joodse profeet had over vier wilde dieren die dezelfde vier wereldrijken symboliseren die eerder werden getoond door Nebukadnezars droom in hoofdstuk 2. “Die grote dieren, die vier in getal zijn, zijn vier koningen, die uit de aarde zullen opstaan. De heiligen van de Allerhoogste zullen echter het koningschap ontvangen. Zij zullen het koningschap in bezit nemen tot in eeuwigheid, ja, tot in der eeuwen eeuwigheid” (vv. 17-18). Vers 22 zegt dat “… de heiligen van de Allerhoogste recht verschaft werd en het tijdstip was bereikt dat de heiligen het koningschap in bezit namen.” De heiligen van God zullen in die tijd het Koninkrijk bezitten – als verheerlijkte, onsterfelijke, goddelijke wezens.

Er wacht Gods heiligen een ontzagwekkende toekomst! Zij zullen de macht krijgen om deze lijdende, bloeddorstige wereld werkelijke vrede en vreugde te helpen brengen. Geen tijdelijke, en vaak waardeloze, lapmiddelen meer. De onsterfelijke heiligen zullen Christus assisteren bij het instellen van doeltreffende oplossingen en hervormingen voor de hele mensheid. Zij zullen met Christus samenwerken bij het besturen van deze wereld en het verhelpen van de problemen daar waar de problemen zijn: hier op aarde. Jezus zei: “De zachtmoedigen … zullen de aarde beërven” (Mattheüs 5:5).

De apostel Johannes schreef in het boek Openbaring: Christus heeft “ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over [beter: “op, SV] de aarde” (Openbaring 5:10). In hetzelfde boek staat dat Christus zegt: “En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf … zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen” (Openbaring 2:26-27). “Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb” (Openbaring 3:21). De troon van de Vader is in de hemel en Christus is daar nu aan Zijn rechterhand. De troon van Christus echter, waarop de heiligen met Hem zullen regeren, zal de troon van David in Jeruzalem zijn (Lukas 1:32).

Wij kunnen daarbij zijn nadat de geprofeteerde laatste trompet klinkt en Christus als Koning der koningen terugkeert. “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden” (1 Korinthe 15:51-52). Wanneer die laatste trompet [of bazuin] door de lucht schalt en een grote aardbeving de hele aarde tot op haar fundamenten doet schudden (Openbaring 11:13-15; 16:18), zullen de getrouwe heiligen in Christus ongetwijfeld een bijzondere vreugde ervaren als zij opstijgen om Christus in de lucht tegemoet te gaan (1 Thessalonicenzen 4:13-18). Vervolgens zullen zij dan met Hem neerdalen op de Olijfberg (Handelingen 1:11-12; Zacharia 14:3-4) en beginnen met de taak een opstandige wereld vrede te brengen.

Onder het gezag van Jezus Christus kunnen velen van ons koning David van Israël assisteren, de man naar Gods hart, die zal worden opgewekt en zijn vroegere taak van het leiden van de twaalf stammen of naties van Israël zal terugkrijgen (Jeremia 30:9; Ezechiël 37:24). We zullen Mozes leren kennen en Abraham, Isaac en Jakob, evenals alle andere trouwe heiligen en dienstknechten van God van alle generaties. Want dan zullen we waarlijk uit God geboren zijn  – geboren, door de opstanding, in het Koninkrijk van het Gezin van God.

Gods heiligen – degenen die hebben overwonnen – zullen de gelegenheid krijgen om onder het leiderschap van Christus op te treden tegen de tirannen die de mensheid op de rand van vernietiging zullen hebben gebracht: “Laten Zijn gunstelingen om die eer opspringen van vreugde, laten zij vrolijk zingen op hun slaapplaatsen. Gods lofzangen klinken uit hun mond, een tweesnijdend zwaard is in hun hand, om wraak te oefenen over de heidenvolken, bestraffingen over de natiën, om hun koningen te binden met ketenen en hun aanzienlijken met ijzeren boeien, om het beschreven recht aan hen te voltrekken. Dát zal de glorie van al Zijn gunstelingen zijn. Halleluja!” (Psalmen 149:5-9.)

In het Nieuwe Testament werd de apostel Johannes geïnspireerd te schrijven: “Zalig en heilig is hij die deel heeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang” (Openbaring 20:6). De van de Geest vervulde apostelen en de vroege kerk van God begrepen en leerden duidelijk dat het Koninkrijk van God aan het einde van dit tijdperk zou worden opgezet als een letterlijke regering op deze aarde onder Christus en de opgestane heiligen. Deze wonderbaarlijke toekomstige tijd wordt vaak het Millennium genoemd, wat eenvoudig een periode van 1000 jaar betekent.

De bekende historicus Edward Gibbon legde het geloof in het Millennium vast in zijn beroemde geschiedwerk The Decline and Fall of the Roman Empire [In het Nederlands verschenen als: Verval en ondergang van het Romeinse Rijk]. Over de geschiedenis van het vroege christendom schreef Gibbon:

“De oude en populaire doctrine van het Millennium was nauw verbonden met de tweede komst van Christus. Zoals de werken van de schepping in zes dagen werden voltooid, werd hun duur in hun huidige staat, volgens een traditie die werd toegeschreven aan de profeet Elia, vastgesteld op zesduizend jaar [vgl. Ps. 90:4; 2 Petr. 3:8]. Volgens dezelfde analogie werd afgeleid dat deze lange periode van werken en conflicten, die nu bijna was verstreken, zou worden gevolgd door een vreugdevolle Sabbat van duizend jaar [vgl. Hebr. 3-4; Openb. 20:6]; en dat Christus, met de triomferende verzameling van de heiligen en de uitverkorenen die aan de dood waren ontkomen, of die wonderbaarlijk waren herleefd, zou regeren op aarde tot de tijd die was vastgesteld voor de laatste en algemene opstanding” (p. 403).

De mens heeft 6.000 jaar de tijd gekregen om de les te leren dat hij, zonder God, totaal niet in staat is zichzelf te besturen. De profeet Jeremia wijst erop “… dat het niet aan de mens is zijn weg, dat het niet aan een man is zijn gang te bepalen en zijn voetstappen te richten” (Jeremia 10:23).

George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten, drukte hetzelfde gevoel uit in een brief gedateerd 31 oktober 1786: “De mensheid is, wanneer overgelaten aan zichzelf, ongeschikt zichzelf te regeren” (Columbia Dictionary of Quotations, 1993). De verschrikkelijke crises aan het einde van dit tijdperk zullen de mensheid ten slotte op de rand van totale zelfvernietiging brengen. Alleen dan zullen de mensen de absolute zinloosheid van zelfbestuur inzien en nederig genoeg zijn Gods absolute regering over hun leven te zoeken. Dan zal God ingrijpen.

Geboren in Gods Koninkrijk

Het Koninkrijk van God zal over de volken van de aarde regeren. Maar deze sterfelijke onderdanen zullen niet in het Koninkrijk zijn – zij worden er alleen door geregeerd. Wie zal dan in het Koninkrijk zijn? Kunt u er deel van gaan uitmaken?

Toen Jezus sprak met de Farizeeër Nicodemus, die ’s nachts in het geheim naar Hem toe was gekomen, kwam Jezus direct ter zake: “… Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien” (Johannes 3:3). Vervolgens verklaarde Hij: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest” (v. 6), dat wil zeggen, is samengesteld uit geest. Tenzij wij in onsterfelijke geestelijke wezens zijn veranderd, zoals 1 Korinthe 15 onze toekomstige opstanding omschrijft, zijn wij nog niet wedergeboren. Vers 50 van datzelfde hoofdstuk verzekert ons “… dat vlees en bloed het Koninkrijk van God niet kunnen beërven …” Maar gaan vlees en bloed de kerk binnen? Ja! Daarom kan de kerk niet Gods Koninkrijk zijn. Om in het Koninkrijk te zijn moeten we eerst uit God geboren worden als letterlijke kinderen in het Gezin van God.

Van de hele fysieke schepping van God heeft alleen de mens een geweten en kan alleen hij tot de kennis van het verschil tussen goed en kwaad komen. Dit is wat de Bijbel “… de geest van de mens …” noemt (1 Korinthe 2:11).

Deze voorziet de fysieke hersenen van intellect – waardoor ons wonderbaarlijke verstand wordt geschapen, dat zo ongelooflijk superieur is aan dat van welk ander fysiek schepsel dan ook. Gods heilige Geest voegt zich bij deze menselijke geest bij bekering (Romeinen 8:16).

De heersende stroming van het christendom verwart de wedergeboorte met bekering. Er is in deze publicatie niet genoeg plaats om gedetailleerd te bewijzen wat Gods Woord openbaart over wedergeboren worden. We moeten het hier echter kort noemen omdat het van directe invloed is op het begrip van wat Gods Koninkrijk werkelijk is.

De aanvankelijke bekering is slechts het begin van geestelijk leven – precies zoals de conceptie het begin is van het fysieke leven. Maar dat is geen geboorte. De geboorte vindt plaats na een periode van groei in de baarmoeder. De geestelijke geboorte vindt plaats na een periode van geestelijke groei gedurende dit fysieke leven. Het is een verbazingwekkend proces. Bij de bekering – onze geestelijke conceptie – krijgen wij, door de tegenwoordigheid van de heilige Geest, “… deel … aan de Goddelijke natuur …” (2 Petrus 1:4), de natuur van God. Naarmate wij geestelijk groeien en overwinnen plaatst God meer en meer van Zijn goddelijke natuur in ons. Uiteindelijk zijn wij gereed om volledig te worden geboren uit God bij de opstanding.

Jezus is “… de Eerstgeborene … onder vele broeders” (Romeinen 8:29), de Eerstgeborene binnen een groot gezin. Als onze Verlosser, oudste Broeder en Hogepriester brengt Hij “… veel kinderen tot heerlijkheid …” (Hebreeën 2:10). Bij de opstanding zullen zij die Jezus Christus waarlijk als Heer en Verlosser hebben aangenomen zeker delen in de heerlijkheid van God. Zij zullen “… kinderen van de opstanding …” worden net als Jezus (Lukas 20:36). Want Jezus zelf werd uit de opstanding geboren en wordt tweemaal “… de Eerstgeborene uit de doden …” genoemd (Kolossenzen 1:18, Openbaring 1:5). Natuurlijk zullen wij, als jongere leden van het Gezin van God, altijd onderdanig zijn aan de Vader en Christus in totale liefde en gehoorzaamheid, zoals we met een leven van gehoorzaamheid, dienstvaardigheid en overwinnen aan God hebben getoond.

Het authentieke christendom – het Bijbelse christendom – leert dat het Koninkrijk van God aan het einde van dit tijdperk als een letterlijke regering op deze aarde zal worden opgezet. Daarin zullen de huidige ware christenen dienen onder Jezus Christus en eindelijk echte wereldvrede brengen. Dit is inderdaad zeer goed nieuws. Het Koninkrijk van God is het regerende Gezin van God, dat wij bij de toekomstige opstanding uit de doden kunnen binnengaan. Het ware evangelie is verbazingwekkend.


Hoofdstuk 3 - De enige Naam die ons daar kan brengen

Om werkelijk te slagen moet iemand allereerst een doel of doelstelling hebben. God heeft christenen het meest opmerkelijke doel gegeven dat er is: eeuwig leven in het Koninkrijk van God. De volgende stap is te worden onderwezen in de wijze waarop dit doel is te bereiken. Hoe kunnen Gods heiligen Zijn Koninkrijk binnengaan? Wat zegt de Bijbel ons over de weg die we moeten gaan? Jezus zei:

“Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. En waar Ik heen ga, weet u, en de weg weet u. Thomas zei tegen Hem: Heere, wij weten niet waar U heen gaat, en hoe kunnen wij de weg weten? Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Johannes 14:1-6).

Later zei de apostel Petrus: “En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden” (Handelingen 4:12). De naam van Jezus Christus is absoluut van het grootste belang. Bedenk dat de vroege apostelen en evangelisten die “… Naam …” predikten samen met de boodschap over het Koninkrijk van God. Wij moeten op hetzelfde gericht zijn. We moeten er echter wel zeker van zijn dat het de ware Christus is over Wie wij spreken.

Velen aanbidden een valse Jezus van wie wordt verondersteld dat Hij de geboden van de Vader heeft afgeschaft. Hij wordt vaak uitgebeeld als een vervrouwelijkte zwakkeling met lang haar en een gekwelde blik in zijn op oneindig staande ogen. Men prijst zijn naam en heeft fijne gevoelens over hem.

Is dat wat er wordt bedoeld met het prediken van de naam van Jezus? Nee! Wij lezen in The Interpreters Dictionary of the Bible onder het trefwoord “NAME”:

“NAAM. In het bijbelse denken is een naam niet slechts een identificatielabel; het is een uitdrukking van de wezenlijke aard van de drager ervan. Iemands naam onthult zijn karakter. …Dit was een opvatting die door de volken van de oude wereld werd gedeeld. Vandaar dat het kennen van de naam van God betekent God te kennen zoals hij zichzelf heeft geopenbaard (Ps. 9:11). De volledige onthulling van zijn natuur en karakter wordt gegeven in Jezus Christus, die zijn naam bekendgemaakt heeft (Joh. 17:6, 26)”.

De naam van Jezus omvat niet alleen wie Hij was en alles wat Hij deed, maar sluit ook alles in wat Hij onderwees en waarvoor Hij stond. Waar stond Jezus in feite voor? Wat is de levenswijze die Hij kwam openbaren?

De wet van het Koninkrijk

Vergeet niet dat een van de vereisten van een koninkrijk een wet of wetboek is op grond waarvan wordt geregeerd. In het Koninkrijk van God zal de hoogste wet bestaan uit de Tien Geboden, de grote geestelijke wet van de Almachtige God. Christus zei tegen de Farizeeën: “De wet en de profeten [het Oude Testament] gaan tot Johannes [de Doper]; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin” (Lukas 16:16, NBG-vertaling).

Maar dit betekent niet dat de boodschap van het Koninkrijk van God de wet en de profeten geheel heeft verdrongen – veeleer heeft ze er volledig uitdrukking aan gegeven. Over het begin van Christus’ optreden schrijft Mattheüs: “En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk” (Mattheüs 4:23). Jezus predikte, zoals we weten, “… het Evangelie van het Koninkrijk ...”

Als wij ons in het Koninkrijk van God dringen, waar dringen we ons dan in en wat moeten dan nastreven om te doen? In de drie volgende hoofdstukken, Mattheüs 5-7, legde Jezus in wat de Bergrede wordt genoemd een volledige levenswijze uit. Jezus’ aansporing aan Zijn volgelingen om de hele, goddelijke bedoeling van de Bijbel ijverig na te volgen is voor veel mensen met een traditionele christelijke achtergrond schokkend. Hij zei: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen” (Mattheüs 5:17).

Het woord vervullen betekent niet tenietdoen – in tegenstelling tot wat u ten onrechte misschien is onderwezen. Jezus verruimde Gods wet en maakte deze groter. Hij liet zien hoe wij die in de geest moeten houden, volgens de bedoeling ervan, evenzeer als naar de letter, waardoor Hij de vereisten van de wet tot iets maakte dat u zowel moet gehoorzamen in uw gedachten (2 Korinthe 10:5) als in uw daden. Jezus leerde bijvoorbeeld dat een ware christen niet alleen moet afzien van moord, maar dat hij zelfs de houding van haat of geweld niet moet koesteren (Mattheüs 5:21-22).

Jezus zei: “U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft” (vv. 27-28). In Jezus’ leer waren de Tien Geboden het fundament van de hele levenswijze die Hij verkondigde. Het was niet alleen maar een gevoelvol geloof in Christus’ persoon waar het om draaide, maar een totale overgave aan Hem, als Heer en Meester, en aan de Vader. In Lukas 6:46 vroeg Jezus: “Waarom noemt u Mij: Heere, Heere, en doet niet wat Ik zeg?” Hij heeft nooit gezegd: Neem mij alstublieft aan. Wilt u Mij niet uw hart geven? In plaats daarvan leerde Christus voortdurend dat wij op God gericht moeten zijn en zei Hij: “… Mijn Vader is meer dan Ik” (Johannes 14:28).

Als iedereen volgens Gods volmaakte wet zou leven, zouden er absoluut geen problemen bestaan. We zouden in een volmaakte maatschappij leven. Zoals het nu is, zijn alle problemen van de mens het resultaat van het breken van wetten. De Bijbel definieert de zonde duidelijk: “… de zonde is de wetteloosheid [“wetsovertreding”, Leidse vertaling]” (1 Johannes 3:4).

Helaas is de mensheid, na bijna 6.000 jaar zelf te hebben beslist welke weg zij zou gaan, nog steeds blind voor deze realiteit. “Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood” (Spreuken 14:12; 16:25). De mens zoekt al eeuwenlang naar vrede en harmonie, maar die hebben zich tot nu toe aan zijn greep onttrokken. “De weg van de vrede kennen zij niet …” (Jesaja 59:8). Bij alle wetgeving van de mens heeft hij nog geen regeringssysteem ontworpen dat los van Gods wet werkt.

James Madison, vader van de Amerikaanse grondwet en vierde president van de Verenigde Staten, besefte deze kwestie maar al te goed: “We hebben de hele toekomst van de Amerikaanse beschaving ingezet, niet op de macht van de regering, verre daarvan. We hebben de toekomst ingezet … op het vermogen van elk en iedereen van ons zichzelf te besturen, zichzelf te onderhouden, volgens de Tien Geboden van God” (Americas Christian Heritage; A Collection of Dates, Events, Decrees, Quotations and Proclamations, Plymouth Rock Foundation).

De wet van God is een hoofdaspect van het evangelie, omdat het waarlijk goed nieuws is – ze geeft begrip van de levenswijze die naar volmaakt, duurzaam geluk, overvloed, vrede en vreugde leidt. Het volk van het oude Israël kreeg die levenswijze uitgelegd door Gods wet. Het bracht hun echter geen blijvend goed omdat zij niet het levende geloof hadden om volgens Gods weg te blijven leven: “Want ook aan ons [christenen van de eerste eeuw] is het Evangelie verkondigd, evenals aan hen [de Israëlieten van de tijd van Mozes]. Maar het gepredikte woord bracht hun geen voordeel, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen die het hoorden” (Hebreeën 4:2). Zij kregen dus ten dele het goede nieuws overgeleverd, maar zij hadden niet het begrip of het geloof het in zich op te nemen.

Tegenwoordig weten we dat de goddelijke vervulling van ons menselijk potentieel bij Jezus Christus berust. Hij wees Zelf de weg. Toen Hij het onderwerp van het Koninkrijk van God introduceerde, zei Hij tot Zijn toehoorders: “… bekeer u en geloof het Evangelie” (Markus 1:15). Wij moeten ons bekeren en geloof hebben. Paulus predikte dezelfde boodschap: “… ik [ben] rondgegaan … en [heb] het Koninkrijk van God gepredikt …” (Handelingen 20:25) en dit doende “… heb [ik] zowel tegenover Joden als Grieken getuigd van de bekering tot God en het geloof in onze Heere Jezus Christus” (vers 21).

Wij moeten naar God gaan om vergeving te vragen. Om door Hem aanvaard te worden moet onze eerste daad zijn ons te bekeren en niet langer Zijn geestelijke wet, samengevat in de Tien Geboden, te overtreden. Zich bekeren betekent diepe spijt hebben – zozeer dat wij ons omkeren en de andere kant opgaan en beginnen Gods wet te gehoorzamen om voor altijd onze levenswijze te veranderen. We moeten ook “… geloof in onze Heere Jezus Christus” (v. 21) hebben – de Koning van het Koninkrijk van God. Dit betekent geloof en aanvaarding van Jezus als onze persoonlijke Verlosser, als onze Hogepriester in de hemel in deze tijd en als onze komende Koning.

Aan het begin van de nieuwtestamentische kerk, op de Pinksterdag, werd de apostel Petrus ertoe geïnspireerd de weg naar behoud voor de mensheid aan te kondigen: “… Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal” (Handelingen 2:38-39). Petrus zei dus dat wij ons moeten bekeren en gedoopt worden voor de vergeving of kwijtschelding van onze zonden.

In Johannes 3:16 zei Jezus: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Na ons oprechte geloof in Jezus Christus en Zijn dood in onze plaats, wordt de doodstraf wegens de overtreding van Gods wet van ons weggenomen. De christen wordt, als hij werkelijk bekeerd is, “… gerechtvaardigd door Zijn bloed …” (Romeinen 5:9). Gerechtvaardigd betekent onschuldig te worden verklaard – onvoorwaardelijke vergeving te ontvangen en kwijtschelding van de verschrikkelijke straf van de eeuwige dood. Ook dit is goed nieuws!

’s Werelds kostbaarste geschenk ontvangen

Wij moeten God diep dankbaar zijn dat ons, door de dood van Zijn Zoon, de zonde kan worden vergeven. Maar bevrijdt onze rechtvaardiging ons nu om weer door te gaan met het schenden van Gods geestelijke wet? Natuurlijk niet. De duidelijke waarheid is dat velen onwillig lijken om te begrijpen dat een echte christen – toen hij zich bekeerde – werkelijk berouw had van het overtreden van Gods wet. Hij is op dat punt een verbond met zijn Schepper aangegaan om te stoppen met zondigen – te stoppen met het overtreden van Gods wet, de Tien Geboden.

Bij de doop sluit de christen, die geloof heeft in de beloofde gift van de heilige Geest, een verbond met God om op te houden met zondigen en zijn geest, zijn wil en zijn leven aan God over te geven zodat de levende Christus hem in staat kan stellen een gehoorzaam leven te leiden – gehoorzaam aan de wet en wil van God. Paulus verklaarde: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20).

Het is door Jezus Christus, die letterlijk Zijn leven in ons leeft, dat wij in staat zijn de Tien Geboden te onderhouden als levenswijze. Houden wij de geboden perfect? Nee. Evenmin doen wij iets anders perfect. Maar wij geven ons over aan Christus om Hem in ons Gods wet te laten houden door de kracht van de heilige Geest – en naar de mate waarin wij ons aan Christus overgeven, zijn wij in staat Gods wet meer volkomen te houden. Ons wordt gezegd voortdurend te groeien “… in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus …” (2 Petrus 3:18). Naarmate wij in ons christelijke leven geestelijk groeien, zullen wij Gods wet met toenemende ijver en geloof onderhouden.

Hoe kunt u werkelijk Gods geestelijke wet gehoorzamen als u ernaar streeft uw Verlosser te imiteren en te volgen? Jezus Christus heeft beloofd u de gift van de heilige Geest te geven. De heilige Geest is de natuur en de liefde van God Zelf. Door ons Zijn Geest te geven verwekt God ons en plaatst Hij Zijn krachtgevende natuur in ons. Door Zijn goddelijke natuur zijn wij in staat geestelijk te groeien. De heilige Geest is de Geest “… van kracht en liefde en bezonnenheid” (2 Timotheüs 1:7).

De apostel Paulus schreef: “En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is” (Romeinen 5:5). Hoe functioneert de liefde van God? Op welke wijze leidt die ons? “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last” (1 Johannes 5:3). Dus de door de Geest ingegeven liefde van God leidt ons rechtstreeks tot het gehoorzamen van de Tien Geboden als levenswijze. Dit is ook goed nieuws. Het is een wezenlijk onderdeel van het evangelie.

Door ons Zijn Geest te geven – Zijn goddelijke natuur – helpt God ons zonde te overwinnen en geestelijk te groeien. God zelf kwalificeert ons voor het eeuwige leven door deze geestelijke bevrijding van zonde en uit de macht van Satan de duivel. Door de heilige Geest verwekt Hij ons in Zijn Gezin. Maar daarmee zijn wij er nog niet. Wij moeten nog altijd ernstig naar het doel jagen alvorens bij de opstanding der doden in Gods Koninkrijk werkelijk te worden geboren (Filippenzen 3:13-14).

Wat een wonderbaarlijk goed nieuws is het door Christus te worden bevrijd van de zonde. “In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid” (Efeziërs 1:13-14). Ja, het is ook goed nieuws onze Vader en onze Verlosser werkelijk te kennen en Gods krachtgevende heilige Geest te ontvangen die ons in staat stelt het leven te leiden dat God ons wil laten leiden. Wat een goed nieuws voor de hele mensheid dat wij de ware vreugde van het behoud kunnen ervaren – de liefde, de gemoedsrust en het diepe besef van zinvolheid die we nooit eerder hebben ervaren.

Het Koninkrijk van God zou niet zo’n schitterende boodschap zijn als wij er op geen enkele manier deel aan zouden kunnen hebben. Maar God zij dank heeft Hij in Zijn grote liefde en barmhartigheid een weg verschaft – de weg – door middel van de dood en het weer opgewekte leven van Zijn geliefde Zoon Jezus Christus. Wat een ontzagwekkend en wonderlijk goed nieuws is dat!

Wat Jezus Christus heeft gedaan, doet en zal doen

Het evangelie omvat Gods hele plan van behoud. Het is een boodschap die draait om wie en wat God is en om het doel dat Hij door de mensheid verwezenlijkt.

De vervulling van dat doel voor ieder van ons persoonlijk berust op onze bereidheid te vertrouwen op Jezus Christus. Het Evangelie openbaart de volmaakte levenswijze die Hij onderwees – die van het leven naar Gods wet zoals uiteengezet in het Oude en Nieuwe Testament, beide geschreven door Zijn inspiratie.

Het evangelie wijst op Jezus’ rol als het Offerlam van God, dat kwam om de zonden weg te nemen van degenen die Hem als hun persoonlijke Verlosser aanvaarden. Het evangelie wijst ons ook op Christus’ huidige rol als Hogepriester in de hemel die voortdurend bij de Vader ten behoeve van ons tussenbeide komt. Het is door de heilige Geest dat Jezus Zijn leven in ons leeft naarmate wij ons aan Hem overgeven. Dit is wat ons kracht geeft Gods geestelijke wet, de Tien Geboden, te gehoorzamen.

Ten slotte richt het evangelie zich hoofdzakelijk op Christus’ toekomstige terugkeer in macht en glorie, als de Almachtige Koning der koningen, om deze wereld en het hele universum te regeren onder het gezag van God de Vader. En samen met Hem zullen voor alle eeuwigheid Zijn opgestane onsterfelijke heiligen regeren. Wat een groots en fantastisch plan wordt er in het evangelie van het Koninkrijk van God geopenbaard!

Behoud door eeuwig leven in het Koninkrijk van God is ons doel. En de ware Jezus Christus is de enige weg om daar te komen: “Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek” (Romeinen 1:16). Christus leerde ons de Weg. Door Hem te aanvaarden en Hem als Heer en Meester te gehoorzamen – wat betekent dat wij Zijn heilige wet, de Tien Geboden, moeten onderhouden – kunnen wij Gods Koninkrijk binnengaan. Wat een goed nieuws dat God in die weg heeft voorzien!

“Wie de Zoon heeft, heeft het leven …”

De apostel Johannes schreef dat zijn evangelieverslag werd geschreven “… opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam” (Johannes 20:31). En in zijn eerste gecanoniseerde brief schreef hij: “Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God” (1 Johannes 5:12-13).

Christus zegt tegen ons allemaal: “… geloof het Evangelie” (Markus 1:15), dat wil zeggen, geloof Zijn boodschap. De boodschap van Gods Woord is consistent. Hoe kan het dan dat één vers zegt: “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden …” (Handelingen 16:31), terwijl een ander vers zegt: “… wilt u tot het leven ingaan, neem dan de geboden in acht.” (Mattheüs 19:17)? Johannes was ook duidelijk over de noodzaak Gods Tien Geboden te onderhouden. In 1 Johannes 3:10 schreef hij: “Hieraan zijn de kinderen van God en de kinderen van de duivel te herkennen. Ieder die de rechtvaardigheid [‘het houden van de wet’ - vgl. Psalmen 119:172] niet doet, is niet uit God …” Johannes vervolgt: “En wie Zijn geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft, namelijk aan de Geest, Die Hij ons gegeven heeft” (1 Johannes 3:24).

Wat is dan het antwoord? Komt het behoud door geloof of door het houden van de geboden – door geloof of door werken? De apostel Jakobus geeft het antwoord: “Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken?” “Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood”. “U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen” (Jakobus 2:14, 17, 19). In dezelfde zin geloven zelfs de demonen dat Jezus de Messias is Die kwam om de mensheid te bevrijden. Maar daardoor worden zij niet gered. Wij moeten de kennis die God ons geeft gebruiken. “Maar wilt u weten, o nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is?” “Ziet u wel dat het geloof samenwerkte met zijn [Abrahams] werken en dat door de werken het geloof volmaakt is geworden?” “U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof” (vv. 20, 22, 24).

Zo zien we dus dat behoud geen kwestie is van geloof of werken – maar van geloof en werken. Een dynamisch levend geloof gaat altijd samen met een actieve gehoorzaamheid aan de wet van God. Hoe past geloof in Jezus en in Zijn boodschap hierin? Het antwoord is eenvoudig: als wij werkelijk geloven waar Jezus voor staat en wat Hij ons zegt, dan zullen wij Hem gehoorzamen. Dit wordt bereikt door Hem en alles wat Hij onderwees te aanvaarden. Na bekering en doop ontvangen wij Gods heilige Geest (Handelingen 2:38),  waardoor de liefde van God “… in onze harten [wordt] uitgestort …” (Romeinen 5:5). En lees wat Johannes schreef: “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen …” (1 Johannes 5:3).

Zoals we hierboven in 1 Johannes 3:24 zagen, is ons in acht nemen of onderhouden van de geboden het bewijs dat Christus in ons leeft door de heilige Geest. Als wij werkelijk Jezus Christus in ons leven aannemen, zal Hij Zijn gehoorzame levenswijze in ons leven naar de mate waarin wij onze oude natuur ter dood brengen en ons aan Hem overgeven. Paulus verklaarde: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20).

Let op de zinsnede “… het geloof in de Zoon van God …” [cursivering in van ons; Petrus Canisius vertaalt “van”: “… het geloof van den Zoon van God …” ; de SV vertaalt “des”, d.i. van de]. Openbaring 14:12 [Statenvert.] toont dat Gods ware kerk “… het geloof van Jezus …” heeft. Wij moeten eerst “… geloof in God,” tonen (Hebreeën 6:1). Maar dat is niet het geloof dat ons behoudt. Wij moeten Jezus’ eigen geloof – waardoor Hij Zijn wonderen verrichtte – in ons laten werken. Dit geloof is de vrucht van Gods heilige Geest (Galaten 5:22). Als we dit geloof oefenen door het onderhouden van de wet, zal het groeien, samen met ons vertrouwen in en op Jezus Christus. Handelen in geloof brengt het geloof tot leven!

Er is hier geen tegenstelling. Levend geloof is actieve gehoorzaamheid – wat geestelijke liefde is. Hoe weten we of we de Zoon hebben? “En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn” (1 Johannes 2:3-5).

Een roeping tot glorie!

Christus stierf om ons met God te verzoenen. Maar daarmee was het niet klaar. En evenmin met wat Christus door ons in dit leven doet. Jezus Christus is bezig “… om u heilig en smetteloos en onberispelijk voor Zich te plaatsen, als u tenminste in het geloof blijft, gefundeerd en vast, en u niet laat afbrengen van de hoop van het Evangelie, dat u gehoord hebt …” (Kolossenzen 1:22-23). Als christenen die overwinnen moeten wij altijd vasthouden aan de hoop van het ware evangelie, het geweldige begrip van onze uiteindelijke bestemming.

Wanneer de laatste trompet klinkt, zullen zij, die hebben overwonnen en dagelijks hebben geleerd te jagen “… naar het doel: de prijs van de roeping van God …” (Filippenzen 3:14), zich voelen opstijgen in de lucht om Christus te ontmoeten. Kunt u zich de opwelling van vreugde en extase voorstellen die de heiligen dan zullen hebben, wetend dat zij vanaf dat moment leden van Gods Gezin zijn? Eindelijk zullen zij alle hindernissen hebben overwonnen om hun uiteindelijke bestemming te bereiken – een bestemming waarvoor wij allen zijn geschapen! Om meer over dit belangrijke onderwerp te weten te komen kunt u ons gratis boekje Uw uiteindelijke bestemming aanvragen.

Als wij ons hemelwaarts bewegen om ons in de lucht bij Christus te voegen, zullen wij beseffen dat wij voor altijd deel uitmaken van het goddelijke niveau van bestaan – als leden van Gods Gezin. Deze dramatische climax in ons menselijke leven inspireerde de apostel Paulus te schrijven: “Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God” (Romeinen 8:18-19).

Wanneer zal het Koninkrijk komen?

Christus zei tegen Zijn discipelen in Mattheüs 24:36: “Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader.” Hij verwees hier naar het tijdstip van Zijn wederkomst om het Koninkrijk van God op aarde op te richten. Hoewel wij echter niet de precieze dag of het uur weten dat Gods Koninkrijk zal worden opgezet, weten wij wel dat het nabij is. Mattheüs 24, Markus 13 en Lukas 21 geven enkele tekenen van de tijd om in de gaten te houden. Jezus zei:

“Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is. En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is. Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen beslist niet voorbijgaan” (Lukas 21:28-33).

In de wereld van vandaag nemen de verschrikkelijke gebeurtenissen hevig toe. In één opzicht is dat goed nieuws, want het betekent dat Gods Koninkrijk naderbij komt. In Mattheüs 24:14 zei Jezus: “En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen.” Nu u dit boekje leest, bent u in contact met degenen die dit evangelie prediken. Ook bewijst het feit dat Christus middenin Mattheüs 24 sprak over “… dit Evangelie …” dat het evangelie inderdaad de profetische gebeurtenissen omvat die aan de komst van Zijn Koninkrijk voorafgaan. Het is goed nieuws omdat God de enige medicijn die werkt zal toedienen aan een koppige, materialistische mensheid: een gedwongen overname van de planeet – een goddelijke staatsgreep.

Veel wereldleiders, vooraanstaande geleerden en andere briljante mensen geloven dat een wereldregering de enige weg is om te voorkomen dat de mensheid zichzelf vernietigt. Maar iedereen weet dat de mensheid dit nooit op een coöperatieve en juiste manier zal kunnen doen. Alleen God kan dit op juiste wijze doen. En, vergis u niet, God zal het doen. Dan zullen vrede en vreugde eindelijk ons deel zijn. Wat een fantastisch goed nieuws!

Dus als u mensen hoort prediken over het schitterende evangelie, moet u er zeker van zijn dat zij niet alleen over de eerste fase van het christelijke leven spreken – de vergeving van onze in het verleden begane zonden door Jezus’ bloed. Het ware evangelie gaat veel verder. Het stijgt ver uit boven wat de meeste mensen begrijpen of kunnen bevatten. Want het ultieme goede nieuws overtreft absoluut alles in zijn bedoelingen en consequenties. Het daagt u uit tot een glorieus leven van actieve dienst in het Koninkrijk van God tijdens Christus’ spoedig komende regering op deze aarde en verder tot het voor alle eeuwigheid dienen in en regeren over het uitgestrekte universum. Dit is het volledige goede nieuws. Dit is het werkelijke evangelie van Jezus Christus!